GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

IN EN DOOR HET LEVEN.

VII.

OMMEKEER.

't Werd stil op „Rust-Best" nu de bezitters vertrokken waren. Het groote heerenhuis was gesloten en kwam slechts van tijd tot tijd open, als daarbinnen het noodigste moest verricht worden. De rentmeester, die nog vele andere zaken voor den heer Knobel te beheeren had, kwam nu en dan eens zien hoe aUes liep. Maar nieuwe plannen maakte niemand, en aUeen het gewone werk werd afgedaan. Velerlei kon of moest nu echter blijven rusten.

Voor het gezin van Starke hinderde dit echter minder. Vader had altijd zijn werk, zoo als moeder het hare en Christina bezocht geregeld de school. Niemand echter op het groote landgoed die niet wenschte, dat de tegenwoordige toestand maar kort zou duren. Want aUen gevoelden, dat er iets ontbrak, namelijk de goede leiding en de helpende hand van den meester.

Zoo ging bijna een jaar voorbij. Als de rentmeester kwam, werd hem telkens gevraagd, of hij nog niets van mijnheer en mevrouw had gehoord, maar steeds moest de man zeggen, neen, ik weet even veel of liever even weinig als gij."

Zoo ging een jaar voorbij en ieder hoopte, dat het huis spoedig weer bewoond zou wezen. Eiken dag werd naar den bezitter uitgezien, doch hij verscheen niet tot....

Tot op zekeren morgen een groote koets aankwam, en voor het huis stilhield. Doch niet de heer Knobel en zijn vrouw stapten uit, maar de lieden die waren toegeloopen zagen eerst den rentmeester en toen twee hun onbekende heeren, die het huis binnengingen en er geruimen tijd bleven. Daarna reden zij weg naar Osnabruck.

Wat de heeren kwamen doen? dat wist niemand, doch velen begonnen te vreezen.

En dat daar reden voor was zou blijken.

De reis van den heer Knobel en zijn vrouw naar het Oosten was aanvankelijk zeer voorspoedig geweest. Van Venetië vertrokken, had men het zonder eenig ongeval gebracht tot Klein-Azië. Doch in de zee, die de kustenjvan Syrië bespeelt, werd het schip beloopen door een geweldigen storm.

Het ging den schepelingen als eertijds Paulus en zijn medgezellen, die ook de Middellandsche Zee bevoeren. Verscheiden dagen kreeg men geen zon te zien, en toen dit eindelijk weer het geval was, bleek het schip een geducht eind uit den koers te zijn geraakt. Ook had het vaartuig veel geleden, vooral aan masten en zeilen. Al even erg was, dat een groot deel van den leeftocht door het zeewater bedorven was. Er moest de grootste zuinigheid betracht worden, wat de reis natuurlijk niet aangenamer maakte, te meer daar het weder ook na den storm ongunstig bleef.

Eindelijk gelukte het, de haven van Alexandria in Egypte te bereiken. De vrouw van den heer Knobel had echter zoo veel geleden door de ongemakken van de reis, dat men die niet kon voortzetten. Niet zonder moeite vond men een onderkomen bij een Italiaan, die daar een herberg hield. Een geneesheer was echter bezwaarlijk te krijgen en aan de verzorging van de zieke ontbrak veel. 't Gevolg was, dat zij erger werd, en reeds de tweede week na haar aankomst stierf.

Begrijpelijkerwijs zag haar man, zoo plotseling door droetheid en rouw getroffen, van verdere reisplannen af. Hij schreef aan zijn bloedverwanten in Saksen wat hem overkomen was, en dat hij nu zoodra mogelijk wenschte terug te keeren. Daartoe nam hij plaats op het eerste het beste schip, dat hem dienen kon. 't Was een Spaansch fregat, bestemd voor Napels.

Dit was 't laatste wat men van den heer Knobel hoorde. Want het schip is wel uitgezeUd, maar nooit te Napels aangekomen. Of het in een storm is vergaan, dan wel door zeeroovers is genomen, welk laatste niet waarschijnlijk is, heeft nooit iemand kunnen zeggen.

Maanden lang wachtte men in Saksen vergeefs op eenig bericht. Niemand maakte zich echter nog ernstig ongerust, daar men wel wist, hoe brieven uit het Oosten dikwijls wonderlijke lotgevallen konden hebben. Toen het echter al te lang duurde, werd om bericht geschreven naar de havens aan de Middellandsche Zee en de consuls in de Levant, Dit leidde echter tot niets, en er bestond alle grond te gelooven dat de heer Knobel nooit terug zou keeren. Zoo lang dit echter niet bepaald zeker was, moesten zijn goederen door leden van de familie beheerd worden. £n om daarover met den rentmeester te spreken, waren de beide heeren overgekomen, die wij reeds ontmoet hebben.

Al werd dit alles met dadelijk bekend, toch lekte er genoeg uit, om velen op „Rust-Best" met bezorgdheid te vervullen. '

Toen Starke thuis had medegedeeld wat hii wist en wat hij vreesde, heerschte er in het gezm diepe verslagenheid. Want ieder gevoelde diep, dat men een goeden heer verloren had. en het met gemakkelijk gaan zou weder zulk een te vinden. Wat zou er met het landgoed gebeuren? Zouden de velen die er op woonden of althans werkten, dat kunnen blijven doM? Toch gingen de Bedachten vm s/.; !!.-, ^i vrouw, nog verder dan deze wereld met al haar

zorgen en vragen. Mijnheer Knobel en zijn vrouw waren voor allen goed geweest, maar lust om den Heere te vreezen had geen van beiden ooit betoond. Ja de geest die in bet huis heerschte, getuigde veeleer van bet tegendeel. En dat was het allermeest, wat den klokkenmaker en zijn vrouw met droefheid vervulde.

De kleine Christina was bij het verhaal dat haar vader deed, in snikken en tranen uitgebarsten. Zij had in het heerenhuis zoo goede dagen gehad; de beide meisjes waren rechte vriendinnen voor haar geweest. Dat zou nu uit zijn waarschijnlijk, en daarmee ook de lessen waarin Christientje zoo veel had opgedaan, dat zij nu reeds boven de andere kinderen uitmuntte, en op de gewone school nog maar weinig meer leeren kon. Dit had gemaakt, dat zij het hart reeds wat hooger droeg dan goed was, en nu zou aan dit siiles een einde komen! Zij had in stilte zoo gehoopt mettertijd ook een jongejuffrouw te zijn, misschien wel later anderen te onderwijzen, daar zij toch immers eigenlijk haar twee medeleerlingen in vlugheid overtrof.

Van al die schoon e plannen zou nu wel niets komen, en dat maakte haar bitter bedroefd, al konden vader noch moeder de ware reden gissen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 april 1911

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 april 1911

De Heraut | 4 Pagina's