GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE KLEINKINDEREN

IN DEN NACHT.

V.

Geruimen tijd bleven vader en dochter nog in gesprek, doch zonder dat hun helder werd, wat de beste weg zou zijn, dien men had in te slaan. Eindelijk vroeg de oude man:

„Zoudt ge desken, dat het gevaar dadelijk dreigt? "

„Ik geloof het zeker, " antwoordde de moeder; „uit al wat de pastoor zeide, heb ik begrepen, dat de vijand loert, en heel nabij is. Eiken dag kan hij ons overvallen." kan hij ons overvallen."

„Ik moet uw schoonvader er over raadplegen, " sprak de grijsaard, na een poos van ernstig nadenken. „Ik weet wel een weg, maar alleen kan ik dien niet opgaan. Het beste is. Marie, dat ge nu terugkeert. Ik beloof u, op zijn laatst morgen hoort ge van ons, zoo God wil. Hij zij met u, en al schijnt het ook dat ik u ongetroost wegzend, toch kunt ge op mijn hulp rekenen, al ben ik een oud man. Bovenal, vertrouw op God, die machtiger is dan al onze vijanden."

Zoo wandelde de weduwe met een hart vol zorg, den langen weg naar haar dorp terug, telkens gekweld door de vrees, dat er in haar afwezigheid reeds iets mocht zijn voorgevallen als zij duchtte. Doch gelukkig bleek haar bekommernis ijdel. Zij vond op de hoeve de dingen gelijk zij ze verlaten had. Bertrand en zijn vrouw waren aan het werk, en de meisjes spelende op het veld. Want een school was er op het dorp niet. Wel vond men op een uur afstand een kloos terschool, maar daarheen wilde de weduwe haar kinderen natuurlijk niet zenden, die nu van moeder leerden, wat deze hen leeren kon, en verder nu en dan wat onderwijs kregen van een jeugdigen boerenzoon, die met het gezin bevriend was, en voor de studie werd opgeleid.

Heel den verderen dag viel er niets bijzonders voor. Moeder wachtte zich wel, haar dochterfjes door een of andere meedeeling te ontrusten, doch des te meer bad zij den Heere om bewaring, hulp en raad.

't Werd avond; de kinderen gingen ter rust. Doch al was het reeds laat, en al heerschte overal op de hoeve diepe stilte, 't was moeder onmogelijk hun voorbeeld te volgen. Allerlei gedachten en vreezen gingen haar door de ziel en telkens vroeg zij zich af, of niet het gevaar reeds nabij was, voor de deur.

Terwijl zij zoo in stilte nederzat, ongeneigd om ter rust te gaan, meende zij een zacht kloppen aan een venster te hooren. Zij luisterde, doch geloofde het zich verbeeld te hebben. Evenwel na enkele oogenblikken vernam zij het kloppen opnieuw en thans duidelijker dan te voren

Zij ging naar het venster, dat stevig met een gegrendeld luik gesloten was. Haar handen beefden terwijl zij het glasraam opende, en haar stem trilde terwijl zij zacht door despleet van het luik riep:

„Wie is daar? " „Doe even de achterdeur open. Marie, ik ben het."

In eens gevoelde zij zich gerust gesteld. De stem was haar welbekend: 't Was die van haar vader.

Haastig, maar zoo stil mogelijk, ging zij de kamer uit, de schuur in, en ontsloot de deur. Haar vader trad binnen, maar tot haar verrassing gevolgd door een tweeden bezoeker, die niemand anders bleek te zijn dan haar schoonvader.

Zwijgend gingen de beide mannen door de schuur, waarvan de vrouw de deur zorgvuldig weer sloot, naar het huisvertrek, waar zij hen hartelijk verwelkomde.

De mannen die saam meer dan honderdzestig jaren telden, zagen er echter nog vrij krachtig uit, al was hun haar en baard lang vergrijsd. Hun gestalte was ongebogen, hun stap nog krachtig, en wie hen aanzag, zou zeker niet gedacht hebben, dat zij nog de gruwelen der dragonnades onder Lodewijk XIV hadden beleefd, en zij den leeftijd der „zeer sterken'" reeds hadden overschreden.

„Ge ziet dat we woord gehouden hebben, " sprak Marie's vader. „Ge kunt op ons rekenen, " voegde hij er glimlachend bij.

„Dat wist ik, " antwoordde zijn dochter gejaagd; „maar wat drijft u nog zoo laat hierheen ? "

„Beste Marie, " sprak nu de schoonvader, „dat moogt gij nu juist niet weten, evenmin als iemand hier of te Luneray, buiten ons, weten mag dat we hier zijn. Gij moet u nu op den Heere en op ons verlaten, al begrijpt ge misschien niet alles wat we doen, en vooral ons geen uitlegging vragen."

Marie zag hem met bevreemding aan. Doch haar vader zei:

„Zoo is het. Kan men ons hier beluisteren of bespieden ? " „Neen."

't Is gelukkig dat de hoeven hier in Normandië zoo uiteen liggen, " zei de schoonvader. „Ik geloof dat niemand ons in de donkerheid opgemerkt heeft. We zijn zoo ter sluiks hier gekomen. Gelukkig wisten we den weg, ook op de boerderij. Anders zou de waakhond ons zeker verklapt hebben. Maar nu is het geen tijd om lang te praten. Het gevaar dreigt en we hebben besproken wat we doen kunnen. Laat ons nu begaan, en met Gods hulp moge het ons gelukken de lieve kinderen te redden."

CORRESPONDENTIE.

Op een drietal vragen hopen we binnenkort antwoord te geven. In het eerstvolgend numiner echter kan dit zeker nog niet. Intusschen zij nogmaals duidelijkheid van de vragen aanbevolen, o. a. bij het aangeven van plaatsen uit de Schrift.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 september 1907

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 september 1907

De Heraut | 2 Pagina's