GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uit de artikelenreeks, die Ds. de Geus in de Friesche Kerkbode schrijft over het ambt der geloovigen, nemen we ook ditmaal gaarne een stuk over:

Wat de Heere Christus verricht door het ambt der Ouderlingen zweeft niet boven de Kerk, afgezonderd van de Kerk, zonder levend verband met de Kerk. De geheele Kerk, al de particuliere leden zijn met Christus verbonden, zoowel als de Opzieners, en Christus is niet gedeeld.

Nu ontvangen de Ouderlingen wel hunne ambtelijke bevoegdheid van den Heere Christus, maar ook elk geloovige heeft iets te doen wat ook de Opziener doet, alleen hij doet het als gewoon lid en niet als Opziener, hoewel ook in den naam'des Heeren. Wij willen trachten, dit werk der gewone leden uit Gods Woord nader toe te lichten, temeer daar bet door al te velen zeer tot schade van de Kerk des Heeren wordt vergeten,

In onze Kerken komt het werk der particuliere geloovigen uit op allerlei wijzen. Zij verkiezen de Dienaren des Woords, de Ouderlingen en de Diakenen, hetzij rechtstreeks of door goedkeuring. Zoo was het reeds tijdens de Apostelen. Het blijkt uit de verkiezing van Matthias (Hand. 1:15, 26), in de verkiezing van ouderlingen in Klein-Azie (Hand. 14 : 23), in de verkiezing van de eerste diakenen (Hand. 6 : 5 en 6). Zoo bleef het ook in de oudste en beste Kerken. Toen de Kerk verbasterde, is het volk, zijn de gewone leden achteruit gezet en in de uitoefening van dit deel van hun ambt verhinderd, totdat met de Reformatie het ambt der geloovigen weder in eere kwam.

De gewone leden hebben wat te zeggen in het aannemen van nieuwe leden. Naar Hand. 9 : 26 hebben de Jeruzalemsche leden Paulus eerst ge weerd: ij vreesden hem allen, niet geloevende, dat hij een discipel was." In het huis van Cornelius onderwierp blijkbaar de Apostel Petrus den doop der huisgenooten aan het oordeel der gemeene geloovigen: DKan ook iemand het water weren dat dezen niet gedoopt zouden worden f (Hand. 10 : -47). Daarom worden ook onder ons de namen van hen, die belijdenis wenschen te doen en tot het Avondmaal wenschen toegelaten te worden, bekend gemaakt aan de gemeente, opdat de geloovigen naar hun ambt dit stilzwijgend zouden goedkeuren of hunne bezwaren inbrengen Het is te bejammeren, dat er soms geklaagd wordt over die en die, welke belijdenis doen, terwijl de klagers hun ambt niet uitvo^en om degenen, die zij ongerechtigd achten, te helpen weren. Wie zelf nalatig is, mag den Ouderlingen de schuld niet geven. Hij bewerkt bovendien door zijne nalatigheid de schade der Kerk.

De gewone leden hebben kennis te nemen van wat in andere Kerken, vooral van wat er op het Zendingsveld gebeurt. Toen Paulus en Barnabas van hunne eerste Zendingsreis weer in Antiochië teruggekeerd waren, hebben zij de gemeente vergaderd en •Dverhaalden zij, wat groote dingen Go met hen gedaan had, en dat Hij den Heidenen de deur des geloofs geopend had, < i (Hand. 14 : 27 en op hun reis naar Jeruzalem deden zij in Fenicië in Samaria hetzelfde. (Hand. 15 : 3). Was het de roeping der Apostelen, om de mededeelingen te doen, het was de roeping der geloovigen, om er naar te hooren. Zoo is het nu nog het ambt der geloovigen, om kennis te nemen van wat er op dfen akker des Heeren gebeurt. Medegedeeld wordt het op allerlei manier, in weekblad eo maandschrift. Te kort schiet in de volbrenging zijner ambtelijke roeping de geloovige, die geen kerkelijk blad leest en daardoor niet op de hoogte blijft van wat God de Heere in Zijn Kerk bezig is te doen.

De gewone leden hebben het recht en de roeping, hunne geschillen over de leer te brengen voor de vergaderingen van dienaren des Woords en van Ouderlingen, de Kerken vertegenwoordigende, zooals dit geschied is op het Jeruzalemsche Convent, naar Hand. 15. Als het ambt der geloovigen in deze zaak niet werkt, krijgt men allerlei twist en gekrakeel, die niet te bereiken en daardoor niet te beslechten zijn.

Zoodra het met den Kerkeraad in hetongereede zou zijn, hebben de particuliere geloovigen bovendien macht om met andere Kerken in correspondentie te treden tot allerlei doeleinden. Daarover willen wij echter thans niet spreken.

Behalve wat de regeering der Kerk aangaat, hebben de gewone geloovigen ook ten aanzien van de tucht een roeping.

In de eerste plaats hebben zij te vermanen, naar luid Aan het woord des Heeren: > Indien uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga heen en bestraf hem tusschen u en hem alleen" (Mat. i8:15) Hiermede wordt een hoogst teeder deel van der geloovigen ambt door den Heere Christus aangewezen. Op bevel des Heeren moet de beleedigde broeder gaan tot den schuldige; niet gedreven door wraakzucht, maar krachtens Goddelijke opdracht, d.i. krachtens zijn ambt. Hij heeft de zaak te behandelen zonder dat iemand erbij is, Hij moet niet wachten tot de schuldige bij hem komt; dat mocht te lang duren; hij moest als een gezalide in den naam en in de gemeenschap van Christus den schuldige niet in het verderf willen storten, maar hem willen behouden, gelijk Christus gekomen is om te zoeken en zalig te maken wat verloren is.

Hier is een roeping voor de geloovigen niet alleen in geval van persoonlijke beleediging, maar ook in andere gevallen. Bij de uitdrukking - utegen U gezondigd heeft" in Mat. 18: i j teekenen onze kantteekenaars het volgende aan: vdat is, u eenigen aanstoot geeft, hetzij dat hij u zelf verongelijkt, of anderszins tegen God of den naaste misdoet met uwe kermis, zonder dat zulks openbaar is: want openbare zonden moeten open baarlijk bestraft worden". In denzelfden zin verklaart Calvijn. Ja, wij zouden nog wat verder willen gaan, en het niet beperken tot wat niet openbaar is. Tegen u wordt gezondigd telkens als gij uwen broeder ziet zondigen tegen God of zijnen naaste, in 't verborgen of in 't openbaar. Dan is 't uw roeping, uw ambt, dien schuldigen broeder te vermanen iitusschen u en hem alleen". Ook bij openbare zonden mag het ambt der geloovigen niet uitgeschakeld worden. Het is niet goed, dat de geloovigen, wanneer door een broeder openbaar gezondigd wordt, zeggen: sdaarin moeten de ouderlingen maar optreden". De geloovigen mogen nooit jegens hun broeder onverschillig zijn. Onverschilligheid hoort bij Kaïn thuis, die schreeuwde : Ben ik mijns broeders hoeder ? Bovendien is wat openbaar genoemd moet worden, nog niet dadelijk ter kennis van de Opzieners. Het kan wezen, dat het gerucht van de booze daad de Kerkeraadskamer voorbij waait, maar er niet inkomt. Zonder de werking van het ambt der geloovigen kunnen, vooral in een eenigszins groote gemeente, allerlei zonden ongestoord voortwoekeren, en eerst, als er geen helpen meer aan is, komen ter oore van de Opzieners.

In onzen Catechismus wordt in de onderwijzing , aangaande de werking van dtn Christel^ken Ban de uitoefening van het ambt der geloovigen ondersteld. De 85ste vraag luidt:

Hoe wordt het hemelrijk toegesloten en ontsloten door den Christelijken ban ?

En het antwoord:

Alzoo, als, volgens het bevel van Christus, degenen, die onder den Christelijken naam onchristelijke leer of leven voeren, nadat zij, ettelijke malen broederlijk vermaand zijnde, van hunne dwalingen of hun schadelijk leven niet willen aflaten, der gemeente of dengenen die van de gemeente daartoe verordineerd zijn, aangebracht worden.

Eerst zijn er broederlijke vermaningen; daarna de aanklacht bij den Kerkeraadi daarna treedt het Opzienersambt^in werking. Zoo is de voorstelling van onzen Catechismus, die de werking van het ambt der geloovigen wel terdege als een integreerend deel van de tuchthandeling noemt.

Zelfs 'als de Opzieners een zondaar onder hunne behandeling hebben, blijft de roeping der gewone leden nog van kracht en mogen de vermaningen naar het ambt der geloovigen nog niet ophouden. Bij den eersten trap der censure wordt dat ambt zelfs officieel opgeroepen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 juni 1909

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 juni 1909

De Heraut | 4 Pagina's