GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET GOEDE DEEL.

XV.

BESLIST.

Tegen één uur in den middag begaf Jonker Otto zich naar de eetzaal, waar het koninklijk gezin den maaltijd zou gebruiken. Bedienden liepen aan en af, en brachten, als gewoonlijk, keur van spijzen en dranken. Alles ging zijn dagelijkschen gang. Op het vaste uur verschenen koning Frederik en zijn gemalin; vroolijk pratend en schertsend met de heeren en dames van hun gevo^. In hun fraaie kleedhig en met hun vergenoegd, welgedaan uiterlijk, zagen vorst en vorstin er uit als 's lands welvaren. Op een wenk des konings sprak de hofkapelaan het gebed uit, en daarna zette zich elk tot den maaltijd.

Nog was men aan het eerste gerecht, toen daarbuiten op straat een geschreeuw zich hooren liet, dat tot in de eetzaal doordrong. Verward klonken stemmen dooreen. Wat kon dat beteekenen? Was er nieuws omtrent den verwachten veldslag? Doch niemand waagde het te vragen, of op te staan, zoolang koning Frederik rustig met eten voortging.

’t Gedruisch daarbuiten nam echter toe. De koningin fluisterde den koning iets in, en deze sprak tot Otto:

„Jonker von Rothenfels, ga eens zien, wat dat geweld daarbuiten beteekent. Het houdt aan, en moet iets bijzonders zijn, We wachten u spoedig weer hier".

Otto haastte zich aan de opdracht te voldoen. Zijn hart popelde om iets naders te weten. Zoo ging het den meesten in den eetzaal, en toen de koning opstond en zich naar een venster begaf, volgden dames en heeren zijn voorbeeld, 't Geweld op straat was nu echter opgehouden, men kon slechts tal van menschen bespeuren, die ijlings den weg naar de poort insloegen.

„Laat ons voortgaan", sprak koning Frederik, terwijl hij zich weer aan den maaltijd zette. „Zoo straks hooren we het nadere wel".

De maaltijd ging voort, doch 't scheen velen niet recht meer te smaken. Juist zouden de bedienden een derde gerecht opbrengen, toen |de "-deuren opengingen, en de jonker von

Rothenfels met hatst binnentrad. En hooge kleur op zijn wangen bewees met wat spoed bij aan de opdracht had voldaan. Aller blikken waren op hem gericht.

„Welnu" vroeg koning Fredérik, die nog moeite deed op vroolijken toon te spreken, al kon hij zijn onrust niet verbergen, „rijt ge een boodschapper van goede tijding"?

Op die vraag kwam geen rechtstreeksch ant­woord.

„Buiten de holburcht" soo zei Otto, „vond ik een menigte volks. De een riep dit de ander dat. Ik zsg dat zij den weg naar de poort insloegen, en liep ook zoo snel mogelijk daar* been. Nog eer ik er kwam echter, begreep ik al wat daar gaande was. Een aantal mannen renden mij voorbij, en ik vatte dadelijk dat het vluchtelingen uit ons leger waren. De meesten hadden geen wapens meer, en velen ook geen helm of harnas. Ze zagen er zeer gehavend uit en verscheidenen waten gewond Het was reeds de tweede troep die aankwam; de eerste was al voorbij, en was door het volk ontvangen met het geschreeuw van se'*-rik, dat wij hier gehoord hebben. Ik beproefde van een der mannen wat te weten te komen, maar bij gunde zich blijkbaar geen tijd. Toch vernam ik, dat wij den slag verloren hebben en Tilly ons leger op de hielen zit".

Menigeen in de zaal verbleekte terwijl, Otto zijn droeve boodschap deed. De koning vermande zich het eerst, en sprak met luider stem tot de kcciogin, die mede zeer ontsteld was:

„'t Ktn wel een loos gerucht zijn. Vluchtelingen zijn er bij eiken slag. Is jonker von Rothenfels wel ingelicht, dan moet dat in elk geval spoedig bliiken".

Het derde gerecht was inmiddels binnen gebracht, maar niemand betoonde eenigen lust de spijzen aan te roeren, 't Was beangstigend stil geworden in de eetzaal, anders bij de maaltijden zoo levendig. De koningin begaf zich naar een venster, en zoo deden ook anderen, doch uit de burcht was weinig te zien van wat op de str».at voorviel. Maar niet lang zou de onzekerheid duren. Enkele oogenblikken later vlogen de saaideuren open, en binnen trad een Boheemsch edelman aan allen wel bekend. Zijn kleeding en wapenrusting waren met bloed bevlekt. Om zijn hoofd droeg hij een verband, dat blijkbaar een wond bedskte, waarom hij ook zijn helm met een hoed verwisseld had. Zijn kleedcren waren hier en daar gescheurd. Alles deed vermoeden, dai hij uit een hevigen strijd kwam.

Allen verdrongen zich om hem. Hij trad recht op den koning toe, en sprak met do£fe stem:

„De slag is verloren. Wij hebben al het mogelijke gedaan, maar tegen de overmacht van Tilly waren wij niet bestend. Ik zelf ben ternauwernood ontkomen, en ben te paard hier been gejaagd om Uw Majesteit te waarschuwen".

„En ons leger"? vroeg de koning.

„Verslagen en verstrooid", was het antwoord. „Legerplaats, krijgstuig, alles is den vijand in handen gevallen",

Frederik vroeg niet meer. Bleek en ontsteld vatte hij de hand van koningin Elisabeth, en verliet snel met haar de zaaL De maaltijd was afgebroken om nooit meer te worden voortgezet. Allen trachtten van den boodschapper iets naders te weten te komen omtrent aanverwanten en vrienden, die zich bij het leger bevonden. Doch slechts enk den kregen een antwoord. De boodschapper zelf met moeite aan het strijdgewoel ontsnapt, kon weinig meer meedeelen.

Was het in de eetzaal stil geworden, elders in het paleis heerschte plotseling een ongewone drukte. Ieder vroeg zich af wat er nu gebeuren zou en begon ook aan eigen veiligheid te denken, nu de vijand, gelijk men begreep, snel naderde. Menigeen die in de stad betrekkingen of vrienden had, haastte zich hen van het dreigend gebaar te verwittigen. Anderen zochten in baast het kostelijkste wat cij hadden bijeen, om elk oogenblik tot vertrekken gereed te zijn.

Wat zou de koning doen? Die vraag stelde ieder zich.

Het antwoord liet zich niet lang wachten. Bode op bode kwam nu aan, en telkens luidden z de berichten meer ontmoedigend. Het koninklijk leger had een volkomen nederlaag geleden. Het o was uiteen gedreven en den vijand lag den toegang tot de stad open. Vele edellieden en krijgsknechten waren in den strijd gevallen of gevangen gemaakt.

In allerijl hield koning Fredérik raad. Tijd tot lang overwegen was er niet. Weldra werd men het eens, dat het voor den koning en de koningin 't meest geraden was, zoo spoedig W mogelijk Praag te ontvluchten. Door daar te blijven liepen ze gevaar gevangenen van Tilly te worden. Stelden zij zich buiten zijn bereik, dan kon mes elders alijd nog afwachten, hoe de gebeurtecissen loopen zouden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juni 1912

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juni 1912

De Heraut | 4 Pagina's