GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE SPEELMAN.

XXXIX.

HERSTELD.

(Door een vergissing ter : ; etterij is het slot van het 7iorig stuk wat verward. We geven hier wat het zijn moet).

Op deze woorden volgde een algemeen gelach, en de jager riep uit: „Zoo mag ik het hooren! Als gij spoed maaTct zijn we binnen een week van dien last verlost. Anders kon het wel zes maanden duren. En om spoed te maken hebt gij de hulp van den graaf noodig".

Ten slotte kon de jager vertrekken met de boodschap, dat ieder zou zorgen in het begin der volgende week gereed te zijn.

Op uitnoodiging van zijn vrienden had ook de speelman de samenkomst bijgewoond en wel begrepen, dat--er voor 't oogenblik aan wat anders te denken viel dan aan de toonkunst. Des avonds in het gesprek met zijn gastheer werd hem dit nog duidelijker. Hij wilde dus maar de terugreis aannemen, doch dat vonden de anderen niet goed. „Blijf hier", zeiden zij, tot de jacht is afgeloopen. Die kunt ge dan meteen zien. En als alles naar wensch gaat, kunt ge nog daarna eenige dagen blijven en hooren wij u O]) de fluit.

De speelman had er niets tegen. Had hij geweten wat volgen zou, hij zou waarschijnlijk anders geoordeeld hebben.

m Den eerstvolgenden Dinsdag had de jacht plaats. Het bosch werd afgezet. De slotheer verscheen met jagers en honden. De dorpelingen zouden helpen en zorgen dat de roover niet ontkwam. De speelman wilde liefst enkel toeschouwer zijn.

Om in het bosch te gaan was voor een ongewapende gevaarlijk. De man bleef dus M'ijselijk bij de boeren aan den boschkant. Doch twee, drie uren verUepen en hij zag niets bijzonders. Om toch niet voor niemendal gekomen te zijn besloot onze vriend toen een heuveltje te beklimmen, dat ruimzicht bood.

Nauw was hij daar een, tien minuten, toen een geweldig leven in de verte hoorbaar werd. 't Geluid kwam snel nader. Men hoorde getrappel van paarden, woest geblaf van honden, geschreeuw van jagers en drijvers. Nu zal 't komen, dacht de speelman, en het kwam ook, ja er kwam misschien meer dan hem lief was. Want een eind voor den jachtstoet rende de opgejaagde wolf, met rechtopstaande haren, met bloed beloopen oogen en de roode tong uit den vervaarlijken muil. En erger nog, het beangste, woedende beest ijlde recht op de heuvel toe. Als hij dien eens opvloog...

De goede man voelde zich alles behalve op zijn gemak. Had hij nu zijn fluit maar meegenomen. Hij had immers meermalen gehoord, dat wilde dieren bang zijn voor muziek. Maar er was thans geen tijd, om dat instrument even te gaan halen.

Gelukkig duurde de benauwdheid niet lang, want de wolf had op dat oogenblik wel wat anders te doen dan heuvels te beklimmen of vreedzame toeschouwers aan te vallen. Hij draafde voort, al dichter bij gevolgd door de honden en de jagers, terwijl verderop de boeren hem opwachtten gewapend met hooivorken, zeisen en dorschvlegels. De speelman werd nu nieuwsgierig om het einde te zien, dat niet ver meer kon zijn. Met een verlicht hart ging ook hij nu aan het draven, den heuvel af, doch vergat om voorzichtig voor zich uit te zien. Het gevolg was dat hij in een kuil trapte, en zoo lang als hij was op den grond viel. Wel kwam hij na eenige moeite wéér op de been, maar een geweldige pijn in den voet zei hem, dat hij een leelijken val gedaan had. Met moeite strumpelde hij terug naar de boeren en verwenschte in stilte zijn nieuwsgierigheid en alle wolven tevens.

Hij zette zich op het gras, en zag hoe de wolf dicht bij de boeren beproefde ter zijde te ontkomen. Doch hierdoor gaf hij den honden tijd hem te bereiken, die van allen kant op hem aanvielen. Er ontstond een verwoed gevecht. Nog wist de wolf zich los te rukken, maar nu liep hij den jagers tegemoet. Een welgericht schot velde hem neer. Een luid gejuich steeg op. De jachthorens riepen alle die ter jacht waren, naar de plek. De geduchte roover was dood!

Maar wie niet mee juichte vas de speelman. Daarvoor deed zijn verstuikte - lOet hem te veel pijn. Toen de doode wolf ir^ zegepraal werd? weggedragen op een ladder mei: groen versierd, hinkte de man mee achteraan, maar was blij' toen hij naar huis kon gaan om rust te nemen. Den volgenden dag kon hij in het geheel niet loopen, en 't liet zich aanzien ciat het geruimen tijd duren kon eer hij hiertoe v.eer in staat was. Van spelen en zingen kwam natuurlijk niets. Doch ^'t ergste was de terugreis die onbepaald moest worden uitgesteld, wijl de kosten van een reis per wagen te hoog waren.

Eerst na drie weken ging het loopen weer wat beter. De speelman maakte dankbaar gebruik van de gelegenheid om mee ; e rijden met een boer, die naar de Geidersche grenzen moest. Eerst woonde hij nog het feest bij waarop de dorpelingen hun dank en blijdschap uitspraken voor het dooden van de wolf Een week later zat hij wel behouden weer in zijn eigen woning.

Reeds den tweeden dag na zijn aankomst zocht hij zijn ouden vriend, den tuinman van Jadis oj). Er viel over en weer heel wat te vragen en op te helderen daar niemand begrepen had waar onze vriend 200 lang bleef.

„En hoe gaat het nu met de kleine zieke i^" vroeg de speelman al spoedig, „wordt zij beter .? " „Tot nog toe - helaas niet" antwoordde de tuinman, al wenschen wij het allen. Ik mag de kleine Louise elke week een keer bezoeken, en vind dat het lieve kind eer achter dan vooruit gaat. Ik heb 't gewaagd den dokter eens te vragen wat hij er van dacht, en die ziet ook geen beterschap."

„Wat scheelt het meisje eigenlijk.'" vroeg de speelman.

„Dat weet ik niet, en de dokter zei het ook niet."

De bezoeker zei daar niet veel op. Hij sprak nog een poos met zijn vrienden en ging toen heen, zonder iets van zijn kunst te hebben laten hooren. Bij zijn vertrek vroeg hij nog of de dominé wel eens bij Louise kwam. Toen bleek dat dit zoo was nam hij afscheid en begaf zich regelrecht naar den predikant. Want er was een plan bij hem opgekomen dat hij maar aanstonds wilde uitvoeren.

Hij vend den leeraar 't huis en maakte zich bekend wat trouwens niet meer noodig scheen te zijn. Toen vroeg hij weer of de dominé ook wist welke ziekte Louise plaagde.

„Ook ik weet het niet" zei deze, »maar wat zou het ons ook baten} Wij zijn toch geen geneesmeesters."

„Zeker niet" zei de speelman. „Maar voor geneesmiddelen heb ik wel eenig verstand. Ik zoek kruiden en lever die aan apotheken en drogisten. Al doende heb ik heel wat opgemerkt en geleerd. Dat kon misschien nu te pas komen. W'eet u, dominé, geen weg om er achter te komen aan welke ziekte de jongejuffrouw lijdt ? "

De dominé dacht even na toen zei hij :

„Ik weet wat. Er is een professer uit Utrecht, dien ik ken, bij Louise geweest. Hem zal ik vragen om inlicliting en zoodra ik die heb — dat kan zijn over drie dagen — zal ik om u sturen. Als gij meent iets goeds te kunnen doen, wil ik gaarne behulpzaam wezen."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 april 1915

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 april 1915

De Heraut | 4 Pagina's