1913-1914 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 19
11 kan men zeggen, dat wanneer wij waarnemen, (of vermoeden kunnen, dat waargenomen zou kunnen worden) dat in een constanten toestand opnieuw een verandering optreedt, wij het besluit trekken, dat de genoemde toestand uit een vorigen is ontstaan. Omgekeerd volgt hieruit, dat wanneer wij vermoeden, dat een toestand aan geen verandering onderhevig kan zijn, deze niet in den tijd is ontstaan (en dus niet is veroorzaakt). Men kan dus zeggen, dat wij genoodzaakt zijn te besluiten, dat het onverander-: lijke eeuwig, het veranderlijke eindig Is. Deze stelling vindt zijne toelichting in alle natuurwetenschappelijke feiten en theorieƫn. Elke beweging is aan verandering onderhevig en het natuurwetenschappelijk onderzoek is er dan ook op gericht voor elke beweging een oorsprong (oorzaak) te zoeken. Op grond van onze beschouwing wordt dus a priori weerlegd, zoowel de meening, dat de wereld sinds oneindigheid zich beweegt, alsook de meening dat er een oneindige bewegende aether zou kunnen bestaan, (hetgeen ook in wetenschappelijke kringen een vaak verbreide meening is.) Voor de beweging der dingen moet men minstens een prima causa zoeken, welke zelf geen beweging is. ') Nog helderder blijkt het uiteengezette in verband met de stof(atoom) hypothese. IJzer blijft ijzer, hoe klein ook verdeeld; de chemie leert ons, hoe het ijzeratoom zich verbindt en schijnbaar verdwijnt, maar toch steeds in hoeveelheid en gelijk aan zich zelven uit de verbindingen weer te voorschijn komen kan. Dit leert ons de onveranderlijkheid der elementen; en de wet welke zich daaruit heeft ontwikkeld, n.l. de wet van het behoud der stof, is niet anders dan een uitdrukking van het feit, dat men a priori aanneemt, dat het onveranderlijke eeuwig is. En niets zou ons beletten aan te nemen, dat eeuwig de elementen hebben bestaan, ~) ware het niet, dat eenige redenen (op grond van ervaringen, maar vooral op grond van a priorisch denken) deze meening weerlegden. De ervaring leerde in de moderne natuurwetenschap, dat er tusschen de elementen een eigenaardige verwantschap bestaat, waardoor zij in groepen zijn te rangschikken ; en, zooals overal, dacht men ') Hier zij opgemerkt, hoe het denkbeeld, dat God prima causa movens is, in overeenstemming is en zelfs verlangd wordt door ons causaal denken. ^) Natuurlijk zou men voor hunne beweging een prima causa moeten aannemen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1914
Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 178 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1914
Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 178 Pagina's