Officieele Berichten.
Vrije Universiteit.
Men schrijft ons:
Het jaar 1876 was het vrijheidsjaar voor de Universiteit en de beoefening der wetenschap in Nederland.
Tot groote blijdschap van mannen als Dr. A. Pierson.
Dr. Pierson was verheugd over het feit dat «officieel de dogmatiek als wetenschap door Regeering en volksvertegenwoordiging (is) begraven", en noemde dit een der belangrijkste ge , beurtenissen in de geschiedenis van Nederland.
Immers «meent men, dat de theologie, in zooverre zij dogmatiek wil zijn, ons denken, dat is de ware methode van onderzoek, vervalscht, dan moet men er zich over verheugen, dat 's lands penningen tot dit schadelijk doel niet meer worden besteedt.
Dr. Doedes was het daar in 't geheel niet mee eens.
Wel vond hij dat de wet nieer vrijheid gaf aan de Nederlandsche Hervormde Kerk inzake de benoeming van de hoogleeraren in de Godgeleerdheid, maar dat de kosten hieraan verbonden niet meer voor rekening van de schatkist zouden komen, hierin vergiste Dr. Pierson zich.
Ware dit het geval geweest, was bij de wet van 1876 bepaald, dat de Hervormde Kerk zelf in de kosten van hoogleeraren in de leerstellige en practische Godgeleerdheid moest voorzien, dan zou het met de geschiedenis der Universiteit geheel anders zijn geloopen.
Voortaan mocht de synode benoemen, maar, evenals voor de Amsterdamsche Univeisiteit, de Roomschen, Joden en atheïsten moesten blijven betalen voor «de Hoogleeraren in de Godgeleerdheid, geroepen om de kweekelingen voor den Hervormden Godsdienst te vormen».
Ook kon Dr. Doedes er zich volstrekt niet mede vereenigen, dat de Godgeleerdheid slippendraagster van de Staatstheologie werd genoemd.
Staatstheologie bestaat niet. Immers «de wet kent geenerlei voorschrift voor de Hoogleeraren met het standpunt dat zij in hunne wetenschap moeten innemen, met betrekking tot de wetenschappelijke richting waartoe zij moeten behooren, met betrekking tot de methode die zij bij hun wetenschappelijk onderzoek en onderwijs moeten volgent.
«De Staat zegt eenvoudig: onderwijs deze en die weiensehap; hoe gij uw onderwijs wilt inrichten, is uwe zaakt.
Of — zoo gaat de hoogleeraar voort — »z, ou er een Staats-wis-en natuurkunde zijn ? Of hij Darwinist is, dan wel tegen Darwins leer, de Staat vraagt het den natuurkundige niet, aan wien hij het onderwijs in vakken toevertrouwt, waarbij het Darwinisme in aanmerking komtt.
Vraagt men nu naar het academieleven, dan geeft Dr. Doedes daarvan de volgende om schrijving:
«Het academieleven van studenten en hoog-«leeraren is niet anders, dan een ahijd voort-«gezette tocht ter opsporing en verdere ont-«dekking van de waarheid.... «
«een veldtocht derhalve, die niet anders mag «en kan gedacht worden dan als een onop-«houdelijke bestrijding en vervolging van alle «dwaling, van alle vooroordeel, van alle misver-«stand en verwarring van .... t enz.
Is dat zoo, dan zal het toch bezwaarlijk gaan om niet eerst vast te stellen, wat onder waarheid en leugen moet worden verstaan.
Dr. A. Pierson meent «dat de theologie, in zooverre zij dogmatisch wil zijn, ons denken, dat is de ware methode van onderzoek, vervalscht«.
Vermoedelijk zal Dr. Doedes wel alles hebben aangewend om een veldtocht te openen tegen de leugen en dwaling van Dr. Pierson.
De Staat, zegt Dr. Doedes, «laat inhoud en vorm van het onderwijs in de met name genoemde leervakken vrij.«
Een gewoon mensch zou zeggen, dat zulke
vrijheid beter losbandigheid en tegenstrijdigheid kan worden genoemd.
Geen wonder dan ook dat mannen als Jhr. Mr. A. F. de Savornin Lohman volkomen beaamden wat door Dr. van den Bergh was beweerd, »dat art. 1 der wet op 't Hooger Onderwijs een leugen behelst, als 't spreekt van een zelfstandige wetenschapc en er bijvoegt > dat dit artikel ook voorsehrijft iets dat onmogelijk is.«
Ook Dr. Gunning is van oordeel > dat de wet van 1876 een inconsequente faculteit van godsdienstwetenschap aan de Hervormde Kerk en ook aan de hoogescholen heeft opgedragen.«
Want »de godgeleerdheid heeft tot hoofdvereischte het geloof aan Gods bijzondere persoonlijke openbaring. Ontbreekt dit geloof, zoo verandert de godgeleerdheid vanzelf in godsdienstwetenschap, met of zonder diens naam«.
Helaas, Dr. Doedes had gelijk toen hij beweerde: > Geen Staatstheologie met een slippendraagster«.
Wat er van de godgeleerdheid was overgebleven, was geen Theologie, was geen »vorstinc waarvan »de page of edelknaap de slip - van het vorstelijk gewaad draagt, om haar het voortgaan gemakkelijk te maken*, maar wanneer gelet wordt op den valschen naam dien de faculteit draagt en de > vrijh, eld* of beter »de losbandigheidc, aan de hoogleeraren in zake het inrichten van hun onderwijs toegestaan, dan kan hier beter van een . dame met voetvrije rokken gesproken worden.
Kort Verslag der classis Appingedam,
4 Nov. 1920.
1. Opening op de gebruikelijke wijze door den praeses der roepende Kerk.
2. Korte toespraak van den praeses naar aanleiding der Syn. v. Leeuwarden.
3. De credentiebrieven worden nagezien. Alle Kerken zijn wettig vertegenwoordigd.
4. Het Moderamen is: raeses: s. Broek Roelofs, assessor Ds. Hoekstra; als scriba fungeert de assessor:2e scriba: s. Both.
5. Lezmg en vaststelling der notulen.
6. Een schrijven van den vertrokken vasten scriba Ds. Reijenga zal beantwoord worden.
Aan de Chr, School te Woldendorp, met steun der Evangelisatie-deputaten in de classis tot stand gekomen, zal uit de kas der Evangelisatie verder steun worden verleend. Aan de Prov. Deputaten voor Evangelisatie zal alsnog steun gevraagd worden voor den Evangelisatie-arbeid te Woldendorp.
Op den Ev. arbeid der Kerken vanN.-Brab. en Limburg wordt de aandacht gevestigd.
7. Verschillende tractementsverbeteringen zijn weer tot stand gekomen. Geen enkele Kerk is nu meer beneden f 2000.—
8. De classis besluit in plaats van een vasten scriba, een actuarius te benoemen; en aan den scriba de zorg voor 't Persverslag voortaan op te dragen. Bij acclamatie wordt Ds. Hoekstra van ten Post actuarius.
9. Zendi'ngsvragen worden beantwoord. In Nov. of Dec. moet een Soemba-week in de Kerken gehouden worden; welke wordt aanbevolen.
10. Aan een em. pred. zal steun worden verleend door de kerken.
11. Benoemingen van Deputaten hebben plaats naar Classicale Regeling.
12. Bij rondvraag naar Art. 41 K. O., wordt aan twee Kerken een advies gegeven.
13. De Kerken moeten juiste opgaven verstrekken voor 't Kerkelijk Handboek en toezien, dat hun leden bij de volkstelling den naam der kerk juist opgeven.
14. De vacature-beurten worden geregeld.
15. Volgende classis 3 Februari. Roepende Kerk: ten Post.
16. De korte notulen worden gelezen en vastgesteld.
17. De assessor gaat voor in dankgebed, en de vergadering wordt gesloten.
Namens de classis
H. L. BOTH, h. t. Sub-Scriba.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 14 november 1920
De Heraut | 4 Pagina's