GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

GELOOF EN MOED.

XI.

HET DOEL BEREIKT.

Al pratend begreep de dominé, dat zijn twee leine vrienden nog altijd niet wisten, hoe hij ier gekomen was. Hij vond goed het hun te ertellen en vergat niet er op te wijzen, hoe de eere zijn gebed had verhoord en zijn paard oor sneeuw en duisternis naar de hofstede ad geleid.

De beide jongens luisterden met al hun andacht. Eensklaps riep de oudste van de twee:

„En was u in het donker niet erg bang voor en weerwolf? "

„De weerwolf? Wat is dat? ", vroeg Gilpin, ie er wel meer van gehoord had, maar gaarne ilde weten, hoe men er hier over dacht.

„'t is een heel leelijk, kwaad beest", zei de naap." 't Is een wolf, met een menschengezicht n groote klauwen en scherpe tanden. Hij oopt in het donker rond om de menschen te e pakken op te vreten, en hij is zoo sterk, at ge niets tegen hem kunt doen. Hij is wel ens gevangen in een knip, maar er altijd weer osgebroken",

„En heb jelui hem al eens gezien ? ".

„Neen, nog niet, mxar Gillis en vader als ij laat thuis komen. Moeder zegt, dat het ernebock is, en daar is zij heel bang voor".

De leeraar wist nu genoeg. Zernebock was en der goden geweest der oude Saxers, die óór acht eeuwen en meer in Engeland eerschten en toen nog heidenen waren, t Geloof aan de goden en hun macht leefde us nog altijd voort, ook bij een geloovige hristin als de huisvrouw, Hoe weinig had de oomsche kerk, die hier nu vele eeuwen had unnen arbeiden, voor de arme, onwetende enschen gedaan. Met weinig woorden trachtte ij den kleinen aan 't verstand te brengen, dat e weerwolf zoomin bestond als Zernebock n zij zulke dwaze dingen niet moesten en ok niet mochten geloo? en. Toen bracht hij t gesprek op iets anders, in de hoop straks et de ouders te spreken.

Daarop scheen de kans echter gering. Want de uisvrouw had het in den morgen druk, en de an was nergens te zien. Reeds vreesde Gilpin

dat hij zou moeten vertrekken zonder een van beide nog eens te hebben gesproken, toen de boer plotseling binnenkwam, hem de hand reikte en zei:

„Ik kom eens vragen, waarde heer, of ge nog naar Holmes denkt te gaan, In dat geval zal ik u met den wagen laten wegbrengen".

„Zeker hoop ik Holmes te bezoeken", was het antwoord", maar span niet in; ik kan het met mijn paard best af".

„Om weer te verdwalen", zei de boer. „De weg er heen is van hier moeilijk te vinden en ligt nog dik onder de sneeuw. Neen, onze knecht zal u brecgen en dan nog bij daglicht. Maar eerst blijft ge hier eten; ik kan ook voor dien tijd het span en den wagen niet missen."

De predikant had tegen dat al geen bezwaar, d6ch toen de boer heen wilde gaan, hield bij hem nog even staande. De gelegenheid was nu gunstig.

„Vriend", sprak hij, ik ben u grooten dank schuldig. Ge hebt mij uw deur ontsloten, en zoowel mij als mijn paard voortrefifelijk verzorgd. Ik zal het niet licht vergeten. Ook merk ik wel, dat ge goed voor uw ondergeschikten zorgt, en ze geen gebrek lijden. Maar wat mij spijt is, dat, als ik mij niet bedrieg, er één mensch hier is, voor wien ge niet goed zijt."

Verbaasd keek once landman den dominee aan. Wat bedoelde die? Eindelijk barstte hij uit:

„Maar wie heeft er dan over mij geklaagd. Ik ga altijd vriendelijk (HU met al de huisgenooten. Waf hébben zij dan achter mijn rug te praten? Waarom komt iemand die hier te klagen heef f, niet rechtstreeks bij mij? "

„Omdat de man, die niet goed behandeld wordt, het zelf niet weet", sprak Gilpin lachend.

Nu steeg de verwondeiing van den boer ten top. Hij kon geen woord uitbrengen.

„Vriend, ging de leeraar, thans zeer ernstig voort, gij zijt alleen maar niet goed voor u zelf\"

't Was of de ander bij die woorden een weinig ontstelde. „Wat dan ? " vroeg hij aarzelend, „wat doe ik dan voor kwaad? "

„Gelooft ge dat het goed is tijd en geld te verkwisten in de herberg ? Kunnen de zaken goed gaan, als men daar telkens komt? Loopt men niet groot gevaar, een dronkaard te worden, en weet gij niet, dat er geschreven staat:

„Geen dronkaard zal het koninkrijk Gods beerven."

De boer keek niet vriendelijk; veel tegenspreken kon hij niet, en den vermaner zoo maar gelijk geven wilde bij niet. Er volgde een vrij lang gesprek, waarin Gilpin niet naliet zijn gastheer te wijzen op de noodzakelijkheid van bekeering en vernieuwing des gemoeds. Dan zou hij tevens de kracht ontvangen het kwade te vlieden. Of het indruk maakte, dat kon de leeraar niet zoo aanstonds bespeuren. Doca, hij dacht aan het woord der Schrift, 't welk hem zoo vaak op zijn reizen had bemoedigd:

„Werp uw brood iiit op het water, want gij zult het vinden na vele dagen."

Na den maaltijd en een hartelijk afscheid ging de bezoeker zijns weegs, nu buiten veel gevaar om te verdwalen. Zonder moeite bereikte hij dan ook de hoeve van Holmes. Men wist daar reeds, dat hij omstreeks dezen tijd komen zou, en had hem een vriendelijke ontvangst bereid.

Onder de bewoners van het gehucht, waar de kerk stond, was boer Holmes de meest welgestelde. Wat meer zegt, hij was ook een der weinigen in deze streek, van wie getuigd mocht worden, dat sij in oprechtheid den Heere dienden. Hij had, toen het licht des Evangelies weer over Engeland opging, uit volle overtuiging en niet zonder gevaar, tegen Rome en voor de waarheid partij gekozen. Hij had zich veel moeite gegeven om in het gehucht een geregelden kerkdienst te verkrijgen. Dat nu was wel nog niet volkomen gelukt, maar toch ging het al beter dan vroeger. Gilpin had in Holmes een krachtigen steun, en was gewoon in diens gastvrij huis uit te rusten van de vermoeienissen, die het reiüen in den winter meebracht.

BRIEFWISSELING.

J. W. S, De onlangs vermelde nieuwe Zendingskaart van Oost-Indië, door den heer Kupétus bewerkt, is verkrijgbaar bij Seyffiirdt te Amsterdam, Zij is bijzonder duidelijk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 december 1911

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 december 1911

De Heraut | 4 Pagina's