GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Groninger Kerkbode schrijft Wilhelmus, die over een welversneden pen beschikt, over de „kunst van het geven". Zijn „Groninger brief", die wel niet uit Groningen zelf afkomstig is, nemen we in zijn geheel over:

Amice frater.

De eerste week van het nieuwe jaar is bijna al weer verstreken. Zoo gaat dan ook het jaar 1910 als een schaduw heen! We staan nu nog aan zijn begin en het lijkt wel heel wat, zoo'n 52 weken, maar het is slechts schijn.

Toonen we dit te verstaan, door verdubbelde inspanning van onze beste krachten, op welk terrein des levens ons ook een plaats ter bearbeiding werd aangewezen.

Ik heb vroeger van zeer nabij een dominé gekend, die na een avond waarop een onzer meest gevierde kanselredenaars in die gemeente was opgetreden, tot mij zei: kon ik zoo toch eens preeken! Die verzuchting kon ik verstaan, maar ik herinnerde hsm aan de gelijkenis van de talenten, waaruit bleek, dat de hoofdvraag was, niet welk talent we ontvingen, maar veel meer, welke winste wededen met het talent, waarmee we arbeiden moesten. Ik geloof, dat onder ons dit te weinig wordt beseft. De man van het kapitaal verheft zich zoo licht op zijn geldmacht, op het aanzien, dat hem die macht verschaft. De geleerde verhoovaardigt zich op zijn weten, op zijn scherp verstand, waardoor hij de resultaten van de wetenschap verrijken kan. Hij die invloed en positie heeft, beeldt zich zoo licht in, dat hem dit alles rechtmatig toekomt. IJdele waan bij die allen, wanneer zij niet diep overtuigd zijn, dat hierdoor ook een grootere verantwoordelijkheid op hen. gelegd is, dat zij minder zijn in het oog des Heeren dan die kleine, wanneer ze van het grootere kapitaal ook niet meerdere rente kweeken, dan zij, die het minder deel ontvingen. Voor alle tijden blijft met gulden letteren het woord des Heilands geschreven, dat de arme weduwe met haar penningske meer deed dan de rijken met hun schatten. Zoo is het op stofifelijk gebied en niet anders ook op geestelijk terrein. Hoe grooter het bezit, hoe hooger de verantwoordelijkheid. Er is in het leven velerlei ellende van stofïelijken en geestelijken aard. Ook in de gemeente des Heeren! Wie helpen kan en niet helpt, staat schuldig. We begrijpen dit heel best, wanneer bijvoorb. iemand te water ligt en zij, die helpen konden, eenvoudig zouden voorbijgaan om den drenkeling met den dood te laten spartelen, zich niet om hem bekom meren. Zelfs is dit een strafbaar feit, waaruit wel blijkt, dat diep in ons rechtsbewustzijn de OTertuiging wortelt dat hij, die belpen kan en niet helpt, zich vergrijpt aan zijn naaste.. God lief te hebben boven al en als gevolg daarvan ook onze naaste als ons zelf, daarin is de hoofdsom der goddelijke wet voor ons begrepen. Wanneer die eisch als goddelijke v/et meer vat op ons had, hoeveel rijker zou daardoor niet ons eigen leven en ook dat onzer medemenschen worden. Hoe zou er ook niet in deze dagen van velerlei werkeloosheid en armoede een vriendelijke zonnestraal vallen op het levenspad van zoo menigen tobber, die nu met wrevel in het hart de maatschappij de schuld geeft van al z'n ellende. Toch moeten we ook dankbaar zijn voor het ve'e goede, dat we nog mogen opmerken. Zoo las ik dezer dagen ergens, dat de Gereformee'de Kerken te Amsterdam een tekort voor de kas over het jaar 1909 vreesden van ƒ5800 en zie, er wordt in de Kerk gecollecteerd tot een bedrag van over de ƒ 6600, Niet door lijsten te presenteeren, maar door het zakje voor te houden. Dit acht ik het juiste vragen! Ia Groningerland en veelal ook elders, heeft men de gewoonte, wanneer Kerk of armen tekort komen, met een lijst rond te gaan. De broeders en zusters teekenen daarop hun namen met vermelding van het dedrag, dat ze beschikbaar hebben gesteld. Met een paar dagen weet het halve dorp, dat boer A. weer flink uit den hoek kwam. Toch een fldeele kerel! Hij kan nog wel wat missen! Zijn weldaden worden op het aanplakbord vermeld! Boer B, echter, zoo'n knijpert, zoo'n gierigaard, zoo'n duitendief, die het toch ook maar wat best kan doen, heeft maar voor een klein sommetje geteekend! Is dit nu de Christelijke liefdadigheid, voortgekomen niet om menschen te behagen, om zelf gevleid te worden, maar uit de waarachtige broederlijke liefde? Laat uwe weldaden niet voor u uit-trompetten op de straten! De rechterhand en de linkerhand behooren het zelfs van elkaar niet te weten, wat ze doen, om een Christenplicht te vervullen. Ik herinner me nog heel goed, dat vroeger in meer dan ééne gemeente in Groningen de gewoonte was, vooral bij gelegenheid van Nieuwjaar dergelijke lijsten te doen rondgaan. De rijkere gevers hadden dan niet alleen het genot van de lijst, maar ze waren meteen van het lastige »Nieuwjaarsloopen'' af. Zoo sneed dat mes van beide kanten. Och het menschonhart is zoo arglistig! Ons ik, zoo las de heer Troelstra onlangs in de Tweede Kamer een uitlating van Dr, Kuyper uit het werk van den Heiligen Geest voor, is zoo doodelijk sluw!

Indien ik iets in de gemeente te zeggen had, waar het altijd met lijsten moest gaan, om wat geld los te krijgen, zou ik wel eens de proef willen nemen, of het niet even goed of zelfs beter zou gaan, wanneer men het deed opz'nAmsterdamsch. Ging het niet, dan zou 'hier een thermometer zijn, die een bedenkelijken graad van koude en gevoelloosheid, van beginselloosheid aanwees. Een paar jaar geleden, denk ik, was ik ook ergens in een Groninger gemeente, zoo ongeveer in deze dagen, toen in het huis, waar ik me ophield, ook een paar Diakenen kwamen binnenvallen, om te trachten op die manier door huisbezoek in den nood te voorzien. Van den ijver dier ambtsbroeders legt dat natuurlijk een gunstig getuigenis af, maar het is niet de manier. In het bevestigingsformulier wordt hun, meen ik, dan ook niet een dergelijke taak opgelegd. Voor de eer onzer Gereformeerde Kerken geloof ik, dat het even goed anders kan. Men moet de gemeente ook een verkeerde gewoonten doen aannemen. Het is dan later natuurlijk lastig, die er weer uit te krijgen.

Ik hoor wel eens. dat er een papiertje van f ro in het collecte zakje wordt gevonden! sTer navolging", wordt dit dan vermeld. Dit is m, i, heelemaal een verkeerde manier van doen! De broeders en zusters, die er wat fortuinlijk bijzitten, moeten het heelemaal niet als iets bijzonders beschouwen, dat aparte vermelding behoeft, wanneer ze van hun overvloed voor Kerk en armen wat meer dan een dubbeltje of kwartje afzonderen. Ze moeten geven naar dat ze zelf ontvingen. Gelijk ik reeds zei, ze .moeten overeenkomstig de gelijkenis van de talenten handelen. Voor vele gemeenten zou de salariskwestie ten opzichte van den predikant finaal zijn opgelost, geen arme broeder zou meer in de ellende verkeeren, wanneer dit werd volbracht.

Geven is een heilige kunst, die ook geleerd moet worden, maar die m, i. meer afgeleerd dan aangeleerd wordt, wanneer in het kerkgebouw de beste plaatsen aan de hoogst biedenden worden verpacht, in den nood der armen door collectenlijsten moet worden voorzien en van elke kleine gift speciale melding wordt gemaakt. Ge moet er maar eens over denken, en ik vertrouw, dat ge het wel met me eens zijt, dat ik zoover de plank nog niet mis "ben. Misschien, kan ik de volgende week persoonlijk in Groningerland wel eens van u vernemen, hoe gij er over denkt!

Met vriendschappelijke groetenissen en heilbeden, als steeds

Uw toegenegen

WILHELMUS,

Wilhelmus heeft hier terecht den vinger gelegd op een wondeplek in ons kerkelijk leven.

Alle barmhartigheid, waarin menschelijke ijdelheid zich mengt, heeft haar loon weg bij God.

Moge de Kerk daarom wel toezien, dat ze toch op geenerlei wijze die ijdelheid in de hand werkt.

Wilhelmus heeft yolkonaen gelijk. Dat afzonderlijk vermelden van den kansel van elke extragave, dat rondgaan met lijsten, waarop met naam en toenaam vermeld wordt, wat men voor de armen gegeven heeft, is speculeeren op da menschelijke ijdelheid.

Laat de rechterhand niet weten wat de linkerhand doet, dat is de regel, dien Christus heeft gegeven en die ook door zijn Kerk moet gehandhaafd worden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 januari 1910

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 januari 1910

De Heraut | 4 Pagina's