Israëlitische Oudheidkunde en Archaeologia Sacra - pagina 34
Rede gehouden bij de aanvaarding van het ambt van hoogleeraar in de Semietische Talen en Letteren aan de Vrije Universiteit te Amsterdam
06 t, a. p. bl 114), N o w a c k (a. w . II bi. 75), S o c i n — B e n z i n g e r (t.a.p.), B e n z i n g e r (Arch. bl. 236—238) terwijl ook H e r m a n n Gruthe (Herzog, Real-Encyclopaedie Salomo ontzegt. Meenen nu
3
VIII bl. 678) dit werk aan
deze geleerden van Josephus te
moeten afwijken, zoo kan niemand hun hiertoe het recht betwis ten. Alleen blijft het dan raadselachtig, hoe Josephus, die zoo kort na Herodes leefde, geloof heeft kunnen vinden, wanneer hij aan Salomo toeschreef, wat Herodes in 't openbaar gedaan had. Wanneer echter B e n z i n g e r (Arch. t. a. p.) voor zijn gevoelen zich op J o s e p h u s beroept, zoo komt M o m m e r t (bl. 115—120) hier terecht tegenop. En ook afgezien van J o s e p h u s komen mij de gronden, die M o m m e r t voor den Salomonischen oorsprong der gerande steenen aanvoert, w e l steekhoudend voor, n.1. l o . beide soorten gerande steenen behooren tot den Phoenicischen stijl, wat bij Salomo zeer verklaarbaar is, terwijl bij bouwwerken, die zeker Herodiaansch
zijn (b.v. het Herodion ten Z.-O. van
Bethlehem) altoos de gladde steen voorkomt; 2o. aan den Z.-O. hoek van het Haram heeft W a r r e n Phoenicische
schriftteekens
ontdekt, wat met den Phoenicischen stijl der steenen overeen komt. Het komt mij op grond van een en ander waarschijnlijk voor, dat w e althans voor den oostelijken muur op Salomo moeten teruggaan. Gaarne zou ik echter gezien hebben, dat M o m m e r t , wanneer hij (a. w . II 111—122) den geheelen muur aan Salomo toeschrijft,
meer
aandacht had geschonken aan de omstandig
heid, dat dit niet overeenkomt met J o s e p h u s B. J. V t. a. p. 44) M o m m e r t , het feit relevoerende dat omtrent de identiteit van den Tempelberg geen twijfel bestaat, meende haar nogtans uitvoerig te
moeten betoogen, overwegende dat het „für den
Forscher sich jedoch geziemt, auch über unangefochtene Wahrheiten Rechenschaft zu geben" (a. w . II bl. 12). 45) Deze beide vraagstukken afhankelijk.
Josephus B. J.
zijn geheel en al van elkaar
V, 4, i (ed. Naber, vol. V I pag.
17—18) zegt, dat de stad oorspronkelijk op twee heuvels
(kóqoi)
gebouwd was, gescheiden door eene kloof, die hij aanduidt als t)
Tor
(XU&T'IXCI
TVQonoiwv iié/oi
7iQoaayoQcvo uév?j t
(faQay^
reikende tot aan Siloah
2'tAw«^t). De eerste heuvel, waarop de Bovenstad
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 mei 1905
Inaugurele redes | 48 Pagina's