GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1907-1908 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 29

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

17 van het ras repeteert, wijst Levinstein er o. a. op, dat de vroegste praehistorische menschelijke figuren, welke bekend zijn, denmensch en face voorstellen, hetgeen het kind aanvankelijk ook doet; zij vertoonen ook een zeer gebrekkige afwerking van handen en voeten, en voorts een te klein aantal vingers, een en ander ook inteekeningen van het kind veelvuldig voorkomend. Verreweg de groote meerderheid der bewijzen van Levinstein bestaat in gegevens betreffende eenige volken, wier geschiedenis ons min of meer nauwkeurig bekend is en betreffende natuurvolken van den tegenwoordigen tijd. Blijkbaar wordt hierbij, wat de natuurvolken aangaat, uitgegaan van het denkbeeld, dat deze op één lijn gesteld kunnen worden met de tegenwoordige cultuurvolken in een reeds lang vervlogen tijdperk hunner ontwikkeling. Terwijl, wat de details betreft, naar het origineel moge zijn verwezen, kan hier volstaan worden met de mededeeling, dat inderdaad het teekenen der natuurvolken in menig opzicht veel overeenkomst vertoont met dat onzer kinderen, al is desniettemin de oorsprong dier teekeningen dikwerf kenbaar aan den aard der voorwerpen, welke afgebeeld zijn en aan details, welke een lokaal cachet dragen. Reeds spoedig na het verschijnen van Levinstein's boek kwam oppositie tegen diens opvattingen. In een voordracht over „Kinderkunst und Urgeschichte" i) komt Prof. Max Verworn tot de conclusie, dat een paralleüsmus tusschen de ontwikkeling der praehistorische kunst en die van het kind volstrekt niet bestaat. Verworn onderscheidt eene physioplastische kunst, waarbij het object in vorm en beweging natuurgetrouw is afgebeeld, en eene ideoplastische kunst, waarbij niet de voorwerpen zelve, maar bepaalde voorstellingen en denkbeelden daaromtrent niet getrouw, maar conventioneel, gestyleerd, zijn weergegeven. De physioplastische kunst, de oudste, die van de palaeolithische mammoet- en rendierjagers, van Boschjesmannen en van enkele Eskimostammen, zoude in de 1) Korrespondenz-Blatt der Deutschen Gesellschaft für Anthropologie, Ethnologie und Urgeschichte. XXXVIII Jhrg., No. 5, 6. S. 42. Zie voorts ook : M. Verworn. Archaolitliische und palaolithische Reisestudien in Franltreich und Portugal. Zeitschrift fur Ethuologie. Jhrg. 38,1906, p. 611 v.v.

2

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1908

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 202 Pagina's

1907-1908 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 29

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1908

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 202 Pagina's