GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het geestelijk belang van ons volk,

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het geestelijk belang van ons volk,

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het geestelijk belang van ons volk, dat bij de opheffing van Artikel 171 betrokken is, weegt voor ons veel zwaarder dan de finantieele bate, die daaruit voor onze Kerken zou kunnen voortvloeien. Zelfs zouden we het betreuren, wanneer de actie tegen Art. 171 zoo werd vastgekoppeld aan dit laatste motief, dat daardoor naar buiten de schijn werd gegeven, als ware het onze p erken bij dit protest alleen te doen om s aar eigen geldelijk belang. Zal de strijd t egen Art. 171 met vrucht worden aan­ m ebonden, dan dient dit in de eerste en d voornaamste plaats te geschieden, omdat b oor de Staatssubsidie aan de Kerk een band s wordt aangelegd, waardoor de vrijmaking p der Kerk belemmerd en haar invloed op ons s volksleven gebroken wordt.

Hierdoor alleen blijven we aan de historische lijn getrouw.

Indien toch onzerzijds op opheffing van Art. 171 van meet af is aangedrongen, dan geschiedde dit zeker niet, omdat door dit Art. aan zekere Kerkengroepen, die van Staatssubsidie waren uitgesloten, onrecht werd aangedaan, maar omdat men den fiaantieelen band tusschen Staat en Kerk wilde doen ophouden. Zelfs aarzelde Dr. A. Kuyper, niet in 1875 in de Tweede Kamer ronduit te bekennen, dat hij voor zich het liefst zou zien, dat Art. 171 eenvoudig geroyeerd werd zonder eenige uitkeering van kapitaal aan de Kerken. Alleen de practische overweging, dat zulk een voorstel geen kans op aanneming zou hebben, drong er hem toe, voor liquidatie of kapitaliseering te pleiten van het dusver door Kerk of gemeenten genotene, nadat vooraf ook de dusver uitgeslotene kerken gesubsidieerd waren, om het tegenover haar begane onrecht tegelijk weer goed te maken. Maar hoofddoel was om , , finaal de fiaantieele bemoeiing van den Staat met de Kerk te stuiten." In die fiaantieele bemoeiïag lag het gevaar èn voor den Staat èn voor de Kerk beide.

Nu lag het in den aard der zaak, dat de nadruk destijds bet sterkst viel op het gevaar, dat uit deze finantieele bemoeiing voor de Kerk voortvloeide. De Christelijk Gereformeerde Kerk vormde destijds een kleine groep, die op politiek gebied weinig invloed bezat. De leiders der antirevolutionaire partij waren nog lid der Hervormde Kerk; voor hen was daarom niet de onthouding van de Staatssubsidie het bezwaar, maar, juist omgekeerd, de invloed, dien de Overheid door het verleenen dezer Staatssubsidie op de Hervormde Kerk uitoefende. Indien er toch één ding is, waar door de Overheid de macht der Synodale organisatie steunt en sterkt, ook nu nog, d^sri is het door de uitbetaling der rijkstractementen aan de predikanten der Hervormde Kerk. Daarom was de zoogenaamde vrijmaking der Kerk in 1852, gelijk Groen het terecht heeft gezegd, geen vrijmaking, maar voortzetting der slavernij onder gewijzigden vorm, want de Overheid leverde de „vrqgemaakte Kerk" met handen en votten gebonden over aan de Synodale besturen, door Koning Willem I in het leven geroepen. Het heette wel, dat de Ot/erheid zich voortaan van alle bemoeiing met de inwendige aangelegenheden der Kerk onthouden zou, maar in werkelijkheid stelde ze al haar inacht ten dienste van het aan de Kerk opgedrongen Synodaal regiment. Immers elke predikant en elke kerk, die aan deze Synodale besturen niet blindelings gehoorzaamde, verloor daardoor voor goed elke aanspraak op de Staatssubsidie. Of de Synode steeds tyrannieker in de Kerk optrad; of ze de tucht op de schromelijkste wtj; : e misbruikte; of ze alle recht en billijkheid met beide voeten vertrad; de Regeering vroeg er niet naar; ze handhaafde de Synodale macht, en wie daarvoor niet buigen wilde, werd gestraft met verlies van tractement en pastorie. Stuitender onrecht kon de Overheid aan de Kerken niet aandoen. Had de Overheid nog, gelijk in Engeland, zich het recht voorbehouden om bij conflict tusrchen de Kerken en het Synodaal Bestuur uitspraak te doen naar het statuut, d. i. de belijdenis der Kerk, dan ware althans nog een uitweg geopend om aan het despotisme van dit Synodaal regiment te ontkomen. Maar zelfs van zulk een hooger beroep op de Overheid was geen sprake. De Overheid maakte zich tot de blinde uitvoerster van de vonnissen der Synode, Het Roma locuta, causa fiaita: de Synode heeft gesproken, de zaak is daarmede beslist, gold voor de Overheid als hoogste wet.

Het was dus werkelijk geen overdrijving, toen men onzerzijds sprak van de zilveren koorde, waardoor de Kerk van haar vrijheid was beroofd. En het was evenmin te verwonderen, dat al wat tegen de Synodale hiërarchie zich keerde, vóór losmaking van den finantieelen band met de Overheid ijverde. Royement, schrapping van Art, 171 ware daarom het beste geweest; al hadden de kerken daardoor fiaantieele schade geleden, ze hadden haar geestelijke vrijheid teruggekregen. Een gemeente, die uit eigen middelen haar predikanten onderhoudt, is van geen synodaal bestuur meer afhankelijk ; ze weet, dat ze, door gehoorzaamheid te weigeren, niets verliezen kan.

Maar evenzeer is het te begrijpen, dat al wat voor de synodale hiërarchie opkomt of nog beheerscht wordt door de valsche idee der ééne en ondeelbare volkskerk, juist daarom krampachtig aan deze Staatssubsidie zich vastklemt. Voor de Synodale machthebbers is deze Staatssubsidie niet maar een welkome bedrage voor de predikantstractementen, maar hun instrumentum regni, het middel waardoor ze hun macht in stand houden. Valt d'e Staatssubsidie weg, dan is het met hun heerschappij voor goed gedaan.

Zelfs liquidatie van Artikel 171 door uitbetaling aan de Kerken van de gekapitaliseerde subsidie, zou aan de Synodale heerschappij reeds een ernstigeu'knak heb ben gegeven. Immers deze kapitalen zou de Overheid niet aan de Synode, maar aan de laatselijke kerken als wettige representanten der Gereformeerde gezindheid hebben uitgekeerd. Bij conflict tusschen Synode en plaatselijke kerk zou de Overheid voortaan buiten spel zijn gebleven; zij zou niet door uitkeering van Rijkstractement voor een der partijen officieel partij hebben gekozen; alle schijn zou vermeden zijn, alsof de Overheid het synodaal bestuur in het gelijk s telde. De beslissing, aan wie deze kapitalen oekwamen, zou dan door den rechter moeten gegeven worden, en de Overheid kon esnoods zelf door wetgeving zorgen, dat deze beslissing niet steeds ten nadeeie der plaatelijke kerken uitviel. Daarom werd als practische uitweg de kapitaliseering der subsidie voorgesteld.

Zóó is de strijd tegen Art. 171 opgekomen. Niet om het onrecht, daarin aan de niet gesubsidieerde Kerken aangedaan, ook al werd dit onrecht erkend en om herstel gevraagd. Maar om de Kerk vrij te maken. Vrij ni^t alleen van de fiaantieele afhankelijkheid van den Staat, maar vrij tegenover de Synodale macht in haar eigen midden, die juist door deze Staatssubsidie in stand wordt gehouden.

Nu is zeker de toestand voor onze Kerken in dit opzicht een geheel andere geworden. We hebben met de synodale besturen niets meer uitstaande; het juk is afgeworpen; uit de vermengde volkskerk zijn we uitgeleid; we bezitten de vrijheid, waarom zoolang geworsteld is. En indien we alleen op onze eigen Kerken hadden te letten, dan kon heel de vraag van Art, 171 ons onverschillig laten. Hoogstens konden we dan protesteeren op grond van het onrecht ons aangedaan, dat we in de belasting mede moeten betalen voor de instandhouding der andere Kerken, terwijl we zelf geen cent ontvangen.

Maar zoo enghartig en bekrompen zijn we niet en mogen we niet zijn. De Kairssvraag: ben ik mijn broeders hoeder? past Diet op onze lippen. We hebben ook voor de geestelijke belangen van heel ons volk te zorgen. En wanneer we dan zien, hoe nog schier de helft van ons volk tot de Hervormde Kerk behoort, dan blijft het ook voor ons een van de meest belangrijke vragen, hoe deze Kerk van de Synodale macht verlost kan worden. Met de Roomsche Kerk voelen we geen broederband, die trekt; de Remonstranten en Doopsgezinden zijn ta klein in tal en staan te ver van ons af, dan dat we om hun lot in de eerste plaats ons zouden bekommeren; maar met de Hervormde Kerk is dat anders. Niet de haat van den renegaat, maar de liefde tot ons Gereformeerde volk blijft tegenover de Hervormde Kerk ons bezielen. We weten, dat daar in allerlei zondige vermenging nog een groot deel leeft van hen, aan wie we ons door de nauwste banden verbonden gevoelen. We dorsten en verlangen naar het oogenblik, dat de scheidsmuren, die tusschen ons opgetrokken zijn, weg mogen vallen. Eerst wanneer de Gereformeerde gezindheid, zooals Groen haar opvatte, weer als één geheel zal wonen op een kerkelijke erve, weer onder één Banier zal - optrekken, aal ze ons volk tot vollen zegen kunnen worden. Dat is het hooge ideaal, dat ons wenkt en dat we niet loslaten mogen.

Daarom blgven we om opheffing van Art. 171 vragen, omdat in dit Art. naar onze overtuiging de sleutel der positie op kerkelijk gebied ligt. Er mag in de toekomst weer een nieuwe exodus komen uit de Hervormde Kerk, zooals na de separatie in 1834 de Doleantie in 1886 is gevolgd; toen verliep er een halve eeuw tusschen beide; thans ligt de Doleantie reeds een kwart eeuw achter ons, en wie zal zeggen wat over vijf en twintig jaar geschieden zal. Maar zulk een nieuwe exodus, met hoeveel blijdschap hij onzerzijds ook begroet zou worden, brengt ons de oplossing der kerkelijke questte niet.

Het is de Overheid-, die het synodaal instituut in het leven riep; het is de Overheid, die het door haar subsidie nog altoos in stand houdt en de Kerken aan banden legt. En tot de Overheid moet daarom onze roepstem uitgaan, dat zij dezen band losmake en de Kerk haar vrijheid weer hergeve. Dan eerst is de oplossing mogelijk.

Zulk een actie zal ons Gereformeerde volk bezielen en in heilige geestdrift doen ontvlammen. Dan gaat het niet alleen en niet in de eerste plaats om ons eigen finaatieel belang, maar om het geestelijk belang van ons volksleven. En we twijfelen niet, of ook in de Hervormde Kerk zal zulk een actie bij de Gereformeerde broeders ten slotte weerklank vinden, wanneer het doel van onzen strijd door hen maar beter wordt verstaan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 oktober 1910

De Heraut | 4 Pagina's

Het geestelijk belang van ons volk,

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 oktober 1910

De Heraut | 4 Pagina's