GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN TWEEDE DE RUYTER.

VII.

ONDER DE VIJANDEN.

Zich lang op te houden met het maken van toebereidselen lag niet in Wessels aard. Toch, dat begreep hij best, moest er, alvorens iets kon worden uitgevoerd, onderzoek gedaan naar de sterkte van den vijand, zijn stellingen, de stemming die onder de Zweden heerschte, enz.

’t Was een zonnige heldere morgen, die lichtte over de kalme wateren der zee. De Zweedsche vlootvoogd admiraal Sjöblad dacht aan fgeen gevaar. Hij lag in veilige haven en daarbij gedekt door de kanonnen van het sterke Karlsteen. De Denen mochten gerust voor de haven kruisen, ze kwamen er toch niet in I Welgemoed wandelde de bevelhebber zijn schip op en neder.'

Aan den ingang der haven vertoont zich een visschersjol. Daarin zit een jong, krachtig man, die met forschen arm de roeiriemen beweegt, terwijl hij vroolijk een deuntje fluit. Ongehinderd komt hij de haven binnen. In zijn jol staat een mand met prachtige visch.

De jol glijdt voort tot zij bij het Zweedsche wachtschip is.

„Versche visch koopen ? " roept de joUeman in goed Zweedsch, dat wel geschikt is om bij de Zweden, zoo ze hem wantrouwen mochten, alle achterdocht weg te nemen,

„Hoeveel kosten ze? " roept een stem van het wachtschip, „Als je niet te duur bent, kunnen we wat gebruiken."

„Een riksdaler (/2 80) moet ik hebben, " roept de visscher weerom.

„Een riksdaler 1" zegt verbaasd de Zweed. „Scheelt het je in 't hoofd? Dan moet je dommer menschen voor hebben. Maak dat je van bakboord komt, er is niets te verdienen."

„Ook goed, " klinkt heel kalmpjes het antwoord, en vroolijk fluitend roeit de visscher weer verder.

Spoedig is hij nu bij de eigenlijke vloot der Zweden, Hij gaat van schip tot schip en biedt overal zijn waar te koop. Maar het geeft niet veel. Hoe hij zijn visch ook mag roemen, de prijs is veel te hoog. De een zendt hem lachend, de ander met scheldwoorden weg.

De man in de jol bleef onder alles doodbedaard. Slechts gingen zijn oogen met scherpen blik de schepen langs, als wilde hij tellen hoeveel stukken geschut elk vaartuig voerde.

Eindelijk bereikte hij het linieschip Warberg, waarvan de admiraalsvlag wapperde. Op het dek zag men den vlootvoogd Sjöblad die in druk gesprek met kapitein Utfail heen en weer ging. 't Liep over het al of niet mogelijke van een aanval door de Denen.

Eensklaps staat voor de beide heeren de visscher, die een mand met zijn koopwaar in de handen houdt.

Kapitein Utfail wordt boos, dat een visscher hier zoo ongeroepen durft komen.

„Scheer je weg van 't halfdek !" roept hij den koopman toe. „Hier behoor je niet. Ga liever hooren of de kok ook iets van je waar kan gebruiken!"

De visscher, de schrik op 't gezicht, haast zich weg.

„Kapitein, " sprak Sjöblad even daarna, „daar komt me iets in de gedachten. De Denen kruisen voor de haven. Misschien kan die man ons wel iets van hen vertellen. Ge moest hem nog eens laten roepen."

Even daarna stond de visscher weer voor den Zweedschen bevelhebber.

„Weet ge misschien ook hoe sterk de vloot van den vijand is ? " vroeg Sjöblad hem, „en hebt ge ook soms kunnen merken welk plan zij heeft? "

„Ik weet er heel weinig van", was het antwoord, „en dat wil ik u graag vertellen. Ik heb tien groote schepen geteld met heel veel volk er op, ook roodrokken (landssoldaten). Ik heb aan de schepen visch verkocht, en ik merkte uit wat ik hoorde dat zij van plan zijn Stiömstadt aan te vallen."

„o. Zoo, ze denken dus onze vervoerschepen prijs te maken, " sprak de admiraal. Dat klinkt heel anders dan een aanval op Marstrand. Weet gij misschien nog meer? "

„Neen edele heeren, dat is alles. Maar nu moet ik ook weg, want de kok heeft niets van mij gekocht en dat zou een slechte dag worden."

Hij boog nu, en spoedde zich voort. Weldra zagen de heeren hoe de jol door het water gleed en zich snel verwijderde.

Kapitein Uifall keek het vaartuigje een poosje zwijgend na. Toen als uit een droom ontwakend, zei hij:

„Als die man niet zoo goed Zweedsch had gesproken en niet zoo in alles gedaan had als een echte visscher, dan zou ik vermoed hebben.... Maar 't is toch eigenlijk wel wat dwaas erover te spreken."

„Wat bedoelt ge ? " vroeg de bevelhebber hem verwonderd aanziende.

„Wel, de menschen hier vertellen allerlei geschiedenissen van de gewaagde stukken die Tordenskiold de Deen uithaalt. En toen ik dezen visscher eens goed aankeek, dacht ik..."

„Toen dacht ge, dat zal misschien de Deen zelf wezen. Ha, ha! Zet het uit uw hoofd. Ge zijt misschien nog nuchter, kapitein. Kom mee, dan gaan we samen ontbijten 1"

Intusschen roeit de visscher al verder. Op de schepen rondom let hij niet meer. Snel beweegt zijn vaartuigje zich voort, tot hij de stad voorbij is. Nu legt de roeier zijn jol aan den kant vast, bergt zijn riemen en springt aan land. Een mand met visch neemt hij mee.

Blijkbaar wist hij zijn weg. De laatste huizen liet bij ter zijde liggen en zocht een smal pad op, dat al stijgend naar de vesting Karlstebn leid.

Van tijd tot tijd stond onze visscher stil. Trouwens 't was niet gemakkelijk, met een vrij zwaren macd beladen de hoogte op te ^aan. Toch was te betwijfelen of juist vermoeienis hem noopte, nu en dan zijn gang te vertragen. Want telkens als hij stilstond, liet hij de blikken over den omtrek gaan, zag scherp in het rond en in de verte, en 't was als moest hij 't geheel zich in 't geheugen prenten, om het nooit te vergeten.

Eindelijk had hij de vesting bereikt en stond voor de buitenpoort. Hij haalde diep adem. Zou men hem toelaten ? Met zijn vuist gaf hij een slag op de deur.

Een soldaat, een Duitscher in Zweedsche dienst, opende. Zoodra hij bespeurde wie aan de poort stond, wilde hij, een scheldwoord uitend, de deur weder sluiten.

„Je weet immers dat hier geen onbekende burger wordt toegelaten", gromde hij.

Tot antwoord drukte ds visscher den soldaat een geldstuk in de hand.

Aanstonds, zoo meldt de geschiedschrijver, veranderde de soldaat van houding. Hij was niet beter dan zijn makkers, die zich voor geld aan een vreemde macht hadden verkocht. Loon en eten waren hier karigj de dienst onder overste Dankwarth streng. Wou men een glaasje drinken en een pijpje rooken, dan moest men maar zien hoe den schelling er voor te krijgen.

Zoo liet de wachter dan den onbekenden visscher binnen, die immers eenvoudig wat verdienen wilde. Later zou blijken wat gevolgen zijn komst voor de vesting had.

Eenmaal binnen begon de man aanstonds handel te drijven. Heel vlot ging dat niet. Want, weer vroeg hij hooge prijzen als op de schepen en liet niet afdingen. Zoo dwaalde hij van de eene plek naar de andere heel de sterkte rond.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 juni 1909

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 juni 1909

De Heraut | 4 Pagina's