GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1918 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 29

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

21 meene instinkten nu, die bijna alle dieren bezitten is de verandering van het gedrag tegenover waarnemingen, wanneer bij een bepaald gedrag een schadelijke of nuttige prikkeling optreedt. In een geval van een schadelijke begeleidende prikkel wordt het oorspronkelijke gedrag geremd of een ander gedrag opgewekt; in het geval van een nuttige begeleidende prikkel wordt het oorspronkelijk gedrag behouden en deze handeling bij hernieuwing der omstandigheden sneller en directer uitgevoerd. In den regel heeft men deze z.g. gewoontevorming bij de dieren aan een andere eigenschap der dierenpsyche toegeschreven, dan die, waardoor de instinkthandelingen ontstaan en zelfs instinkt en ervaring tegenover of althans naast elkaar geplaatst. Sommigen, met name MORGAN, BOHN e.a. trachten de instinkten uit de ervaring af te leiden. De instinkten zouden, zoo meenen zij, en ook de neo-Lamarckisten deelen deze opinie, geërfde ervaringen der ouders zijn, welke bij het jonge dier volgens MORGAN, zeer onvolmaakt aanwezig zijn en in het individueele leven eerst langzaam volkomener worden. De voorbeelden van MORGAN voor deze aangeboren onvolkomenheid zijn slechts weinige, terwijl het aantal voorbeelden van instinkt-handelingen, die bij de eerste uitvoering in het jonge dier reeds volmaakt zijn, in grooten getale zijn bijeen ta brengen. Aan den anderen kant wordt door deze theorie geëischt, dat bij het dier (evenals bij den mensch) een zekere vrijheidsgraad aanwezig is in het vormen van associatieve verbindingen. Waar nu voor den mensch reeds bewezen is, dat de associatievorming niet uitsluitend aan de werkzaamheid der uitwendige omstandigheden en der hersenstructuur kan worden toegeschreven, maar de activiteit der menschelijke psyche de associatievorming in bepaalde banen leidt, zoo geldt dit te meer voor het dier. In talrijke proeven heb ik en mijne medewerkers kunnen aantoonen, dat de z.g. ervaring bij de dieren bestaat uit het veranderd gedrag tegenover bepaalde waarnemings-complexen, welk veranderd gedrag ten deele afhangt van het begeleidend nuttig of schadelijk effect, dat het oorspronkelijk gedrag begeleidde. Welke instinktieve tendenzen voor verandering vatbaar zijn, door welke waarnemingen dit kan geschieden,^ hoe snel de ervaringsinvloed voortgang vindt, en vooral op welke wijze het oorspronkelijk gedrag wordt gewijzigd, staat voor elke dier-species van te voren

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1918

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 78 Pagina's

1918 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 29

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1918

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 78 Pagina's