GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op de Gereformeerde predikantenconferentie, insdag en Woensdag te Utrecht gehouden, wamen belangrijke vraagstukken ter sprake, aarbij de inleiders hun referaat in korte stelingen hebben saamgevat.

Ds. W. Bouwman van Hallum hield een inleiing over Belijdende Volkskerk óf Vrije Kerk, aarbij hij de volgende stellingen verdedigde:

I. Van de absolute Volkskerk, gelijk die wordt oorgestaan door de modernen en waarin »nagist l wat leeft in het volk», moet wél onderscheiden orden de relatieve Volkskerk, gelijk die met name ordt beoogd door de confessioneelen.

II. Is de eerste den naam van kerk onwaardig, nder de laatste verstaat men een kerk, die de onfessie handhaaft, maar tevens heel het volk in ijn organische eenheid omvat; die o.a. zeer ruim s in haar doopspraktijk, maar zonder de gedachte er openbare ongeloovigen tot de sacramenten toe e laten; die vanwege de Christelijke overheid als e ware, de nationale kerk dient te worden erkend n voorgestaan en met haar belijdenis en eeredienst en geheel bevoorrechte positie in te nemen ten pzichte van Volk en Overheid, en aan welke in ake wetgeving enz. in de openbare instellingen en groote invloed behoort te worden gegund.

Als de Volkskerk van Nederland moet naar het ordeel der confessioneelen erkend worden de ederlandsche Hervormde kerk, die echter reorgaisatie van noode heeft. Terwijl aan de andere erken als scheurkerken en aan sekten vrijheid van odsdienst behoort te worden gelaten, — althans oor zoover die niet in strijd is met het Christelijk rotestantsch karakter der natie.

III. Niet alleen de moderne volkskerk-gedachte, maar ook die van pas genoemde broeders vindt geen steun in de H. Schrift: noch in de profetische roeping der kerk, welke trouwens ook door de Gereformeerden, die geen aanhangers dezer Volks­ F kerk-idee zijn, onverzwakt wordt beleden, noch in de verhouding van verbond en volk, kerk en t staat onder Israël, welke een exceptioneel en voorbijgaand karakter droeg en gesteund werd w door onmisbare strenge inzettingen, die nochtans p in geen enkele andere volkskerk zouden mogen worden toegepast, noch in het doopsbevel en ver­ D wan te. uitspraken der H. Schrift.

IV. Een belijdende volkskerk is niet alleen in E abstracto wel mogelijk, maar heeft er óók in ons a land zelfs bestaan, toen de Gereformeerde kerk hier te lande de heerschende kerk was geworden en als de ware kerk door de overheid werd erkend B en bevoorrecht. m

Maar ook door hare geschiedenis heeft God ons d geleerd, dat de volkskerk in de praktijk steeds voor het onontwijkbare dilemma komt te staan c om öf de idee en de pretentie van de volkskerk 1 te zijn, op te geven, óf als kerk steeds meer haar v heilig karakter in te boeten en geestelijk al dieper té zinken.

V. Met het oog op de gemengdheid onzer bevolking en de feitelijk bestaande pluriformiteit der kerk als openbaring van het lichaam .van Christus, zou elke kerk, welke dan ook, in ons vaderland, die hare belijdenis wil handhaven en alzoo nog den naam van kerk mag dragen, door de pretentie van de volkskerk te zijn en door den eisch om als zoodanig te worden erkend, zich schuldig maken aan onbescheidenheid jegens het grootste deel des volks en aan een dcor niets gemotiveerde en stuitende aanmatiging tegenover andere kerken.

En voor de Ned. Herv, Kerk onzer dagen kan er in haar tegenwoordig bestaan en hare verhouding tot het Nederlandsche volk al evenmin als in de historie eenige reden bestaan om zich zoodanig recht aan te matigen.

VL De Gereformeerden hier te lande-hebben de ernstige roeping om, — afleggende den volkskerkwaan, maar evenzeer afkeerig van alle separatisme en scheurziekte en verstaande hun hooge verantwoordelijkheid en heilige roeping ten opzichte van het gehtele Nederlandsche volk, — in gehoorzaamheid aan het Woord des Heeren en naar den eisch onzer confessie steeds meer te zoeken ééne kerkelijke gemeenschap om als vrije kerk in den vrijen staat, maar in deugdelijk verband met de overheid en door deze in publieke rechten erkend, te waken voor de heiligheid van het verbond der genade, maar tevens geheel het Nederlandsche volk terug te roepen tot de gehoorzaamheid aan der vaderen God en diens gezalfden koning.

En Ds. T. J. Hagen, onze veldprediker te Arnhem, had het over de geestelijke verzorging der miUtairen, aan de hand van de volgende stellingen:

1. De geestelijke verzorging van de militairen in engeren zin (prediking, catachisatie, ziekenbezoek) is de taak van het kerkelijk instituut. De Staat \ kan die niet op zich nemen.

kan die niet op zich nemen. 2. Wel heeft de Staat de roeping om die gees-1 telijke verzorging te bevorderen door a. voor dien arbeid der gami^oenskerlcen zooveel mogelijk gelegenheid te gu.cn en het kerkbezoek en catechisatiebezoek te helpen controleeren, zonder nog in de vroegere > kerkparade'' te vervallen; b. voor die militairen, die in de garnizoensplaats geen gemeente van hun gezindte aantreffen, naburige kerken uit te noodigen dien arbeid te verrichten; c. per man een zeker bedrag beschikbaar te stellen voor contributie, plaatsengeld enz. voor de kerken.

3. De regeering benoeme daartoe legerpredikanten en geestelijken, en wél voor iedere divisie of te vormen district, een predikant van orthodoxe, en een van moderne richting, en een Roomsch-Katholiek geestelijke. Hun taak zij, toe te zien, dat de militairen van elk garnizoen een geestelijk verzorger ontvangen, overeenkomende met den geest der gezinnen, waaruit de staat hen oproept, en de regeling met de verschillende kerken in verband met den dienst tot stand te brengen.

4. Aan deze legerpredikanten en - geestelijken worde opgedragen de geestelijke verzorging van de militairen in ruimeren zin (ontwikkeling, ontspanning, militairen tehuizen, vereenigingsleven, enz.), voorzien in de bizondere behoeften aan geestelijke verzorging bij manoeuvres, mobilisatie en in oorlogstijd.

5. Ook zou het gewenscht zijn, dat die predikanten en geestelijken af en toe aan heel den troep «theorie'' gaven over den plicht van landsverdediging, het recht van oorlogvoeren, gezag enz. De bijwoning daarvan wordt verplichtend gesteld, met dien verstande, dat ieder militair kan gaan bij den predikant of geestelijke van zijn richting.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 september 1915

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 september 1915

De Heraut | 4 Pagina's