GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Met dankbaarheid mag

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Met dankbaarheid mag

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 21 Januari 1910,

Met dankbaarheid mag vermeld, dat het niet onbelangrijk tekort van ƒ 6000, waarvoor de Gereformeerde Kerk te Amsterdam stond, thans reeds is aangezuiverd en er zelfs nog een overschot van ƒ 300 aan extragaven is ingekomen.

Ongetwijfeld blijktdaarult, dat de gemeente het geven nog niet verleerd is, en zoodra de nood nijpt, de offervaardigheid weer stijgt. En al voegt, waar het hier het afdoen eener schuld betrof, zeker geen ijdele roem, toch is het verblijdend, dat de gemeente zoo spoedig en afdoende voor dekking van het tekort heeft gezorgd.

Alleen vergete men niet, dat hiermede het kwaad zelf niet verholpen is. Het tekort ontstond hoofdzakelijk doordat de vaste bijdragen en de gewone collecten waren achteruitgegaan. Gezond wordt de toestand eerst, wanneer de regelmatige inkomsten weer stijgen. Niet een buitengewone krachtsinspanning voor een enkel maal, maar de geregelde toevloeiing der gaven is een teeken, dat het kerkelijk leven gezond is.

Een trouw lezer maakt er terecht captie op, dat onder de ofificieele berichten in ons blad onlangs de mededeeling stond, dat een onzer Kerken in hare godsdienstoefening haar S'^ jarig bestaan herdacht had.

Nu is onze redactie niet aansprakelijk voor dergelijke officieele mededeelingen, die haar door Kerken worden toegezonden. Maar v? el is de opmerking volkomen juist, dat zulk een wijze van uitdrukking, al is ze niet zoo verkeerd bedoeld, toch metterdaad een verkeerden indruk naar buiten geven moet en daarom niet ongemerkt voorbijgegaan mag.

Onze vaderen hebben zelfs bij de Reformatie in de i6i eeuw steeds stipt de uitdrukking vermeden, dat de Gereformeerde kerken toen gesticht of ontstaan zijn. De Roomschen spraken wel van een nieuwe kerk, maar onze vaderen hielden staande, dat de Christelijke kerk, waartoe ze behoorden, de wettige voortzetting was van de aloude Christelijke kerk in ons land. De Reformatie had geen nieuwe kerk gesticht, maar de reeds eeuwen bestaande kerk tot reformatie gebracht. Sams spraken ze zelfs, om dit zeer scherp te doen uitkomen, van de Gereformeerde Katholieke kerk.

En zoo is ook in de voorgaande eeuw noch bij de Separatie noch bij de Doleantie een nieuwe kerk ontstaan of gesticht. De vaderen der afscheiding hebben het meermalen uitgesproken, dat ze niets anders v/ildea zijn dan de historische continuatie van de aloude Gereformeerde kerken in ons vaderland. En de leiders der Doleantie hebben dit beginsel zeker niet minder beslist gehandhaafd. We zijn niet eennieuwe secte, die pas in de vorige eeuw ontstaan is, maar we zijn de wettige voortzetting van de kerk onzer vaderen.

Men doet daarom aan ons historisch recht tekort, wanneer men zegt, dat onze kerken pas een halve eeuw lang bestaan hebben. Door zulke uitdrukkingen te gebruiken, geeft men feitelijk, al is het zoo niet bedoeld, onzen tegenstanders gelijk. Daarom dienen onze kerken zich voor zulke or juiste uitdrukkingen te wachten. Ze zijn onwaar en geven tot allerlei misverstand aanleiding. Onze kerken zijn niet pas ontstaan in 1834 of 1886; zelfs dagteekent haar ontstaan niet uit de 16: eeuw; ze zijn zoo oud ais de Christelijke kerk in ons vaderland is.

In het Tijdschrift De Beweging klaagt Albert Verwey over het opgroeiend geslacht:

„Wij, die den groei van ons volk en van meer dan een geslacht van jongeren, met wachtende oogen gevolgd hebben, wij die slag op slag zijn teleurgesteld door een jsugd die niets kan, niets begeert, niets gelooft, niets waagt en aanduift, wij die de sport en daarin zelden het ideaal van ds schoonheid, wij die de krachten daarin weipig anders dan de dierlijkheid, wij die de volharding en daarin nauwelijks meer dan de winzucht en de ijdelheid hebben waargenomen, wij die overal om ons heen, en op dit oogenblik meer dan ooit, den Izffen lagen tijd sterker zagen dan alle edele voornemens, wij wenschen door geen nieuwe jeugd meer betaald te worden met nieuwe woorden, wij wenschen de daad, de stilzwijgende daad."

Er ligt in die klacht iets, dat ontroert.

Het geslacht, dat op onze openbare school is opgegroeid, wordt hier waarlijk niet met te donkere kleuren geteekend.

Toch zal het Verwey niet baten, wanneer hij na de vele woorden, van een nieuw komend geslacht eindelijk de stilzwijgende daad verwacht.

Voor een daad is een nieuwe energie, een nieuwe levensgeest noodig.

En een jeugd, die „"iets gelooft", heeft ook geen energie, die tot edeler daad prikkelen kan.

De Gereformeerde Bond tot verbreiding en verdediging van de waarheid in de Nederlandsche Hervorrnde Kerk geeft een eigen orgaan uit. De Waarheidsvriend, waar­ v uit alletigs duidelijker wordt, welk stand­ s punt deze nieuwe Bond inneemt.

Zoo wordt in het jongste nummer een recensie besproken, die Ds, van Andel van Bsarn gaf van de brochure van Dr, Kromsigt „De Confessioneele Richting", Ds, van Andel had daarin gevraagd:

„De vraag is nu maar of het voldoende is tegen „zonde" te getuigen en verder er zich lijdelijk in te schikken. Hebben ambtsdragers genoeg gedaan, als zij „het kwade", dat niet s naar Gods Woord, niet helpen bestendigen, maar op reformatie „blijven aandringen" - of zijn zij door hun ambt van Godswege verlicht, de reformatie ter hand te nemen? "

De Waarheidsvriend antwoordde daarop het volgende:

Ziedaar nu het verschilpunt tusschen de mannen uit de Gereformeerde Kerken en ons.

Wij antwoorden op de vraag van Ds. van Andel volmondig: JA!

Dan hebben we genoeg gedaan als we „tegen de zonde getuigen", als we spreken naar 't Woord, als we protesteeren en blijven protesteeren, als we „op reformatie blijven aandringen" enz.

Israels profeten hebben nooit anders en nooit meer gedaan,

Christus zelf heeft Zijn discipelen nooit anders geleerd.

En als de ambtsdragers in onze Herv, Kerk, die de waarheid mogen liefhebben, door Gods genade in dezen getrouw mogen worden gsmaakt, meer en meer, dan gelooven wij overigens, te midden van onze woelige dagen, waarin men zoo gaarne naar Egypte en naar Assyrië om hulpe gaat, wat de Heere ia Jes. 30 tot Zjn volk zeide: „want Egypte zal ijdeujk en te vergeefs helpen: daarom heb Ik hieiover ge roepen: stilzitten zal hun sterkte zijn!’

Wie méér wil doen; wie zélf de reformatie ter hand neemt, doet te véél en zal ze ter bestemder tijd toch weer uit de hand geslagen zien.

„Tegen de zonde getuigen" en „op reformatie blijven aandringen", dat is de weg. Ea dat is juist het omgekeerde dan zich „lijdelijk te schikken."

Indien dit metterdaad het verschilpunt is, mogen we dan aan de redactie de volgende vraag stellen.

Is het waar, dat Israels profeten nooit anders en nooit meer hebben gedaan dan „getuigen", maar de reformatie der Kerk niet zelf hebben ter hand hebben genomen ?

Heeft Elia niet anders gedaan dan „getuigd"; heeft hij op Karmel de Baalspriestsrs niet geslacht.?

Is het waar, dat Christus zelf zijn discipelen nooit ande s geleerd heeft.' Heeft Christus zelf alleen getuigd en niet de koop lieden uit den tempel verdreven.' Hebben de Apostelen niet gebroken met de synagogen, wanneer deze Gods Woord verwierpen en daartegenover een zelfstandige Christelijke gemeente gesticht.? Hebben de Apostelen alleen „getuigd" tegen de insluipende ketterijen, en hebben ze niet gelast een ketterschen mensch af te snijden?

Gelooft De Waarheidsvriend werkelijk, dat wanneer de profeten van Israel, Christus of de Apostelen in de Hervormde Kerk kwamen, ze alleen „getuigen" zouden tegen het modernisme, socialisme en voorts zouden roepen: in stilzitten zal uw sterkte zijn?

En eindelijk. De Waarheidsvriend acht het wel roeping om op „reformatie der Kerk" aan te dringen; dat is zelfs volgens hem de weg. Uitnemend, maar bij wie moet ik dan op „reformatie der Kerk" aandringen.? Alleen bij het volk, de gemeente, maar niet bij de ambtsdragers.' En hoe kan ik „op reformatie aandringen" en tegelijk verklaren: ge moogt de reformatie niet ter hand nemen? Is dat niet tegelijk/« en neen zeggen?

Zou De Waarheidsvriend ons over dit punt niet eenig meerder licht kunnen doen opgaan ?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 januari 1910

De Heraut | 6 Pagina's

Met dankbaarheid mag

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 januari 1910

De Heraut | 6 Pagina's