GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1907-1908 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 51

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

39 breed. Het kan hier ons doel niet zijn om dit te verklaren, om de oorzaak hiervan op te geven, doch het feit bestaat. Photografeert men b. v. eene rij bollen, dan worden de uiterste langwerpig of elliptisch. Bij het photografeeren van eene groep menschen plaatst men daarom de slankste personen aan de uiteinden. De voorste deelen van een lichaam of de meer op den voorgrond geplaatste voorwerpen eener groep, b. v. vooruitstekende handen en voeten, eene stoel of een boom op den voorgrond, zijn op eene photografie altijd te groot in vergelijking met de andere gedeelten of meer achterwaarts geplaatste voorwerpen. In 't algemeen worden vele gedeelten, vooral wanneer de camera niet ver van de voorwerpen afstaat, niet scherp afgebeeld, wijl het photografisch werktuig (lens met camera) slechts voor een bepaalden afstand van het af te beelden voorwerp scherp gesteld is. En met onze oogen zien we toch al die deelen even scherp. Bovendien geeft eene photografie den beschouwer niet genoeg den indruk, dat hij een voorwerp, een lichaam van drie afmetingen ziet, maar maakt te veel den indruk van een plat vlak. Immers alleen die kant, die naar het toestel is gekeerd, wordt afgebeeld. Zoo komt er geene voldoende diepte in de photografie. En dit kan ook niet anders. Wij zelven toch hebben twee oogen noodig, om de voorwerpen werkelijk als lichamen van drie afmetingen waar te nemen, om ruimte-indrukken te verkrijgen, om de betrekkelijke afstanden der lichamen van ons oog te kunnen schatten. Met één oog kunnen wij dat alles niet, of gebrekkig ; zoo is het nu ook met de camera ; men kan haar een eenoogig waarnemer noemen. Photografeert men b. v. eene zuil van voren, dan verkrijgt men niets anders dan het voorvlak, dus niets van de zijvlakken en niets van hetgeen zich achter die zuil bevindt; in werkelijkheid echter nemen we met onze beide oogen niet alleen nog iets van de zijvlakken waar, maar ook van hetgeen achter de zuil ligt. Er is evenwel nog meer op photogratische afbeeldingen aan te merken. Dat de photografie de kleuren niet natuurlijk weergeeft, is reeds gezegd; erger is het echter, dat de indrukken, die door het zien eener photografie in ons oog op het gebied van kleur worden opgewekt, dikwijls zoo geheel onjuist zijn. De eerste kleuren van

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1908

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 202 Pagina's

1907-1908 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 51

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1908

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 202 Pagina's