GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

PAASCHFEEST.

De Christenen in het Oosten zijn reeds vele eeuwen gewoon op den Paaschmorgen elkander te begroeten met de woorden:

De Heere is waarlijk opgestaan !

Hoe zij aan dien groet komen of liever aan die belijdenis, leert ons het Evangelie van Lukas. Daar lezen we in hoofdstuk 24 het verhaal van de ontmoeting des Heeren Jezus met de Emausgangers. Aan het slot luidt het:

»En zij zeiden tot malkanderen: Was ons hart niet brandende in ons, als Hij tot ons sprak op den weg, en als Hij ons de Schriften opende f

En zij, opstaande terzelfder ure, keerden weder naar Jeruzalem, en vonden de elven samen vergaderd, en die me} hen waren;

Welke zeiden: De Heere is waarlijk opgestaan, en is van Simon gezien.”

En wederom heeft in later dagen een Dichter de woorden van Lukas aldus vertolkt, toegepast en uitgebreid:

De Heer is waarlijk opgestaan. Uit dood en graf verrezen, Ons naar den Hemel voorgegaan Om ons ten Hoofd te wezen.

De Heer was dood, nu leeft Hij weer. De dood heerscht over Hem niet meer Hij is het eeuwig Leven.

Het Paaschfeest ontleent zijn naam aan een Hebreeuwsch woord dat beteekent »voorbijgaan< . Dit ziet op het eerste Paaschfeest, het Israëlitische, dat gevierd werd toen het volk des Heeren uit Egypteland optrok. Dat feest sprak dus van eea groote verlossing. Maar al hebben wij den ouden naam behouden, toch spreekt ons Paaschfeest van een veel grootere verlossing dan het Joodsche, nameüjk de bevrijding van de macht des doods. Daarom is het Paaschfeest ook een geheel eenig feest, met niets anders onder de menschen te vergelijken.

Er zijn groote veldslagen geleverd, schitterende zegepralen behaald; er zijn groote ontdekkingen en uitvindingen gedaan ; praalgebouwen zijn opgericht, heerlijke lusthoven aangelegd. Groote mannen hebben roemrijke daden verricht. Maar dit alles haalt in de verte niet bij het heerhjke en heugeUjke feit der Opstanding van Christus, dat het Paaschfeest ons verkondigt.

Want al wat wij zoo even noemden, hoe schoon en heerlijk soms ook, is toch vergankelijk geHjk de menschen die het uitvoerden. Verval en dood waren machtiger dan zij. Doch Christus is machtiger dan de dood. Terecht zegt de dichter wederom:

Geen vleesch is voor den dood bestand, Van Koningen of slaven. Hij maakte Farao's trots te schand; Herodes ligt begraven. Maar Jezus is in 't graf gegaan. En uit den dood weer opgestaan. Hij is de Vorst des levens!

Dat igeen vleesch voor [den dood bestand is», weten of ervaren aUen, jongen en ouden, de een na den ander. Zoo is het aUe eeuwen door geweest, en zal het bUjven tot de laatste vijand, de dood, is te niet gedaan.

Dat is op zich zelf beschouwd geen vroohjke, bemoedigende gedachte. Daarom hebben de menschen ook te alle tijden getracht zich te troosten met de hoop op een leven na dit, een ander, eea beter, een eeuwig leven.

De heidensche Grieken en Romeinen geloofden in eea ander bestaan na het aardsche; de heidensche Germanen als de Batavieren evenzoo. Later kwam het Christendom en predikte de opstanding der dooden. En onze voorgeslachten hebben zich in die hoop getroost en verblijd.

Toen in de Middeleeuwen eens door de Rederijkers als prijsvraag werd uitgeschreven: »Wat geeft den stervenden mensch den meesten troost f* werd bekroond het antwoord: »De verrijzenis des vleeschest. Weer later schreven onze Gereformeerde vaderen boven de poorten hunner kerkgebouwen:

Spes alterae viiae.

Dat is, De hoop van het andere leven.

Maar al begeeren allen een gelukkig voortbestaan na hun dood, toch is er groot onderscheid.

Zij die niet in den Heerejezusgelooven, hebben geen zekerheid omtrent het andere leven, hoogstens een hoop zonder grond. Daarbij komt, dat zij niets weten van een wederopstandes lichaams. Daarover nu loopt het juist op Paaschfeest.

Het zegt ons, dat het lichaam wel in het graf gaat, maar om straks weer onsterfeüjk daaruit te venijzen, hetzij dan tot vreugd of tot pijn. Daarvan nu weten heidenen en ongeloovigen niets. Toen PSulus er over sprak te Athene lachten de geleerde Grieken hem uit. Alleen, die in Christus zijn, weten van een opstanding der dooden. Want Hij die den dood heeft te niet gedaan is het ook die het löven en de onverderfelijkheid aan het Ucht gebracht heeft. En dat licht kent alleen degeen die Christus kent. Zulk een verstaat wat de apostel Paulus zegt in 1 Cor. 15 vs. 42, 43,

lAlzoo zal ook de opstanding der dooden zijn. Het lichaam wordt gezaaid in verderfelijkheid, het wordt opgewekt in onverderfelijkheid.

Het wordt gezaaid in oneere, het wordt opgewekt in heerlijkheid; het wordt gezaaid in zwakheid, het wordt opgewekt in krachtc

En dan volgt nog hst woord in vs, 48, 49, 50:

„Hoedanig de aardsche is, zoodanige zijn ook de aardschen; en hoedanig de hemelsche is, zoodanig zijn ook de hemelschen.

En gel^Jkerw^Js wij het beeld des aardschen gedragen hebben, alzoo zullen wij ook het beeld des hemelschen dragen.

Doch dit zeg ik, broeders, dat vleesch en bloed het koninkrijk Gods niet beërven kunnen, en de verderfelijkheid beërft de onverderfelijkheid niet."

Kortom het Paaschfeest hebben alleen de Christenen, omdat zij den opgestanen Christus

hebben. Dat geldt voor alle menschen en tijden, voor jong en oud. Paschen is een bUjde tijd, maar alleen voor die in Jezus zijn.

Dat mogen ook de jonge lezers bedenken. Het Paaschfeest kan ons mooie dagen brengen, uitstapjes, genoegens van allen aard. Maar het eerste en eenige is toch te weten, dat wij in Christus zijn, en alzoo, komt straks de dood, toch weer zullen verrijzen geUjk Hij, om dan eeuwig met Hem te leven.

Die dat weet, zegt het den vromen dichter Scharp na:

Ik geloof, dat dit mijn lichaam. Schoon tot stof en asch vergaan, In den jongsten aller dagen Weer verheerlijkt op zal staan; Dan onsterflijk, onverganklijk. Kent het geen verderfenis, Dan zal 't schoon en heerlijk wezen, Als mijns Heilands Uchaam is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 april 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 april 1920

De Heraut | 4 Pagina's