Sanherib, koning van Assyrië (705-681 v. C.) - pagina 65
Rede gehouden bij de overdracht van het rectoraat der Vrije Universiteit
6i Damaskus tegenover Israël (I Kon. 15:16—20). Ten slotte stem ik de opmerking van Bruston toe, dat de anti-assyrische elementen in het land van Hamath eer steun zouden zoeken bij het onafhankelijke en relatief machtige rijk Juda dan bij den miniatuur-staat "inj^i, waar de Assyrische invloed zich reeds eene eeuw tevoren had doen gelden. 127) Onder Rezin van Damaskus en Pekah van Israël vergeten deze beide rijken hunne oude veeten, blijkbaar om samen sterk te staan tegenover Assyrië. In Juda herhaalt zich nu weer — mutatis mutandis — het geval van koning Asa (I Kon. 15 :16—20). Achaz verstaat zich met Assyrie tegenover het vereenigde. Isr'aël-Damaskus (II Kon. 16:5—9; vgl. Jesaja 7). 128) Jesaja 7:14; vgl. 8:8. Bladz. 33. 129) Taylor-Prisma, II 69—72. 130) ibidem, II 34—III 41 (en paraJlelen). 131) II Koningen 18:13—19^37 (sn parallelen). 132) Oudere litteratuur is besproken door J. V. PRASEK, Sanheribs Feldzüge gegen Juda (Mitteil. der Vorderas. Gesellschaft, 1903, N". 4), pag. I—13. Van het daar ontbrekende verdient vooral genoemd te worden A. KöHLER, Lehrbuch der Bibl. Gesch. Alten Testamentes, II. Halfte, 2. Theil (Erlangen und Leipzig, 1893), pag. 434—450. Jongere litteratuur wordt door mij in het vervolg ter sprake gebracht. 133) Het heeft vrij lang geduurd eer men tot deze zekerheid kwam. Terwijl Tiglath-Pileser en Sargon eigenlijke annalen hebben nagelaten, d. w. z. inscripties, waarin de gebeurtenissen zijn gerangschikt naar de regeeringsjaren, bezitten we van Sanherib zoogenaamde krijgsgeschiededenissen, met indeeling niet naar jaren, doch naar veldtochten. Hierdoor wordt nu ook wel in 't algemeen eene chronologische orde gewaarborgd. Maar de dateering levert toch moeielijkheid op, wijl er niet altoos in één jaar één krijgstocht heeft plaats gehad. Doch de dateering wordt weer vergemakkelijkt door de omstandigheid, dat we krijgsgeschiedenissen met ondergeschreven datum bezitten uit de jaren 702, 700, 694 en 691 (zie aant. 24), alsmede door het controlemiddel, dat de Babylonische kronieken en koningslijsten ons bieden. 134) De vraag is niet gemakkelijk te beantwoorden, of MerodachBaladan in dit alles de hand heeft gehad. Ze hangt hiermede samen, of het gezantschap van dezen vorst aan Hizkia (II Kon. 20:12—19) moet worden gesteld in zijne eerste dan wel in zijne tweede regeering (zie aant. 86). En deze vraag is weer annex met heel de gecompliceerde quaestie der Hizkiaansche chronologie, waarover ik mij een nader oordeel moet voorbehouden. Bladz. 34. 135) Taylor-Prisma, II 35—57.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 oktober 1915
Rectorale redes | 74 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 oktober 1915
Rectorale redes | 74 Pagina's