GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

BROOD OP HET WATER.

V.

GESTOORDE - NACHTRUST.

»Dat is jammer*, zei een van de boeren, sge hadt moeten zien, waar zij bleven*. »Dat heb ik ook gedaan, maar zoo, dat zij het niet merkten. Ik sloop achter de boschjes om en zag toen, welken weg zij insloegen. Dien kant , uit, heel ver weg, was ook rook te zien, als ik het wel heb. Ik denk dus, dat daar hun kamp was.

»Alles is mogelijk*, zei de veldwachter droogjes, smaar ik geloof het nog niet. In alle geval, binnen deze gemeente zijn geen Zigeuners, Daar hebben we wel voor gezorgd.

»Maar toch kunnen ze wel uit andere plaatsen hier komen stelen*, merkte Gijs Harms terecht op. 't Gelach dat op deze woorden volgde leek blijkbaar den veldwachter niet. Althans hij verliet het gezelschap en ging den burgemeester verslag doen van wat hij gehoord had. Gijs Harms trok ook af, en weldra volgden de meesten zijn voorbeeld. Wijzer was echter nog niemand geworden.

Zelfs op een stil dorp als het onze kan men niet eindeloos praten over een ding, hoe gewichtig ook. Na een paar dagen minderden de gesprekken over den diefstal, en liet men het aan den burgemeester en zijn veldwachter over, licht in de duisternis te ontstoken.

Eenige dagen later werd ik, des nachts te bed liggende, uit den slaap gewekt door een geweldigen slag, die het huis deed trillen. Enkele oogenblikken later was het alsof aan felle lichtstraal door de kamer sehoot. Ik begreep nu dat het geluid hetwelk ik gehoord had de donder was. Weldra hoorde ik, hoe de bewoners van het andere gedeelte van het huis reeds op waren. Bij onweder des nachts bleef hier trouwens niemand te bed.

Ik gevoelde echter weinig lust om op te staan, en was juist van plan maar weer te trachten te slapen, toen ik opnieuw een geluid hoorde, veel zwakker dan het eerste maar dichter bij. Eerst hield ik ook dit voor den donder, maar toen het zich herhaalde en nog eens herhaalde, werd mij duidelijk dat er ditmaal aan de deur werd geklopt.

Wat zou dat zijn? De lieden van het huis bij wie ik inwoonde, konden mij gemakkelijk van den anderen kant bereiken. "Wie kon er dan in zulk een weer en in het holst van den nacht aankloppen. Toch kreeg ik weldra volkomen zekerheid dat daar buiten werkelijk iemand wachtte. Want er werd nu ook hevig aan de nachtbel getrokken, die men blijkbaar eerst niet gezien had.

Er was natuurlijk geen sprake van te blijven liggen. Een geneesheer moet dag en nacht klaar staan; dat had ik al meer ervaren. Ik ging dus naar 't venster, schoof het open en trachtte te onderscheiden wie daar "buiten aan de deur stond. Doch 't was stikdonker. Regen en wind sloegen mij geweldig in 't gezicht. Ik trok dus haastig het hoofd weeibinnen, wierp een mantel om, en haastte mij naar beneden. De deur had een traliewerk. waardoor men zonder haar te openen kon zien wie buiten stond. Ik kon echter niet anders onderscheiden dan een lange donkere gestalte, en vroeg:

»Wat is er?

»O dokier, " was 't antwoord", kom alsjeblieft dadelijk mee. .Mijn kleine jongen ligt op sterven.”

»Wie zijt ge ? " vroeg ik na, " want de. stem was mij geheel onbekend en scheen daarbij te komen van iemand die meer gewoon was Duitsch dan Nederlandsch te spreken.

»Mag ik even Binnen komen? Dan' zal ik u alles vertellen.”

Eer ik kon antwoorden, schoot weer een felle bliksemstraal door de lucht. De plek voor de deur was voor een oogenblik lichter dan bij klaren dag.

Ik kon nu onderscheiden wie daar stond.

Het was een lang, sterk geboiiwd man, donkerkleurig en met forsche trekken. Hij zag er juist niet uit om zijn gezelschap te begeeren.

Plotseling schoot mij te binnen wat Gijs Harms verteld had en ik zei op beslisten toon:

»Gij zijt een Zigeuner, nietwaar? ”

»Ja mijnheer, ja; maar och heb medelijden en kom dadelijk mee. Anders zal mijn kind, mijn eenig kind, zeker sterven. Ik wil u graag goed betalen".

Ik stond een oogenblik besluiteloos en hij ging voort:

»Als u zulk een kind hadt, mijnheer, zoudt ge zeker zoo lang niet wachten. Hij zal sterven, wezenlijk, als gij niet spoedig komt.”

Er lag zooveel bezorgdheid en angst in den toon waarop die woorden werden uitgesproken, dat ik diep ontroerd werd. Todj aarzelde ik nog, wat misschien begrijpelijk was, wijl ik nog zoo weinig ondervinding had.

»Kan ik niet morgenochtend komen ? 't Is zulk een vreeselijk weer”.

»Dat gaat niet, dokter", antwoordde hij gejaagd. »Over eenige uren is mijn jongen dood, als er geen hulp komt.”

Maar hoe weet ik wat gij van plan zijt? Er zwerft hier in den laatsten tijd, zoo veel slecht volk-rond, en houd mij ten goede dat ik niet weet wat er van heel uw verhaal waar is.«.

»Dus ge wilt niet komen, dokter«, jammerde de man«. Dat is hard en wreed van uen het kon u eens spijten als het te laat is. Hadt gij een kind zooals ik

Ik kon niet langer weigeren.

»Genoeg«, zei ik, »wilt gij op uw woord en eer belooven dat ik ongehinderd en veilig kan terugkeeren, dan zal ik met u gaan«.

»Daar geef ik u mijii woord op, dokter* sprak de man tevredengesteld. Maar één ding, er is groote haast bij

Ik opende nu de deur en liet hem binnen.

»Wacht even hier« .zei ik. ».Dadelijk kom ik terug «.

Snel ging ik naar boven, wierp mij in de kleeren, en vulde mijn tasch met de geneesmiddelen en andere dingen, die ik dacht het meest noodig te zullen hebben. Toen ging ik naar beneden, waar de-Zigeuner druipnat mij wachtte. Ik had een brandend lantaarntje in de gang-gehangen. Bij het licht kon ik nu mijn bezoeker wat van naderbij opnemen. Zijn woorden hadden mij eenig vertrouwen ingeboezemd, en dit werd toen ik" hem scherp en strak in de oogen zag eer vermeerderd dan verminderd. Zeker, hij had een ruw voorkomen, iets vreemds en wilds zelfs in zijn trekken, geheel verschil-' lend van de gezichten die ik gewoon was om mij heen te zien. Maar toch kreeg ik het gevoel, dat ik gerust met dien man mee kon.-gaan en trachten hem te helpen. Kon-de Heere God mij niet bewaren ook in dien donkeren onweersnacht en in vreemd gezelschap?

»Hebt ge een wagentje meegebracht* ? vroeg ik. »Neen«, antwoordde hij, terwijl hij mijn onderzoekenden blik rustig doorstond. »Maar ik heb toch op andere vnjs gezorgd. Een wagentje zou ons moeilijk kunnen brengen, waar wij zijn moeten».

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 oktober 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 oktober 1913

De Heraut | 4 Pagina's