1928 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 39

35 beperkt men zich dadelijk tot het Christelijk geloof, dan nog vindt men velerlei opvatting en omschrijving ervan. De meeste eenheid is natuurlijk daar, waar de pauselijke uitspraak beslist. Voor wat de Protestantsche theologie in geloof samenvat, heeft de Roomsche dogmatiek de drie begrippen geloof, hoop en liefde. Onder geloof verstaat het Vaticaan dan een verstandelijk toestemmen, voor waar houden wat ons God in Zijn woord geopenbaard heeft en omdat Hij het geopenbaard heeft '). Het is dus een toestemming met het verstand, een assensus firmus ac certus en komt feitelijk overeen met ons historisch geloof. Eerst de Reformatie gaf aan het geloof weer een warmeren klank en een dieperen inhoud; het werd weer de fides salvifica, het zaligmakend geloof, dat niet alleen bestond in een zeker weten, een certa cognitio, maar ook in een hartelijk vertrouwen. Waar het eerst toen weer zijn diep religieus karakter herkreeg, is het geen wonder, dat in dien tijd alle nadruk valt op deze gevoelszijde van het geloof, dat de herstelde, levende relatie aanduidt van den mensch tot zijn God. En zij, die later in Schleiermacher's voetspoor traden, gingen nog veel verder, maakten het geloof los van zijn voorstellingsinhoud, en lieten het geheel opgaan in gevoel en stemming en aandoening. Maar de intieme innigheid van onbestemde gevoelens voert nog niet tot God, en is nog geen godsdienst; en het is op ziin minst twijfelachtig, of zich op deze wijze elk objectief element uit de religie laat weren; want in elke emotie, ook in de religieuze, ligt toch een voorwerpelijk moment, hoe vaag ook; men is altijd ontroerd over iets, aangedaan door iets; er is geen gevoel, ook geen religieus gevoel, dat zich niet betrekt op een object, een inhoud, nu eens een persoon, dan weer een voorstelling; en zoo hebben geloof en religie ook altijd hun eigen voorstellingen, onlosmakelijk verbonden aan de bewogenheid van het gevoel. En nu kan men wel zeggen, dat het object, waarop het geloof zich richt, in deze volmaakt onverschillig is, dat het alleen aankomt op de subjectieve emotie, maar dan ligt daarin opgesloten, dat het Christelijk geloof zich evengoed met een theïstische als met een atheïstische wereldbeschouwing verdraagt -), en dus nauwelijks nog geloof, zeker niet meer Christelijk kan heeten. 1) 2)

Cafrein S. J. G l a u b e n und Wissen pag. 128. Z i e : Auiïust M e s s e n Einführung in die Erkenntnisfheorie p a g . 167.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen