GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

INGEZONDEN STUKKEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

INGEZONDEN STUKKEN.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Buiten verantwoordelljkhela van de Redactie)

Hooggeavhte Redacteur !

Op het zoo uitnemend geslaagd Congres voor Gereformeerde Evangelisatie werd door den Hooggeleerden Heer Prof. Dr. H. H. Kuyper een referaat gehouden, even rijk van inhoud als schoon van vorm, over het onderwerp: „de Roeping der Kerk in zake de Evangelisatie". Aan de bespreking nam ook ik met een enkel woord deel.

Instemming betuigende met. de stelling, dat in de Kerk de plicht tot Evangelisatie deels op de geloovigen en deels op de ambtsdragers rust, sprak ik de gedachte uit, dat alle corporatieve arbeid, die rechtstreeks ten doel heeft om door de propaganda van het Evangelie de Kerk des Heeren te planten of uit te breiden, niet van eene vrije corporatie der geloovigen, maar van de geïnstitueerde Kerk behoort uit te gaan. Ik bepleitte daarbij de meening, dat op het terrein der Evangelisatie, hi breeden zia genomen, de geloovigen, hetzij individueel hetzij in Vfije corporatie, wel velerlei arbeid ter baud mogen nemen, maar dat toch de geinstitneerde Kerk de instelling is, die de Heere roept en wil gebruiken om door de prediking van het Evangelie aan alle volken mede te arbeiden, opdat de verkorenen tot zijne Gemeente mogen vergaderd worden. Het kwam mij derhalve voor, dat bij de beantwoording der vraag, waar de grens ligt

tusschen den arbeid, die van de geinatitueetde Kerk beboort uit te gau, en den arbeid, dit aan de vrije corporatie der geloovigen kan worden overgelaten, in het oog moet worden gebonden, wat het bepaalde doel van dien arbeid is. Hierover vroeg ik het nader oordeel van den geachten Beferent te mogen vernemen.

Nog eer echter de hooggeleerde Inleider de verschillende sprekers beantwoordde, werd door den hooggeleerden Voorzitter van het Congres de door mij gebruikte uitdrukking „vergaderen der verkorenen" als „ongerefermeerd" veroordeeld. Hij deed dit in krasse termen.

Omdat mij ter vergadering «elfde gelegenheid ontbrak om hierop terug te komen, zij het mij vergund dit te doen door uw blad.

Waarom die gewraakte woorden als „ongereformeerd" moeten worden afgewezen, is mij een raadsel. Ik meen, dat die uitdrukking niet in strijd is met onze Belijdenisschriften en evenmin met het Gereformeerde spraakgebruik. Laat ik op een paar voorbeelden mogen wijzen.

In het antwoord op de 54e vraag zegt de Heidelbergsche Catechismus: „Uat de Zone Gods uit het gansche menschelijke geslacht zich eene Gemeente, ten eeuwigen leven uitverkoren door zijn Geest en Woord ... vergadert. En in de Vijf Artikelen II9 belijden wij „... alzoo, dat de verkorenen te zijner tijd tot één vergaderd zullen worden”.

En nu zijn toch immers Zending en Erangelisatie bij uitnemendheid de middelen, waarvan de Heere zich bij dat vergaderen zijner verkorenen wil bedienen?

Blijkens een citaat, aangehaald door Dr. H. A. vvn Andel in zijn werk: „de Zendingsleer van Voetius" pag. 150 zegt Voetius, bandelende over het doel der zending: „Causa fioalis proxima est „colleciid^ et salus „electorum". Volgens Voe tius is dus het naaste oogmerk der zending de vergadering en de zaligheid der verkorenen.

En dit geldt ook van de Evangelisatie. Het schijnt mij dus toe, dat ik met de door mij gebezigde uitdrukking nog niet in zoo kwaad gezelschap ben. Ook komt het mij voor, dat op een Congres voor Gereformeerde Evangelisatie, bij de bespreking, — niet van een practisch —, maar van een principieel onderwerp, die uitdrukking niet misplaatst was, ook al stem ik gaarne toe, dat een andere woordkeus mogelijk beter ware geweest.

Het is evenwel niet zoo zeer tot zelfverweer, als wel om een andere reden, dat ik deze regelen schrijf. Bij sommigen in onze kticgen be staat nog steeds de vrees, dat warme Eympathie voor Evangelisatie-arbeid er lichtelijk toe leidt om de kenmerkende stukken onzer Gerefor I meerde belijdenis op den achtergrond te schuiven.

Hoewel nu de hooggeachte Voorzitter van het Congres dit natuurlijk allerminst heeft bedoeld, zou toch zijne uitlating die vrees wel eens kunnen versterken, wat niet in het belang zou zijn van het kostelijk doel, dat het schoone Congres beoogde. Ik wensch er daarom e? en op te wijzen, dat frouwe handhaving van de belijdenis der verkieÜDg niet slechts vereenigbaar is met warme liefde voor den in onze dagen zoo noodzakelijken EvangéUsalie-arbeid, maar mijns inziens juist prikkelt tot krachtige activiteit voor Gereformeerde Evangelisatie.

Met vriendehjken dank voor de plaatsing.

Uw dw, dn, en br. in Chr,

Zaandam, 11 April 19 r3.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 april 1913

De Heraut | 4 Pagina's

INGEZONDEN STUKKEN.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 april 1913

De Heraut | 4 Pagina's