GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Deelden we onlangs uit Ik Batuin mede, wat Prof. Bouwman over de pluriformiteit der erk schreef, ook het nadere antwoord op een epliek van Ds. Doekes willen we onzen lezers iet onthouden:

Ds. Doekes komt in Afl. 11 vanhetGert/'enuui'd Theologisch Tijjdschrift terug op ons artikel in o. 6 van De Bazuin, Ons bezwaar tegen Ds. Doekes, was dat hy den schijn gaf alsof hij allen, ie van oordeel zOn, dat lij met den term pluriormiteit of veelvormigheid der kerk den feitelijken oestand van het kerkeiyke leven in «yne gedeeldeid uitdrukken, aanwrijft dat zQ trachten deze eer voor de leer van de eenheid der kerk in de laats te schuiven. In hare algemeenheid achtten wy deze voorsteUing onjuist en onbilijk.

Ds. Doekes komt op deze zaak thans terug. Hy eent voot zyn beschuldigingen gronden te hebben. r werd, zegt hy, in sommige Kerkbodes loms t4ó ver dit stuk geschreven als niet bestaanlMar is et de gedachte van onze beUjdenis, Ter predianteuconferentie b Zeeland is bdertyd een pleidooi eleverd, waartegen onderscheiden predikanten hun tem verhieven. Zelfs werd er, nog wel in de iLeiddraad by de behandeling der Geloofsbeiydenis p de Jongelingsvereenigbgc op Art. 29 afgedongen.

Door Ds. Doekes wordt niet medegedeeld wat er p afgedongen werd, en wat er voor verkeerds eiegd is op de predikantenconferentie in Zeeland, oodat wy op dit punt niet kunnen bgaan. Wij houden ook d« verschillende bladen niet zoo by, at wy weten wat hy bedoelt. Wel komt het ont voor, dat hy aan den redacteur van de Friescht Kerkbode een voorstelling toeschryft, die hem vreemd is. Maar dat daargelaten. Het verbHjdt ons zeer, dat hy tegen onze vooritelling geen betwaar heeft. Hy schryft: «Intusscben verheugen we ons van harte, zooals we zeiden, dat Prof. Bouwman deze materie besprak b een artikel, dat den stoot kan geven tot een vruchtbare gedachtenwitseling. Immers ome («aehte opponent erkent het bestaan eener pluriformiteit allaen in zooverre n met de Confessie bestaanbaar is. Sa hiertegen gbg en gaat onze aanklacht niet. Er kan dan nog wel vwschil van opvatting zijn over de allesbeheersebanda vraag, wat de Ckmfessie verstaat onder de ware Kerk tq^enover de valzche Kerk eeneriyds en de secten anderzyds. Maar dan staat als ge meenKhappeUjke overtuigbg vast, dat de Confessie onze maatstaf is, en dat dus geen doopspraktyk ons dwbgen kan onze beUjdenis aangaande de ware Kerk in te ruilen voor de onderscheidbg van meer of min zuivere Kerken.

Toch heeft Ds. Doekes nog eene opmerkbg. Hy heeft nameUjk bezwaar tegen onze uitdrukking, dat de Gereformeerden de Roomsche kerk en de secten als valsche kerken betitelden, w^l onze be lijdenis van de secten niet spreekt als van valsche kerken. Wy geven dit terstond toe, wat ons ook zeer gemakkeUjk valt, wyi wy dat niet beweerd hebben. Doch Ds. Doekes zal niet durven zeggen dat de Gereformeerden b het algemeen de Sectekerken niet als valsche kerken betitelden. Doch dit gaat bidten ds kwestie om.

Voor ons tegenwoordig doel is het noodig na te gaan of Ds. Doekes eenig gegrond bezwaar bbrengt tegen onze stellbg, dat de leer der pluriformiteit der kerken bdruischt tegen de leer onzer beUjdenis omtrent de eenheid der kerk.

Het schijni dat Ds. D. van oordeel is, dat de uitspraak van onze Belgdenis dat buiten d* kerk geen Maligheid is, b strQd is met de voorstellug van de pluriformiteit. Hy wyst daartoe op den eersten zin van Art. aS onzer geloofsbeUjdenis: ]> wy gelooven, aangezien deze heiige vergaderbg is eene verzamelbg dergenen, die zalig worden, en dat buiten haar geene taligheid is, dat niemand, van wat staat of kwaliteit hy zy, zich behoort op zichzelven te houden, om op zyn eigen persoon te staan, maar dat zy allen schuldig zyn zichzelven daarby te voegen en daarmede te vereenigen; onderhoudende de eenigheid der kerk, tieh ot^erwerpende aan hare onderwijting en tuchte.

Wat wil Ds. Doekes liiermede bewyzen 1 Toch niet dat er maar één kerkeUjk bstituut is buiten hetwelk geen zaligheid Is? Als onze beUjdenis zich zoo uitdrukte zou hy geUjk hebben. Maar dan zouden de Gereformeerden het wel met de beUjdenis niet eens zyn. Maar onze belgdenis spreekt zoo niet en kan zoo niet spreken, omdat dit niet Gereformeerd is. Onze beiydenis is eeen handboek voor dogmatiek of kerkrecht, waann de verschillende leeringen worden onderzocht, maar de be­ Ujdenis van wat de H. Schrift omtrent bepaalde zaken leert, en dat wel naar eiKh van byzondere omstandigheden en tyden. Al heeft de Gereformeerde kerk de H. Schrift steeds beschouwd als de eenige bron en regel des geloois, heeft zy de leiding des Geestes niet' miskend en heeft zij eenheid en vastheid in de leer gewild. Zoo ook heeft de Geref. kerk zich uitgesproken over het wezen en de openbaring van Christus' kerk.

Rome identificeert het wezen van de kerk met het zichtbaar geïnstitueerde bstituut, zooals het zich openbaart b de pauseUjke kerk. Niet alzoo onze beUjdenis. Zy spreekt van de kerk naar haar geesteUjk wezen, naar haar geesteUjk ontzichtbare zyde, zooals zg ook naar buiten b hare zichtbare zijde te voorschyn treden moet. En nimmer hebben de Gereformeerden geleerd dat hun kerk is het al der kerk; dat buiten haar bstitutaire openbaring geen zaligheid is. Wanneer Calvyn Inst IV 8, 4 zegt dat de zichtbare kerk is de moeder der geloovigen, en dat buiten haar schoot geen vergevbg der zonden en zaligheid is, dan spreekt hy niet uit dat bniten de Gereformeerde kerk van Geneve of van Straatsburg geen zaUgheid is. Calvyn heeft dat wel anders bewezen.

Ook onze Bsiydenis leert dat niet. Art. 38 gaat uit van de stellbg, dat de kerk is het mystieke lichaam van Christus, een vergadering van ware geloovigen, en dat buiten haar geen zaligheid is. maar wyl dat mystieke Uchaam van Christus zich openbaart in de vergaderbg van degenen, die den naam van Christus beUjden, spreekt zy secundair uit dat buiten die zichtbare kerk, dat voor hen, die de zaligheid van. Christus en zgne kerk verachten, geen zaligheid is. Dit beUjdt de kerk ook in het koningschap van Christus, die een eeuwig koning is, en zyn volk door zijn Woord en Geest verzamelt en toebereidt voor zyne eeuwige heerUjkheid. Dit handhaaft ook de geïnstitueerde kerk op aarde, dat zy, wanneer zy predikt en handelt naar den wil van haar Koning in de hemelen, ook, al is het dan conditioneel, de sleutelmacht bedient. Maar nooit of nergens beUjdt de Gereformeerde kerk dat het bstituut van een bepaalde kerk samenvalt met de zichtbare kerk van Christus op aarde, en daarmede spreekt zg ook niet uit, gelijk zy ook niet kan of mag uitspreken, dat haar instituut het al der kerk is. Daarmede is heel het betoog van Ds. Doekes omgevallen.

Trouwens, hy neemt b zyn artikel: «Roomsch of Gereformeerde! (Ger. Tydschrift 1909 bl. 19, ao) zelf weer terug wat hy eerst gesteld heeft, geUjk hy ook op bl, 500 jrg. van 1913 dit doet. Hij zegt toch: «Geen regel zonder uitzonderingen, het is waar. Niemand onder ons ontkent, dat er buiten de Kerk kinderen Gods zQn, die eeuwig het lied des Lams zullen medezingen in de triumfeerende Kerk. Maar de uitzondering bevestigt den regel, zoodat niemand ook hieraan een reden ontleenen kan, om aan de gebondenheid van de verlossende genade aan het lidmaatschap der ware Kerk te tornen.

Wie uit de beUjdenis, dat de Kerk is, *de vergaderbg der ware Christgeloovigenc, afleidt dat men allen voor ware geloovigen moet houden, doet verkeerd. Maar niet minder dwaalt hy, die uit het bestaan, der hypocrieten de conclusie trekt dat de genoemde definitie niet kan zien op de zichtbare, georganiseerde Kerk, En zoo ook Inzake de zaligheid aan de Kerk gebonden. Wie meent, dat er geen mensch kan zalig worden, omdat buiten de Kerk geen zaligheid is, vergeet, dat Gods genade ook in een buitengewonen weg meermalen zich liet gelden. Maar omgekeerd zou het dwaas zyn, met een beroep op de uitzonderbgen den regel te verwerpen. De erkennbg, dat er buiten de Kerk kbderen Gods omdolen, doet niets af aan onze BeUjdenis, dat buiten de zichtbare, georganiseerde Kerk geen zaligheid is. Zoo hebben we rechts en links tegen af wy king op onze hoede te zijn.

Welnu, wat doet Ds. Doekes bier anders dan zijn eigen stellbg tegenspreken f Geen regel zonder uitzonderbg, ja, dit is wel het geval met een menscheiyken regel, maar niet met den regel Gods. Deze regel is absoluut.

Heel de fout van Ds. Doekes is, dat hy niet genoeg onderscheidt, dat hy de zichtbare kerk naar de beUjdenis identificeert met het Instituut eener bepaalde kerk.

Wij wachten dan nog altoos op het bewys, dat de voorstelling van de pluriformiteit der kerk 4n stryd is met onze Gereformeerde beiydenis omtrent de eenheid der kerk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 maart 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 maart 1913

De Heraut | 4 Pagina's