GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. H.H. MrooEL, GODS MENIGVULDIGE REDDINGEN Tiende druk. — Leiden, Buurman en de Kier.

Dit boekje is een autobiographic.

Ds. MIDDEL, die als Christelij k-Gereformeerd predikant van WOLPHAARTSDIJK in ZEELAND, overleed, beschrijft er zijn eigen leven in en hij doet dit onder het aspect van „Gods menigvuldige reddingen uit de grootste noodea".

Geboren in 1802 te Oude Pekela en emeritus geworden in 1882, stierf hij in 1883.

Als de schrijver zelf, die, vóór hij in 1864 te WOLPHA^RTSDILK kwam, te GORKUM, MIDDELBURG, DEVENTER en ARNHEM predikant was geweest, in den kring der Christehjk-Gereforraeerden geliefd en bij de ouderen nog niet vergeten, heeft deze autobiographic, na kerkelijk goedgekeurd door de V. D. M. C. STEKETEE en ADR. DE BRUINE in 1866 te zijn verschenen, vele drukken beleefd. Reeds in 1869 kwam, mèt een naschrift, in den vorm van 'n brief „Aan een Vriend", de 3e en nu onlangs gaf de Leidsche Firma er een lOden druk van.

Ik ben de heeren BUURMAN en DE KLER dankbaar, dat zij dit gedaan hebben, en nog meer, dat zij het ter aankondiging aan de HERAUT hebben toegezonden, want dit boekje, waarvan de lezing mij zoo groot genoegen heeft gegeven, kende ik tot dusver niet.

Het werkje dient zich aan als: „Eenvoudig Verhaal" en zoo is het ook.

Op een wijze, die in niets aan het opzettelijke en aanstellerige doet denken, vertelt de grijsaard er zoo heel natuurUjk, ik zou bijna zeggen kinderlijk, zijn leven in.

In het VOOEWOORD schreef Ds. MIDDEL, hij was toen 64: «Dikwerf aangezocht zijnde om de wegen des Heeren met mij gehouden, in geschrift te stellen, ten einde die onder de werking des Heiligen Geestes voor anderen nuttig te doen zijn, zoo kon ik jaren lang hiertoe niet besluiten".

Hij vreesde.

Ik kan mij dit begrijpen, want nu ik hem uit zijn boekje heb leeren kennen, kan ik me zoo indenken, dat zich bij hem aan het denkbeeld dier in-schrift-stelling de gedachte verbond van mooi-doenerij met zichzelf en, dat hem toen de lust aan die in-schrift-stelling verging.

En dit pleit voor zijn nauwgezetheid, al dunkt mij de nadere omschrijving van die vrees, »dal (ïijn) doodvijand, te weten (zijn) vuil, stinkend eigen ik, er niet gemakkelijk uit te houden zou zijn", —wijl deze ontsierende bijvoegsels op het t »ik" of wilt ge, de «persoonlijkheid", van 'n zoo begenadigde als deze mensch, al is ook hij van zijn nog inwonende zonde, en daarmede ook van zijn zelfzucht eerst in zijn sterven afgekomen, niet meer toepasselijk waren, — uit zielkundig en leerstellig oogpunt, - vrij bedenkelijk.

Dan hoe dit zij, wij mogen b'ij wezen, dat Ds. MIDDEL zijn vrees te boven is gekomen, want onder het beding dat hij stelde, »de werking des Heiligen Geestes", kan de lezing van dit geschrift, waarin hij vertelt van «'» Heeren wegen met hem gehoudea", aan Gods kinderen ook nog in onze dagen ten goede komen.

Het gaat toch in dit boekje om niets minder dan wat men noemt »de leidingen Gods" en waaronder dan die door > lijden" bovenaan staan. Van dit leiden door lijden met zijn menigvuldige uitreddingen, maar ook met de zegeningen, die het voor hem afwierp, is het leven van Ds. MIDDEL zoo vol geweest. Van «menigvuldige" uitreddingen spreekt onze auteur en daartoe rekent hij dan niet a'leen de geheel gewone, maar ook de «wonderbare.c En als hij van die laatste vertelt, doet hij het zoo onopgesmukt, dat, wie aan Gods zeer bijzondere voorzienigheid gelooft, hoe buitengewoon ze hem ook voorkomen, aan haar gebeurd-zijn niet twijfelt.

In zijn HET CHRISTELIJK LEVEN schreef de nu onlangs overleden hoogleeraar P. D. CHAN-TEPIE DE LA SAUSSAVE, in den lezenswaardigen S over LEIDINGEN GODS: > Zeer is het te verwonderen, dat vele wetenschappel^ke Schrijvers over moraal zoo weinig over lijden zeggen, wel over > quaesties< als pessimisme, theodicee, maar de beteekenis van lijden voor 't leven laten zij aan dichters en praktische moralisten, t

De opmerking is even juist als omzichtig, want wel van vele doch niet van alle weten schappelijke schrijvers over moraal geldt zij. Nu is Ds. MIDDEL zeker niet bij de wetenschappelijke schrijvers over moraal onder dak te brengen, doch door wat hij, naar aanleiding van Gods menigvuldige reddingen in zijn eigen leven, schrijft, toont hij zich een lang niet onverdienstelijk „practische moraUst".

Maar dit is het niet alleen waarom wij blij mogen zijn, dat Ds. MIDDEL zijn vrees om memoires te schrijven, te boven is gekomen.

Het boekje toch heeft naast zijn beteekenis, voor, wat ik zou willen noemen, de praktijk f o de beoefening der godzaligheid, nog een andere en wel een historische.

Zoo vóór aU na zijn toelating tot den dienst des Woords *en der Sacramenten, zien wij MIDDEL van 1835 af in „de Christelijke afgescheidene, gereformeerde gemeente, en wel eerst in die te Amsterdam" (p. 76). In 1835 toch werd hij tot Ouderling gekozen en toen hij zijn woning, die hij, als meesterknecht in de ijzerzaak der heeren v. D. VLIET betrokken had, voor de prediking van v. RAALTE, DE COCK en BRUMMELKAMP openstelde, »werd de straat gevuld met circa twee duizend menschen, die duivelsche boosheid uitschuimden en beraadslaagden om de fijnen te verdelgen, (p.77).

Op een anderen avond, dat Ds. MEERBURG verhinderd was in het kerkgebouw aan de BLOEMGRACHTieprediken, ging Ouderling MIDDEL voor en predikte „uit Genesis 35 : 1-7 : Jacobs gestaltenis onder vernieuwde verbondsmaking met den Heere". «Het gevolg was door Gods genade, dat dien dag talrijke gouden sieraden in de collecte werden gevonden, en velen de onmatige kleederpracht aflegden" (p. 80).

„Later vond de boosheid uit om ons op te leggen, dat geene personen in ons kerkgebouw mochten prediken, dan zij, die in Amsterdam domicilie hadden. Ds H. DE COCK predikte er en wij werden voor de rechtbank gedaagd" (p. 81).

Doch genoeg om te zien, dat ook MIDDEL behoort heeft tot die vele niet-machtigen en niet-edelen wier piëtistisch en mystiek getinte vroomheid en daarbij vrome ijver voor de eer van God, hun aanspraak geeft op de erkenning, dat meê door hun zoo aandoenlijk, maar in Gods kracht zoo moedig doorstaan lijden, het „Christendom van groote keur", naar eene der meest intellectueele zonen der SCHEIDING eens moet gezegd hebben, in ons vaderland is „gered."

Ook aan het blijven erkennen van het daarop aanspraak maken der Afgescheidenen, kan dit boekje van wijlen Ds. H, H. MIDDEL ten goede komen.

2. NEDERLANDSCHE CHRISTEN-STUDENTEN-VEEEENIGING. JAARBOEKJE 1920.

Ik kom thans nog terug op de door mij in het Nr van verleden week, uit dit JAAEBOEK overgenomen verklaring van den Secretaris der N. C. S. V.

Het is wel opmerkelijk, dat ook, in NOORD-HOLLANDSCH KERKBLAD, DS. T. FERWERDA die verklaring opnam de vorige en er in deze week op beloofde terug te komen.

De vele aanvallen waaraan de N. C. S. V. in het jaar waarover het Verslag loopt, van Gereformeerde zijde bloot stond, kan haar verdienstelijke Secretaris zich volkomen verklaren uit de tegenstelling welke tusschen die Gereformeerden en zijn Vereeniging bestaat.

Van Gereformeerde zijde «legt men", zoo schrijft hij, «den vollen nadruk op de zuiverheid der leer" en terecht trekt hij daaruit het gevolg, dat men «als grondslag van samenwerking op religieus gebied dan ook moet vorderen overeenstemming in de Gereformeerde belijdenis".

Daarentegen wordt van de zijde der N. C. S. V. die overeenstemming als grondslag van samenwerking op religieus gebied niet gevorderd, omdat zij den nadruk niet legt op de zuiverheid der leer.

Ook voor hem is alzoo die tegenstelling eene waarbij hetgeen bevestigd wordt in het eene deel, in het andere wordt ontkend en er dus geen derde tusschen is.

Het optreden van Gereformeerde zijde tegen de N. C. S, V. is voor haar Secretaris dan ook, wijl men van die zijde «zooveel jongere gereformeerden in gevaar ziet", als een bezwaar tegen haar, «volkomen te begrijpen".

Harerzijds, zoo verklaart haar Secretaris, «kan de N. C. S. y. «dit bezwaar, wil zij zich zelf blijven, niet ondervangen".

M. a. w. ook de N. C. S. V, tracht in haar bestaan te volharden en baar leden zouden, met de Luxemburgers in hun volkslied, kunnen zingen : « Wij willen blijven wht wij zijn .'"

Wat de N. C. S. V. is, haar «wezen", vindt zijn adaequate uhdrukking in het latijnsche motto : ut omnes unum sint van THE STUDENT WORLD, het orgaan van de WORLD'S STUDENT CHRISTIAN FEDERATION, waartoe ook de N. C. S. V. behoort. Blijkbaar denkend aan dit motto schrijft dan ook de Secretaris van de N. C. S. V. «Zij wil en kan niet worden een specifiek gereformeerde vereeniging" en «Wij' kunnen als vereeniging ons niet plaatsen op den streng afgezonderden grondslag der gereformeerden", en ook «DeN. C. S. V. wil universeel blijven. Dat zij allen één zijn".

Het motief, der bij de keuze van dit, aan Joh. 17 : 21. «Opdat zij allen ééa zijn, gelijk Gij, Vader! in Mij en Ik in u, dat ook zij in ons één zijn; opdat de wereld geloove, dat Gij Mi gezonden hebt, " als motto ontleende woord dunkt mij vrij doorzichtig. Toch achtte de Secretaris het niet overbodig met zijn «wij willen niet uitsluiten, maar insluiten", het nog eens klaar en duidelijk te doen uitkomen.

Legt men naast de Verklaring in het Jaarboek, Art. 1 van het Reglement der Vereeniging en ziet men dat dkar o.m. staat: «De N. C. S. V. vereenigt haar leden om elkaar te versterken in het geloof in Jezus Christus als Heiland en Heer", — dan verstaat men, dat de N. C. S. V. dit doel tracht te bereiken, door aftezien van wat de Christenen «verdeelt" en alleen te zien op dat waarin zij «één zijn". Alzoo door te veronachtzamen de dogmatische-of de leer-verschillen, opgekomen onder de Christenen in de historie der kerk, omtrent hun «geloof in Jezus Christus als Heiland en Heer".

Hoe de N. C. S. V., dit in overeenstemming zal brengen met het «zich aansluitend bij de historische ontwikkeling van het Christendom" waar Art. 1 van haar Reglement óók van spreekt, zij aan haar overgelaten.

Maar, bij alle waardeering voor het streven van de N. C. S. V. mag ik mijn oordeel omtrent haar opvatting en toepassing van het: iBat zij allen één zijn" toch niet terughouden. Met den besten wil kan ik daar niet anders in zien dan n een, zij het ook onbewust, «misbruiken vaneen l bijbelplaats".

Te bedenkelijker omdat men bij deze opvat­ J ting komt tot een kunstmatig «maken" wat alleen God zal doen «worden"; tot een anticipeeren op het rijk der heerlijkheid; tot een Christendom boven of liever beneden geloofs­ o verdeeldheid en daarmede tot indifferentisme en eklekticisme op dogmatisch gebied.

Ik herinner hier aan wat van Gereformeerde zijde omtrent het : «Dat zij allen één zijn" zoo onverbeterlijk is geschreven : «De diepe, geestelijke zin, waarin de eenheid zijner discipelen door Jezus opgevat wordt, sluit juist alle gewelddadige of kunstmatige poging tot hare invoering uitc.

«Christus, die er voor bad, kan ook alleen haar tot stand brengen; zijne bede is waarborg, dat zij in Hem reeds bestaat en te zijner tijd uit Hem ook in alle geloovigen openbaar zal worden."

De weg waarlangs de N. C. S. V. haar leden wil voeren, die, naar haar eigen nu ofBcieele verklaring, „nog in ontwikkeling zijnde menschen zijn, nog - aarzelend zoekenden, die het zich zichzelf misschien nauwelijks durven bekennen wat zij aan geloof hebben of misschien nog niet hebben, " — kan althans voor ons, Gereformeerden, de weg niet niet zijn om ze te «versterken" in het Christelijk geloof.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 mei 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 mei 1920

De Heraut | 4 Pagina's