GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

VELERLEI WEGEN.

XXVII.

Uit HET LAND.

Vóór ik de levensgeschiedenis van den heer Reinier vervolg, zal het aoodig zijn iets te vertellen, dat omtrent dien tijd moet zijn voorgevallen en rechtstreeks verband houdt met zijn verhaaL.

Op een morgen, toen ik de woonkamer van onzen gastheer binnentrad, werd mijn aandacht gelrokken door een groot, fraai vloerkleed, dat voor de deur lag. Naderbij tredend zag ik, dat het de bereide huid was van een leeuw. Vooral de kop kwam mooi, schoon grimmig uit. Ik wist dat er op Java geen leeuwen rijn, het vel moest das van elders afkomstig waren.

Nog stond ik het te bekijken, toen ik de stem van den prediker hoorde, die mij goeden orgen wenschte en terwijl hij op de huid wees olgen het:

»Die heeft ook een heele reis gemaakt, maar iet op rijn pooten." «Zeker", antwoordde ik, «komt hij misschien it Afrika? ”

»Hoe zoo? ”

»Wel, ik heb, toen ik daar was, dikwijls geoord van streken, waar men nog leeuwen vond. «In Afrika'', vroeg de Heer Reinier met bestelling, «rijt ge er dan geweest? " ïja, jaren lang".

»Ik ook, al was het mijn plan niet, ca evenin myn doel.”

»Vreemd”, zei ik, «juist zoo is het mij ook gegaan.”

»Ik zal het u met een paar woorden toechten. Ik ging als jongmensck uit Nederland p reis naar Indië. Wij hadden een groot schip et veel reizigers. AUes ging goed tot wij aan de Kaap, de Goede Hoop, die beruchte stormkaap kwamen. Daar kregen we boos weer. Ons schip was daar niet tegen bestand en, om

kort te gaan, in den nacht — ik zal dien nacht nooit vergeten — leden we schipbreuk. Van het vaartuig is, zoo ver ik weet, niets te recht gekomen, en van al de reizigers zijn, naar mijn beste weten, slechts twee gered, waarvan thacs een voor u staat.”

»En de andere bij u!" riep ik uit.

Want eensklaps was mij duidelijk geworden wat ik reeds lang half vermoed had, namelijk dat mijnheer Reinier en ik elkander vroeger reeds gezien hadden. Hij moest de man zijn die mij als klein meisje gered had.

De zendeling zelf begreep er echter nog niets van. Hij zag mij verbaasd aan, en vroeg wat ik bedoelde.

»Wel”, antwoordde ik, imijn geschiedenis begint al meer op de uwe te gelijken. Ik heb in den nacht dan rondgedreven op een kippenhok, terwijl een man mij vasthield. Ik weet nu bijna zeker dat moet u geweest zijn.”

„Is het mogelijk!" riep de zendeling. »Ikhad u niet herkend.”

»Natuurlijk niet, wij zijn maar kort samen geweest. Een paar dagen, geloof ik.l'

»Dat is een wondeihjk samentreffen", ging hij voort. »Ga zitten en vertel mij wat meer.”

Nu' raakten wij aan het ontbijt in druk gesprek, waarbij de oude dame stille toehoorster was. Er viel over en wee.r vrij wat te vertellen en nog meer te vragen. Ook heel mijn eigen levensgeschiedenis kreeg een beurt. Toen ik uitverteld had vervolgde de zendeling de zijne, wat ik hier ook zal doen.

Dat er dien dag veel afgehandeld werd aan tafel en daarna kunnen zij het best begrijpen, die iets als ik ervaren hebben. Mijn ouders had ik vroeg verloren. De man die tegenover mij zat was, om zoo te zeggen, de eenige die mij nog aan mijn vroege jeugd herinnerde, al herkende hij mij niet. Ik kon natuurlijk niet nalaten mijn vergassende ontdekking ook aan den heer Jansens mede te deelen, die overigens mijn levensgeschiedenis reeds kende. Het deed mij. goed te zien dat hij zich hartelijk verbhjdde over hetgeen hij hoorde, en zich verheugde over ons wederzien.

Toen ik in den laten avond van dien gedenkwaardiger! dag rustig alleen zat, vermenigvuldigden zich in mij de gedachten. Hoevele jaren waren verloopen sinds de schipbreuk die mij alles ontnam. Trouw had de Heere voor mij gezorgd. Hij had mij liefhebbende pleegouders beschikt, en thans deed Hij mij den man wedervinden, aan wien ik mijn redding te danken had. Daartoe moest blijkbaar alles samenloopen. Ik had nooit gedacht Indië te zien of ook maar Zuid-Afrika te verlaten. Maar nu moest de heer Jansens komen en het middel wezen om mij naar Java te brengen, waar ik den heer Reinier ongezocht vinden zou. Het ongeluk mijnheer Jansens overkomen was daar aanleiding toe. Mocht ik in dat al niet de leiding des Heeren zien ? Ik meende van. jaj en shep in met de woorden van den Psalmdichter :

Gij hebt meer vreugd me in 't hart gegeven Dan and'ren smaken in een tijd. Als zij door aardsch geluk verheven. Bij koorn en most wellustig leven, In hunnen overvloed verblijd.

op het kantoor te Amsterdam waar de jonge Karel geplaatst werd, maakte hij het al spoedig zeer goed. Zijn vriendelijk karakter deed hem daarbij gewild zijn bij de andere bedienden. In de groote, drukke handelszaak die ook met de Oost en de West betrekkingen onderhield was hij geheel op zijn plaats. Ook met kantoren in het buitenland stond het zijne in verbinding. Er viel veel te leeren, en een handelsbediende kon zich moeilijk ergens beter voor zijn taak bekwamen dan hier.

Toen Karel een paar jaar te Amsterdam gewerkt had boden de patroons hem een betrekking aan in Indië, waar de firma een nieuw, kantoor had opgericht. De vooruitzichten waren voor den jongen man prachtig, het loon hoog. Zijn ouders, al viel het hun hard ook maar tijdelijk te scheiden van hun eenig kind, konden toch zulk een schoon aanbod niet weigeren. En zoo vertrok Karel dan weldra vol hoop en moed.

De reis ging om de Kaap de Goede Hoop naar het Oosten, en was voorspoedig tot men bij die Kaap door storm werd beloopen. Wat er toen gebeurde heb ik reeds verteld.

Na onze redding bleef Reinier nog een paar dagen bij den kustwachter, en begaf zich toen naar Kaapstad om daar een Nederlandsch schip af te wachten dat naar Indië ging. Kort verteld, hij zette voet aan wal op Java, wel wat later dan hij verwacht werd, maar toch nog bij tijds om zijn plaats open te vinden. En ook nu ging hij met .lust aan 't werk, al v/as de leefwijze hier zoo gansch anders dan in Nederland.

Al heb ik geen verstand van kantoorzaken, dat weet ik wel, dat de jonge Reinier geen gemakkelijke ' taak kreeg. Eigenlijk ging die boven zijn krachten. Maar wel stond hij natuurlijk niet alleen voor alles, maar toch werd •veel, juist van hem verwacht. Ook was zijn loon daarop berekend.

Wat Karel zelf betreft, hij begreep heel goed dat zijn werk, althans den eersten tijd, veel moeilijker zou zijn dan tot nu toe in Nederland. Maar dit schrikte hem niet af. Hij was jong, had kracht en moed, waarom zou hij dan niet slagen, althans dat beproeven? Dat er nog een hooger Macht was dan die der omstandigheden, wist hij wel, ^ad hij tenminste geleerd, maar het kwam niet bij hem op zijn leven daarnaar te richten. Trouwens in zijn omgeving in Nederland zoowel als hier, deed dat ook niemand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 mei 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 mei 1918

De Heraut | 4 Pagina's