GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

>

TWEE WERELDEN.

EEN CEDERBOOM VAN DEN LIBANON.

X.

Terwijl Rika alzoo het stadsleven meer en meer werd ingeleid, had haar broeder Kobus den wensch zijns harten verkregen en was geplaatst bij het timmeren.

Vader bad dat eerst anders gewild. Niet omdat Kobus als kruUenjongen moest beginnen, maar wijl er op het dorp eigenlijk geen goede timmerman woonde. Degeen die er was werd bij zijn vakgenooten geacht als een schoenlapper bij de schoenmakers. Er viel trouwens op het dorp weinig bijzonders te timmeren, want er stonden bijna niet dan eenvoudige boerenhuizen, en juist geen grooie, en bovendien timmerden vele bewoners als het noodig was zelf, zoo goed en kwaad het ging. Zoo was dan besloten, dat Kobus bij dezen baas de eerste beginselen van het vak zou leeren, en tevens het bouwkundig teekenen in een dorp dat een uur ver lag, waar een bekwaam teekennaar woonde, die lessen gaf Later zou men dan verder zien.

In 't eerst beviel het Kobus bij den baas uitstekend. Hij had altijd van een vrij leventje en van veel beweging in de open lucht ge'nouden, en die kreeg hij hier naar hartelust. Daarbij kwam dat er niet zoo heel veel te timmeren viel, en er dus veel tijd tot spelen overbleef, al vonden de huisgenooten op de Zandhoeve, dat minder goed. De zoon van den baas — een jongmensch die ook het timmeren leerde — was weldra met Kobus zeer bevriend. In één ding echter verschilden zij. Kobus namelijk was goedhartig en dienstvaardig, maar evenmin als het leeren op school trok hem het werken aan den winkel aan.

Hij was niet lui, maar 't scheen hem onmogelijk zich lang bij zagen of bij krullen verzamelen te bepalen. Hij had zich, zei hij, het timmeren heel anders voorgesteld dan het was. En of grootvader al zei, „ja jongen", dat heb ik ook „moeten doen", Kobus vond het vak al onpleiziger, zijn jonge vakgenoot daarentegen leefde er als 't ware in.

Zoo levendig en vlug als onze vriend was, bij al wat hem beviel, zoo dom en onnoozel was, of scheen hij, in al wat het werk betrot. En dit werd allengs eer erger dan beter naarmate de liefhebberij er afging. Den baas begon het al spoedig te verdrieten, ook wijl zijn zoon dus almee gevaar liep min ijverig te worden. De zoon en de knecht die er was vermaakten zich echter soms kostelijk met Kobus' onnoozelheid.

Op zekeren middag, toen er weer weinig te doen was, zei Kobus jonge makker tot hem: „Kobus, weet je wel wat een cederboom van den Libanon is? " „Neen", zei de jongen kortaf, schoon hij er denkelijk wel eens van gehoord had.

„Nu dan moet je er een gaan bestellen bij den houtkooper, een flink grooten. 't Best is, dat je vraagt of je hem ook mee kunt nemen. We zijn er verlegen om. Je weet nu goed de boodschap ? "

„Ja, een dikke cederboom van den Libanon". Kobus ging op weg zonder een oogenblik over de boodschap na te denken. Men had hem evengoed kunnen opdragen, den heelen Libanon te bestellen.

't Was een goed uur wandelens naar den houtkooper, en onze vriend vond dat heel pleizierig. Ter plaatse aangekomen deed hij zyn boodschap. De houtkooper wist niet wat hij hoorde, liet hem de vreemde bestelling nog eens aanzeggen en was blijkbaar op 't punt boos te worden, wijl men hem voor den gek hield, toen eensklaps de uitdrukking van zijn gezicht geheel veranderde, als begreep hij alles. „Je bent zeker nog niet lang bij 't vak hé". „Neen nog maar een week of wat". „En wordt je door den baas zelf gestuurd ? " „Neen door zijn zoon."

„Je moet zeggen sprak nu de houtkooper met een spotlach", dat het me spijt, maar al mijn cederboomen van den Libanon zijn net uitverkocht. Zoodra de jaagschuit van den Libanon komt zal ik ze sturen. Begrepen? " „Ja, mijnheer".

„Wacht ik zal 't liever opschrijven. Anders komt de boodschap misschien niet goed over. En weet ja wat, jongetje, gebruik in 't vervolg je verstand een beetje beter, als ze je boodschappen geven. „Best mijnheer."

Even weinig nadenkend als zooeven, nam Kobus met het geschrift in zijn zak, de terugweg aan. Hij trof den baas met diens zoon en den knecht in den winkel, en gaf den eerste het briefje over. De man zette groote oogen op, keek toen nog eens het papier, en daarna zeer grimmig Kobus aan, en vroeg: „Wat beduidt dat, jochie ? "

„Dat is van den houtkooper, baas". „Ja, dat zie ik, maar hoe kom je aan die malle boodschap ? "

„Van hem", zei Kobus, op den zoon van den baas wijzende, die achter zijn vader staande gelijk de knecht, den buik vasthield van 't lachen.

De vader keek eens om. Dadelijk begreep hij alles.

„O zoo" sprak hij, „is het in dien tijd? Je kunt wel gaan, " vervolgde hij tot Kobus, „maar pas op dat ja geen ezel tegenkomt. Hij kon je eens voor zijn broer aanzien". Den volgenden dag was Kobus weer op tijd aanwezig, doch heel den dag werd hij geplaagd met zijn onnoozelheid van gisteren, en weldra wist heel het dorp er van. Ds meesten lachten den jongen uit. Doch de schoolmeester die 't ook hoorde zei: „Ik wed dat Kobus veel beter dan de meesten van jelui weet wat een cederboom van den Libanon is. Hij had er volstrekt niet behoeven in te loopen. Maar 't kon hem eenvoudig niet schelen".

Dat laatste was op meer toepasselijk. Alleen in het teekenen betoonde onze vriend veel lust en maakte hij goede vorderingen. Maar met het timmeren ging het treurig. Dejongen deed weinig en nog minder goed. Al was hem honderdmaal gezegd, dat hij bij 't gebruiken vanden beitel niet naar zich toe moest steken, Kobus vergat dat telkens, tot groote schade van zijn kleeren, ja van zijn lichaam. Eu toen nu hij eindelijk eens bij vergissing een klaargemaakt houtenraam had klein gedaagd, werd de baas toorcig en stuurde hem weg met de woorden : „Je moet maar prefester worden, en als dat niet lukt schoenlapper."

Of Kobus ook deze boodschap letterlijk overbracht, weet ik niet, maar wel, dat grootvader, vader noch moeder kans zagen hem professor te laten wor-den, en evenmin lust gevoelden den knaap te laten sfudeeren voor schoenlapper. Vader was boos en zei tot Kobus: „Je hebt zelf niet anders gewild dan timmerman te worden en nu doe je zoo weinig je best: het is schande. Doch de jongen antwoordde alweer dat hij 't zich heel anders had voorgesteld dan het was.

„Ja, ja" zei vader, „zoo gaat het meer; niet om het vak, maar om 't gemak. We zullen nu wat anders ^beproeven, maar dan is ook mijn geduld uit."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 januari 1907

De Heraut | 4 Pagina's

Voor kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 januari 1907

De Heraut | 4 Pagina's