GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

BEKEERING.

III. (Slot).

„Zie eens" sprak de professor, „gij zoudt het zoo hier niet verwachten."

Meteen trok hij een zwaar groen gordijaweg, dat aau dea wand hing. Met verbazing aaU' schouwde de jonge gravin nu het levensgroole afbeeldsel van een dame, even j-Ugdig als zij zelf. Deze was prachtig gekleed en smaakvol ges erd met paarlen en juweelen. Maar alles mar een mode die al heel lang uit den tijd was Het zeer schoone gelaat was omlijst door licht b'uin haar, dat in lange krullen op de schouders viel.

Wat een prachtig schilderij" riep de bezoekster opgeiogr n, „maar van gisteren is die dame zeker niet. Hebt u haar nog gekend oom? "

„Scraks, straks" zei oom 'glimlachead. „Wij '.ijn er nog niet."

Een oogenblik later stonden jij bij een tweede gordijn, dat de hoogleeraar wegschoof. Nu weid opnieuw een schilderij zichbaar in bieede, zwaar vergulde lijst gelijk de vorige. O^ het tweede was voorgesteld een oude dame van edel voorkomen met zilverwit haar ea zeer vrieidelijk uiterlijk. Ook haar kleedij was blijkbaar uit een lang vervlogen tijd.

„Wat een verschil met het vorigs" riep het joUfje meisj-; .

„'t Wordt nog grooter" sprak haar oom ernstig."

Een derde gordijn werd weggeschoven De jonge giavin verschrok bij wit zij zag, ea gaf een schreeuw van plotselinge on steltems Ditmaal zag zij geen schilderij, maar op een voetstuk eea geraamte, waarvan h: t doodshoofd haar scheea aan te gtijn'en

„Gij zult u wel verwonderen" sprak de hoogleeraar, „deze drie dingen hier te vinden. Ze 'ijn trouwens niet afkomstig van mij, maar van mijn voorganger, den dokter die vroeger hier weikte. To'n hij he nging liet hij achter wat gij gezien hebt als ge lachtenis Ik heb het aanvaard, maar de beelden toegedekt omdat ik niet a^n elk bezoeker uitlegging kon gevun"

„Dan mag ik wel heel dankbaar ziju", zei nichije. „Maar welke beioeling bad uw voorganger met wat hij deed? "

„Hij bedoelde" zoo sprak de professor nu hoogst ernstig, „een duidelijke les te geven'aan allen die trotsch zijn op schoonheid, rijkdom, pronksieraden, in 't kort al 't wereldsche dat vergaat. Ge hebt nu driemaal de'.elfde persoon gezien, eerst j ng, toea oud, ten slotte zooals zij nu < al zijn. Dat lot wacht ons allt n, u en mij. L^t^n wij dit niet verge'en ; het kan ons goed doen".

Het jinge meisj; vond het hier nu toch wat akelig, en was biij loen oom zei:

„Maar nu is het hoog lijd dat wij gaan. Er wacht mij nog zooveel".

Twee weken gingen voorbij. Het meisje was stil, in zich zelf gekeerd, zoo geheel anders dan vroeger, dat hel wel de aandacht moest trekken, allereerst van oom en taote. Maar deze, al begrepen ze veel, spraken van niets bizonders; ook niet lo-n hun b^jzoekster na weken wee vertrok. Nog tweemaal was zij in het laboratorium geweest, maar van de schildeiijen was uiet meer gesproken.

Nog niet lang was de jonge gravin weer thuis, of ook de ouders bemerkten dat hun dochter niet meer dezelfde was als vroeg-r. Zij scheen den lust om zich op te schikken te hebben verloren, en niet meer te deuken aan pronken met al het moois. Doch ook haar vreugd scheen weg, zij was stil en droevig.

Maar zoo is het niet gebleven. De droefheid is tot blij Ischap geworden en wel tot eeuwige, heerlijke blij ischap, die zij kennen welke bekleed 'ij 1 met dea man el van Christus' gerechtigheid, en die de parel van grooie waarde hebben gevonden.

En als men later de gravin vroeg hoe die onderbare verandering tot stand was gekomen, u'woordde zij: »Door Gods genade, en als iddel wilde Hij iets gebruiken, waaraan; mischien nooit; iemand zou gedacht hcbbe»". En an volgde het verhaal dat tv ij deden, en nog eer dat wij na laien rusten.

Wonderlijk zijn Gods wegen ! ' ••'''', . "

UIT HET OOS EN.

DE WILDE DIEREN.

Tot de gevaarlijkste van deze behoorden in et Oosten de slangen en adders,

De eersten waren in den regel niet vergiftig, l konden hun' beten veel schade doen, Jpte adeiea waren zeer gevreesd om hun vergif of "er ijn, 't welk een doodclijke wond kon verorzaken. S'angen en adders kwamen veel voor. ij bcwooiden veelal woeste plaatsen, maar erden ook aangetroffiU in bewoonde streken ij ja in de huizen der menschen,

Silomo zegt: W e een muur doorgraaft, een lang zal hem bijte n. Hij doelt daarmee op een ief, die in een huis wil dringen door eea gat e gravea dat onder de muur doorloopt, maar ie on/erwachis stuit op èe i daar verborgen slang die, in haar rust gestoord, den indringer bijt. Zoo, wil Salomo zeggeo, krijgt het kwaad ijn loon.

Van slangen wordt in de Schrift veel gesproken. Re; ds op de eerste bladzij^den. Wij lezen van vurige, dat is veoij lige slangen, die tot een straf o^/er liraël gezonden werden. De slang is het beeld van list, voorzichtigheid én sluwheid, gelijk de adders van boosheid en gei/aarKjkheid. Dit werd bedoeld, als de Heere Jezus de Farizeeën adderengebtoedselsnoemde. L)i satan bedieade zic-h in het Paradijs van de slang om ziJQ booze plan te volvoeieo, en heet «elf de oude slang.

Daar de beet der slangen zoo gevaarlijk was, 7.ocht men zich e' tegen te vrijwaren door de hulp van persoi en, die beweerden door iniddel «'an tooverkui.S'.en de. slangen te kunnen b-ietten kwaad te doen. Ook gaven zi] door tooverij behoedmiddelen tegen slangenbeten. Zulke, mensch n waren ook de toovenaars, die voor Farao stonden. Het valt mo^iilijk uit te maken wat .ij eigenlijk dedeOi of zij bedriegers waren of m zekeren zin g n eskuudigeo. Z^ker is dat meu leg nwoord'g nog in de warme landen zich tegen het vergif vau slaogenbeten kan laten inei.ten. In het Oosten geloofde men dat het tooveien of be'.weren, zooals mea het noemde, altijd moest voorafgaan. Daarom zegt Salomo, •^at als de slang eenmaal gebeten heeft, ook de besie bezweerder geen raad of hulp kan aanbrengen.

In den Bijbel wordt vaak van draken gesproken Dat zijn slangen. Zoo wordt in Openb. 20 de duivel genoemd de draak, de oude slang. Draken als in de fab-lleer voorkomen met vleugels, geweldige klauwen, vurige tongen en vreeselijke tanden bestaan niet. Wat men thans eén draak noemt is een vrij on chuldtge hagedis.

Zeer lastige en gevaarlijke d eren ook waren in het O isten de insecten eu de-jielijke dieren. Na ziJQ die bij ons ook wel lastig; drnkslecnts aan muggen en vlooien. Maar in het Oosten ontwikkelen zich die dieren tot zwermen van millioen^n, en tot dieren wier beet of steek voor den mensch zeer noodlottig kan worden. Dit geldt niet alleen van insecten maar ook van andere kleine dieren, vliegende, springende, kruipende enz. Zulke dieren zijn de schorpioenen, de sprinkhanen, de muskieten, in 't kort al te - maal dieren, waartegen meU' veel minder doen kan dan tegen de groote,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 december 1919

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 december 1919

De Heraut | 4 Pagina's