GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Naar alles wat zijn vader gedaan had”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Naar alles wat zijn vader gedaan had”.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En hij deed wat kwaad was in de oogen des HEEREN, naar alles wat zijn vader gedaan had. 2 Kon. XXIV : 9.

In de wet van Sinai was van meetaf het verband gelegd tusschen den onheiligen zin der vaderen en de zondige neiging in het uit die vaderen opkomend kroost. Zelfs was die samenhang gebonden tot in het vierde geslacht. »Ik de Heere uw God, zoo heette 't, ben een ijverig God, die de misdaden der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en het vierde lid dergenen, die mij haten.» En tégen dit zondeverband stond dan rechtstreeks, en in veel breeder omvang, het zich voortplantend genadeleven over. Daarvan toch heett? het: »En doe barmhartigheid aan duizenden dergenen die mij liefhebben en mijn geboden onderhouden.

Verband en samenhang in de geslachten, zoo zet 't bij Sinai in, ' en zoo vinden we het in Israel nog, als het zijn loop voleind heeft, en op 't punt staat, om naar Babel te worden uitgevoerd. Jojachin was de jonge koning dien dit lot trof en van hem nu staat in 't boek der Koningen (2 Kon. XXIV:9) opgeteekend: Hij deed dat kwaad was in de oogen des Heeren, naar alles wat zijn vader gedaan had." Ook hier dus niet een op zichzelf staand zondig leven van den laatsten koning van Israel, maar-.ook bij dien Jojachin zijn persoonlijk zondig leven m geslachtsverband met het zondig bestaan van zijn voorgeslacht.

Zijn vaderen waren in zonde nazonde vervallen. En al is Jojachin nu pas achttien jaar oud, toch teekent zich ook in hem en aan hem, reeds op zoo jeugdigen leeftijd, een gelijk zondig bestaan af, als zijn vader en zijn grootouders voor God verwerpelijk had gemaakt.

Het is niet een enkele in 't oog springend'* zonde waarop gewezen wordt; het is niet een zaam gruwelstuk, waarvoor hij persooi; Jat rust ant-*oordelijk wordt gesteld; maar 't is oorbij, er zooals 't op den Sinaï was ingezet. ; kracht», zat niet in de enkele personen, ma ik reeds

in het geslacht als zpodanig. Uit het jongere geslacht kwam _opnieuW een zondig geslacht op. En zulks niet "alleen in den algemeenen zin, waarin we allen als zondaars geboren , worden, en alleen door genade gered kunnen worden. Neeii, het gold hier een zondig bestaan, dat aan dit geslacht eigen was, dat in dit geslacht van vader op kind en van grootvader op kleini**kind overerfde. En het is in dien neerwerpenden zin dat er vanjojachin te lezen staat: »Ook hij deed wat kwaad w? .s in de oogen des Heeren, naar alles wat zijn vader gedaan had.”

De gemeene voorstelling, die buiten de Schrift ' omgaat, is heel anders. Dan stelt men het zich gemeenlijk voor, alsof ieder kind in kinderlijke onschuld geboren wordt, wel met een kiem van zonde in zich, maar zoo dan toch, dat in ieder persoonlijk de ontwikkeling van zijn zonde opkomt.

Samenhang tusschen eigen zonde en de zonde zijner kinderen, wordt in den regel noch gevoeld noch beleden. Iets wat zich vooral daaruit verklaart, dat de overvloeiing der zonde volstrekt niet altijd rechsstreeks van den vader op 't kind gaat, maar vrij dikwijls van grootvader op 't kleinkind plaats grijpt, en ook wel in het voormoederlijke geslacht zich voortplant.

Hoofdzaak is en blijft daarom, dat tweeërlei steeds onze opmerkzaamheid trekke. In de perste plaats, dat de erfzonde van 't paradijs, van den val af, regelrecht door alle geslachten heen tot ons is overgekomen. Maar dan ook in de tweede plaats, dat de zonde volstrekt niet in allen gelijksoortig is, maar in de ééne familie allicht een geheel ander karakter aannam, dan bij een ander geslacht, en nu dan ook in dit speciaal, in dit persoonlijk karakter van het ééne geslacht op het andere geslacht overgaat.

Dat overgaan en doorgaan van eenzelfde soort zonde van geslacht op geslacht is niet altoos durend. De Schrift bindt het ten deele zelf aan visr op elkaar opvolgende geslachten ; en is eenmaal de loop dier vier op elkander volgende geslachten voleind, dan is 't of de vrije ontwikkeling aan het geslacht hergeven wordt.

Sterk sprekend zelfs is de tegenstelling, tusschen de voortplanting der genade en de doorwerking van de doodelijke zonde. Bij den doorgang der zonde bepaalt zich dit speciale karakter tot het derde en vierde lid dergenen die God haten, terwijl 't omgekeerd van de genadetoewijzing heet, dat 't duizenden zijn die God liefhebben en zijn geboden onderhouden. Doch hoe dit ook uiteenloope en verschille, op het verband en op den saamhang wordt toch beiderzijds nadruk gelegd. Er is samenhang ten verderve in de vier geslachten die God haten, en anderzijds is er samenhang ten leven tusschen de duizenden die God liefhebben en zijn geboden onderhouden.

Maar hoe ge dit ook nemen wilt, in dien samenhang schuilt de werking van een mysterie. Een kind wordt niet, los van zijn vader, uit zijn vader geboren, maar staat met zijn ouders ook zoowel in physieken als in geestelijken samenhang, 't Kind lijkt op zijn vader of moeder in zijn uiterlijk. Het kind is niet een nieuw geschapen wezen, dat een geheel vreemde verschijning doet optreden. Integendeel. Wie uit ChöStenouders geboren is, vertoont een Christentype, wie uit een negerstam geboren is, laat opnieuw het negergeslacht uitkomen. En deze gelijkheid en gelijkvormigheid gaat zoover door, dat ge in geslachtsportretten die drie, vier eeuwen oud zijn, nog altoos het geslachistype herkent.

Dit nu verraadt den samenhang en wraakt elke voorstelling, alsof elk nieuwgeboren kind iets geheel eigens en louter persoonlijks zou zijn. Neen, er is oveterving. Natuurlijk slechts ten deele. Er volgt in 't minst niet uit, dat de zoon van Bilderdijk een dichter van den eersten rang gelijk zijn vader moest zijn. Voor alle persoonlijk verschil, vooral voor 't verschil in 't geniale, zij daarom ruimte gelaten. Maar hoeveel men hieraan ook toegeve, toch gaat de regel van het tweede gebod door, dat de zonde en het geloof zich beide in den samenhang der geslachten \oortplanten. Althans Voor wat de zonde aangaat, tot in het vierde geslacht. Dat ook hierop uitzonderingen voorkomen, dat genade ook hier de zondewet kan doorbreken, is hiermee niet ontkend, maar desniettemin moet 't oog steeds geopend blijven voor wat de bange gevolgen kunnen zijn, die uit het geslachtsverband rechtstreeks voortvloeiefi. En zulks volstrekt niet alleen, omdat de Wet van Sinaï 't ons zoo aankondigt, maar zeer stellig ook omdat we het nog dagelijks als voor jsogen zien. De zonde die eenmaal in een gesiacht insloop en postvatte, blijft gemeenlijk in zulk een geslacht hangen, en telkens weer ontwaart ge het, hoe de geslachten onderling saamhangen, niet enkel in type en gestalte, maar, helaas, ook in de zondige neigingen, die tot in drie en vier geslachten de nakomelingen beheerschen.

Hoever dit kan gaan, toont Jojachin. Hij was niet meer dan achttien jaren oud, en toch staat er van^ hem zoo noodlottig geschreven, dat hij niet enkel deed wat ook zijn vaderen gedaan hadden, maar veel specialer nqg, ^ dat hij in alles deed, wat zijn, vader gedaan ïiad. En ook dit is 't wat ge nog dagelijks om u heen en als voor uwe oogen ziet, zoo ge 't maar niet ook in uw eigen kinderen en in uw eigen persoon ontwaart.

Dit ligt dan veelal aan de levensusantiën. Heeft zich eenmaal een zonde, en zulks in een bepaalden vorm, in een gezin, - in een geslacht vastgezet, dan teekent zich almeer die bepaalde vorm van zonde in heel 't leven der familie af. Elke familiezonde verkrijgt van lieverlede een bepaalde gedaante. Ze sluipt in alle levensusantiën in. Ze beheerscht het zedelijk oordeel dat men velt. Men ziet dat voor oogen en verontschuldigt wat in deze families als zedelyk kwaad kwelt en grieft. Een keer komt daarin dan eerst, als 't God-belieft in zulk een familie een geniaal lid tot slachtoffer van de familiezonde te maken, iets wat dan afschrikt, met de familitezonde doet breken, en levensverniehwing aanbrengt.

Maar dan is dit ook een gansch teedere genade die aan Gods erbarmen is te danken. Op zich zelf teelt anders 't kwaad voort en voort. En wordt steeds jammerlijker over heel het geslacht ten^verderve.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 april 1918

De Heraut | 4 Pagina's

„Naar alles wat zijn vader gedaan had”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 april 1918

De Heraut | 4 Pagina's