GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE SPEELMAN.

XII.

OP DEN WEG.

Geruiraen tijd bracht ik zoo in 't onzekere door, bijna altijd over die ééne zaak nadenkende, gelijk het bij zieken meer gebeurt. Mijn genezing ging zeer langzaam. Want het is gelijk Salomo zegt: Een blij hart zal een medicijn goed maken. Toch werd ik allengs beter, maar vreemd genoeg, het gaf mij geen rechte vreugde, omdat ik nog steeds in het ongewisse verkeerde.

Dat duurde voort, tot ik eens op de gelukkige gedachte kwam, mijn hart uit te storten voor mijn lieve moeder, die mij steeds trouw verzorgde. Had ik dat maar eer gedaan ! Want zij hielp mij dadelijk, door eenvoudig te zeggen: «Ik geloof beste jongen, dat je zoo wel over het een als over het andere bedroefd zijt, en dat is heel goed te begrijpen. Maar onderzoek je zelf eens goed, wat de voornaamste reden is van je droefheid. Bedenk er wel bij, dat het aardsche leed toch altijd een gevolg is van de zonde, en dat dus in die de voornaamste oorzaak schuilt".

Deze woorden brachten mij weer tot geheel nieuwe gedachten. Weldra kwam ik tot de ontdekking, dat eigenlijk de droefheid der wereld bij mij nog hoofdzaak was. Dikwijls kwamen mij nu in de gedachten de laatste twee regels van een versje dat ik in mijn jeugd gelezen had. Daarin wordt tot vele naamchristenen gezegd:

Mocht gij op 't aardrijk eeuwig bouwen. Gij liet den Heer Zijn hemel houen.

De tuinmansvrouw moest glimlachen, maar kon niet nalaten te zeggen:

«Dat is toch eigenlijk wel waar van ons allen. Zoolang de Heere onze oogen niet opent, zijn wij blind voor het hoogste goed, en zien alleen op de aardsche dingen. Geen wonder dat het u ook zoo ging«.

Maar gelukkig bleef het zoo niet, en ik begreep ook zelf dat' het anders met mij moest worden, en bad den Heere het daartoe te leiden. Het behaagde Hem dit te doen en wel door middel van onzen predikant, die mij trouw kwam bezoeken.

Op zekeren dag toen hij weer veel met mij gesproken had, vertelde ik hem eerlijk dat ik nog altijd niet kon inzien wat ik bijzonder verkeerd is gedaan had. Ik was toch altijd oppassend geweest, had voor mijn ouders gezorgd, niemand kon iets kwaads van mij vertellen en zoo meer. Wel had ik yroolijk geleefd en mij om ernstige dingen weinig bekommerd, maar dat deden er zoo velen, die toch brave, beste menschen werden. Wat was er nu eigenlijk waardoor ik verkeerd gedaan had.

De dominé glimlachte en zei: «Geef mij even den Bijbel«,

Toen zocht hij het vijfde hoofdstuk van Daniël op en las daaruit voor de geschiedenis van koning Belsazar, hoe hij een hand op de muur zag verschijnen, die letters schreef, en hoe Daniël werd geroepen om dat schrift uit te leggen. Met nadruk wees hij mij op het 23ste vers. Laten wij het even opzoeken.

De tekst werd opgezocht en door den tuinman gelezen. Daarop ging de speelman voort.

Maar gij hebt u verheven tegen den Heere des hemels, en men heeft de vaten van Zijn Huis voor u gebracht, en gij, en uwe geweldigen, uwe vrouwen, en uwe bijwijven, hebben wijn diiaruit gedronken, en de goden van zilver en goud, koper, ijzer, hout en steen, die niet zien, noch hooren, noch weten, hebt gij geprezen; maar dien God, in wiens hand uw adem is, en bij wien alle uwe paden zijn, hebt gij niet verheerlijkt.

»Let nu eens op dat laatste, zooals de dominé tot mij zei:

Die God in wiens hand uw adem is en bij wien al uw paden zijn, hebt gij niet verheerlijkt*.

»Zie« zoo sprak de leeraar, »daar was nu een machtig koning, die veel had kunnen leeren uit het voorbeeld van zijn vader, maar wat deed hij ? Hij leefde naar het goeddunken van zijn hart en diende de afgoden, terwijl hij God verachtte, hoewel hij kon weten dat zijn goden hem niet verlossen konden. Hij had den God des hemels moeten verheerUjken, maar hij deed het niet. Dat was zijn zonde, en dat is zoo bij vele menschen. God heeft ons geschapen tot Zijn eer, en die moeten wij bedoelen. Vraag u zelven maar eens af of ge dit dusver gedaan hebt. Al zijt ge onberispelijk geweest voor de menschen, de hoofdzaak blijft toch of ge God hebt verheerlijkt, of dat uwe bedoeling was.«

Ik moest eerlijk erkennen dat ik tot nu toe zoo veel mogelijk voor mij zelf en mijn genot had geleefd, en in elk geval mij om de eere Gods weinig bekommerd had. Toen ik dit inzag ging mij als 't ware een licht op, en begreep ik althans duidelijk, dat ik een zondaar voor God was, ook al prezen mij vele menschen.

Doch hoe het nu aan te leggen. Ik ging ongelukkig geheel met mij zelf te rade. Ik kwam tot de slotsom, dat mijn leven geheel moest veranderen en daarin had ik ongetwijfeld gelijk. Maar geheel verkeerd was 't, dat ik zulk een nieuw leven iji eigen kracht wou beginnen, en geheel vergat dat beide het willen en werken van God komen.

Ik beterde allengs, begon weer wat te loopen en kon in huis eenig licht werk doen. Mijn velen vrijen tijd bracht ik door met op de fluit te spelen. Doch nu waren het geen ijdele, wereldsche liedjes meer die ik liet hooren, maar psal men en geestelijke gezangen zooals die hier veel gehoord worden. Ook las ik trouw in den Bijbel en sprak vaak met mijn vrome ouders over geloof en bekeering. Menigmaal kwamen mijn oude vrienden mij opzoeken. Doch ik had weinig lust over de vroegere dingen te spreken, althans over de ijdele en verkeerde waar zij het meest mee op hadden. Zooals ik hoorde vonden zij mij verbazend veranderd, wat ook werkelijk zoo was, doch zij schreven dit toe aan wat mij was overkomen, en wat er uit volgde. Was ik maar eerst geheel beter dan zou ik, meenden zij, ook wel weer de oude worden, de vroolijke Frans van eertijds.

Stond het dus vast dat ik niet meer dezelfde was als voorheen, toch gevoelde ik voor mij zelf mij volstrekt niet gelukkig of voldaan. Al trachtte ik nu ook tot eer des Heeren te leven, en in Zijn wegen te wandelen, ik moest telkens bekennen dat ik daarin zeer veel te kort schoot, en vooral dat de rechte Inst mij ontbrak. Het ging mij als Israel, dat wel de heilige en goede wet des Heeren had, maar toch liefst naar zijn eigen begeerten leefde. Ik meende op den rechten weg ten hemel te zijn, zoo ik maar anders en beter leefde dan vroeger, en begeep niet dat ik er door mijn eigen deugd en braafheid toch niet komen zou.

Intusschen gevoelde ik mij al ongelukkiger. Dit duurde tot ik op zekeren morgen aan de ontbijttafel mijn vader Efeze 2 hoorde voorlezen. Dit hoofdstuk las hij zeer dikwijls en ik kende het nagenoeg van buiten. Wat mij ditmaal echter bizonder trof waren de woorden uit vers 8 en 9 :

Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave; niet uit de werken, opdat niemand roeme.

Na het ontbijt bleef ik nog een poos over die woorden nadenken. Uit genade en niet uit de werken, zoo had de Apostel Paulus gezegd. Wat kon dat beduiden ? Ik wist het niet dadelijk, of liever er gingen weken voorbij eer ik het recht vatte. Doch het behaagde den Heere het onderwijs van mijn ouders en van den leeraar als middelen te gebruiken. En zoo leerde ik de woorden van den apostel Paulus verstéian. Ook leerde ik begrijpen dat ik dusver de zaligheid gezocht had langs een weg waarop die niet te vinden is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 juni 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 juni 1914

De Heraut | 4 Pagina's