GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE SPEELMAN.

XLII.

FEEST,

„Dat is een aardig spreekwoord" zei mevrouw, „bij ons in Brabant heb ik 't nooit gehoord.".

„Geen wonder mevrouw", antwoordde dé speelman, „want het is geen spreekwoord, maar een woord uit den Bijbel en in het Roomsche Brabant lezen ze dien helaas niet. God geeft ons al Zijn gaven om niet. Licht dat wij dan iets er voor uitgeven, zonder er altijd wat voor terug te verlangen."

„Nu het zij zoo", sprak mijnheer, „maar toch hoop ik u nog eens te toonen, dat ik niet vergeet, wat ge voor ons deedt. Als ik weer eens stuur, zult ge toch zeker wel komen? "

Dat beloofde de bezoeker en na Louise nog even gezien te hebben, vertrok hij.

„Ik dacht toch niet" zei mevrouw, „dat zoo'n man te trotsch zou zijn om geld van ons aan te nemen, 't Is eigenUjk ongepast."

„Gij vergist u geloof ik", sprak haar man. „'tis volstrekt geen hoogmoed die hem hierbij dnjft, maar hij wil Gods gave zelf ook geven. Goed of niet, ik vind er iets moois in. Want al had hij tien Zeeuwen gevraagd (26 gl.) hij zou ze gekregen hebben. Als de hoogmoed hem plaagde, zou hij . toch zeker niet als speelman zijn brood verdienen, en zijn loon bij duiten en stuivers ophalen."

„Dat is zoo. Overigens is hij ook mij meegevallen, 't Is een fatsoenlijk man en heel godsdienstig, geloof ik."

„Zeker, en eerhjk gezegd mochten we daarin wel wat. van hem overnemen. Hij gelooft vast dat het God is die het met onze Louise zoo heerlijk heeft geleid. Ik had daar nooit aan gedacht, maar begin het nu ook te gelooven. We hadden de beste hulp die te krijgen was

en toch ging het achteruit. Nu verschijnt onverwacht deze onbekende man en door zijn middelen, zoover wij weten, werd ons lief kind beter. Ik wil wel weten, dat ik daarin meer zie dan enkel toeval, maar veeleer de harid van God, en dat ik behoefte heb Hem te danken".

, „Gij kunt wel gelijk hebben", zei Mevrouw, die wellicht meer gevoelde dan zij nitsprak. „In alle geval denk ik nu over die vrome menschen heel anders dan vroeger."

„Dat kan onzen tuinman ten goede komen", merkte mijnheer glimlachend op.

Met groote belangstelling was het bericht van de beterschap der jonge juffrouw van Jadis in den omtrek vernomen, 't Zal den lezer misschien verwonderen, dat de ziekte van een jong kind zoo veler aandacht trok. Doch men bedenke er bij, dat Louise bij velen bemind was, dat de erfdochter, het eenige kind van rijke, aanzienlijke lieden reeds daardoor meer dan gewone kinderen de aandacht trok, en eindelijk dat landheeren en groote grondbezitters in dien tijd vrij wat meer in macht en aanzien stonden dan nu. 't Waren niet alleen deMaanszoons, die hun best deden, bij den heer van Jadis in de gunst te komen.

Een paar weken later was er op het buitengoed feest. Vrienden en bekenden waren genoodigd, om zoo zij lust gevoelden I^ouise te komen gelukwenschen met haar herstel, dat, zoo zei ook de dokter, nu volkomen was. Het huis was fraai' met bloemen versierd. Oranjeboomen prijkten langs den oprit. Voor de stoep en de groote deuren die open stonden, verhief zich een mooie eerepoort met groen, bloemen en linten gesierd. De poort was opgericht door de onderhoorigen op Jadis. Er boven prijkte in kleurige letters:

Aan onze jonkvrouw Louise.

Daaronder volgde een lang vers, waarvan ik hier echter slechts een stukje zal geven, en dat minder wijl het zoo mooi was dan wel omdat het een van de weinige aanwijzingen bevat, waar zoo ongeveer Jadis gelegen heeft:

In 't groen seizoen wees welkom Aan heel het land van Ellekom, Nu gij weer vroolijk spelen mocht In frissche, warme zomerlocht.

Des Heeren goedertierenheid Heeft van de krankheid u bevrijd; Dies moge Hij den dank ontvaen Voor 't goed dat bij u is gedaan.

Uw Vader en uw Moeder bei Zijn met ons, knechten, maagden, blij Nu wij uw aangezicht weer zien Tot vreugd ook van veel andre Hen.

Ook de speelman was genoodigd tot het feest. Toen mijnheer Verspronck hem vroeg had de man zich bescheiden verontschuldigd. Hij paste niet in zulk groot gezelschap en was ook geen onderhoorige op Jadis. Daarbij bleef het voorloopig. Doch toen Louise op de vraag, of zij ook een wensch had voor het feest antwoordde: »Ja, dat de speelman ook komt«, beproefde Mijnheer het nog eens. De ander dacht toen een poosje na en zei: »Nu ik zal mijn best doen te komen*. Maar de blik welke die woorden vergezelde scheen te zeggen: Ik heb er iets op gevonden.

»Ik geloof*, zei Mijnheer een poos later tot zijn vrouw toen hij het haar vertelde, »dat menigeen onder ons van dien eenvoudigen man nog wat kan leeren. Het is hem noch om geld noch om eer te doen, en de vroomheid ligt er bij hem maar niet boven op. Ik acht hem in zekeren zin hooger dan den hertog van Marlborough, onder wien ik gediend heb, en die wel zorgde dat hij zelf nooit te kort kwam. Ik geloof dat ik over vrome, oprechte menschen zooals hij vroeger niet goed geoordeeld heb.«

Het was een bonte schaar, die men op Jadis bij Louise's feest vereenigd zag. Er waren adellijke heeren en vrouwen, aanzienlijke burgers, pachters en boeren, en de dienstboden van Jadis, die ditmaal echter zelf bediend werden. Van zelf vormden zich groepjes die plaats namen aan lange tafels op het groote grasperk. Want bij het heerlijk zomerweer zou het feest zooveel doenlijk in de open lucht gevierd worden. Ook de dokter was genoodigd en tot veler verbazing ook de predikant van Rheden. Zouden de Versproncks nu ook vroom worden als hun tuinman? fluisterden sommigen spottend onder elkander.

Toen allen gezeten waren verscheen de kleine Louise, door twee vriendinnetjes begeleid. Ze zag er voortreffelijk uil; als Gelders welvaren, zeiden de boeren. Een luid gejuich verwelkomde haar, terwijl zij plaats nam tusschen haar vader en moeder.

De heer Verspronck zei nu hun dank die ver.schenen waren, ook voor de belangstelling in zijn dochtertje betoond. Hij wenschte allen een genoegelijken dag, en las toen met luider stem het vers voor dat boven de eerepoort prijkte, en waarin zoo ongeveer van elke groep bezoekers iets gezegd werd.

't Was midden op den dag, de gewone tijd in die dagen voor het middagmaal. Daarvan werd ook nu niet afgeweken. Doch eer men begon rees de predikant op, om een zegen te vragen en een woord tot de feestgenooten te spreken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 mei 1915

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 mei 1915

De Heraut | 4 Pagina's