De noodzakelijkheid eener christelijke logica - pagina 116
Rede ter gelegenheid van den 52sten Dies Natalis der Vrije Universiteit
106 106) C. PRANTL, a.w. I, pg. 438, noot 109 en pg. 450, noot 136, en, op gezag van dezen, H. SCHOLZ, a.w., pg. 34. i"'') Hier trof 'k haar het eerst aan en wel bij de quaestie-DE Rivo, waarover hieronder pg. 77. " * ) Anieii Manlii Severini BOETII commentarii in librum Aristotelis JJEPl ERMHNEIAS recensuit CAROLUS MEISER II, Lipsiae in aedibus B. G. Teubneri, MDCCCLXXX, pg. 208: putaverunt autem quidam, quorum S t o i c i quoque sunt A r i s t o t e l e m dicere in futuro contingentes nee veras esse nee falsas, quod enim dixit nihil se magis ad esse habere quara ad non esse, hoe putaverunt tamquam nihil eas interesset falsas an veras putari. neque veras enim neque falsas esse arbitrati sunt, sed falso. 109) JAN LUKASIEWICZ, Philosophische Bemerkungen zu mehrivertigen Systemen des Aussagekalküls, in Comptes Rendus des séances de la Société des sciences et des lettres de Varsovie, Classe III, XXIII, 1930, Fase. 1—3, pg. 51—77. Voor het citaat (bij L. pg. 76) zie hieronder, noot 113. 110) Vergelijk C. PRANTL, a.w., I, pg. 166 v.v.. 1") C. PRANTL, a.w., I, pg. 618—620.
112) Dr. Ed. ZELLER, Die Philosophic der Griechen in ihrer geschichtlichen Entivicklung dargesiellt, III, 1, *, Leipzig, O. R. Reisland, 1909, pg. 716. "^) ai ydg slg TOV fiélXovxa %QÓVOV èyxexXi/j,évai ngozdosig ovre aXfj'&eïg elaiv ovte rpsvdéïg did xrjv tov èvdexo/Jiévov cpvoiv ome ycLQ tb „ëatai vav/j.axi(i" dkyj'&eg, ovte tö „ovx ëatai", dAA' ónózeQov ëtvxev114) Over deze toevoeging zie boven noot 110. 115) UEBERWEG-PRAECHTER, a.w., pg. 548, stelt hem tusschen 160 en 170 na Chr.. 110) Voor den titel, zie boven noot 26. 1") Onder den titel: Het Calvinisme en de reformatie van de wijsbegeerte, ter perse bij H. J. Paris, Amsterdam. 118) H. EiBL, Augustin u n d die Patristiek, München, E. Reinhardt, pg. 67—71. 119)
UEBERWEG, a.w.,
I, pg. 609
v.v..
120) H. LEITZMANN, Apollinaris von Laodicea und seine Schule, Texte u n d Untersuchungen, I, Tubingen, J. C. Mohr (Paul Siebeek), 1904, pg. 265. 121)
H. LEITZMANN, a.w., pg. 3.
122) Over hem zie de artikelen van P H . MEYER, in P . R. E. i x ^ , 1901 310—311; GüDEMANN, in P . W. ix, 2, 1916, pg. 1764 v.v., WAGENMANN, in R. I. G. 2, n i , 1929,
327, en van
hannes
in Zeitschrift für die neutesta-
Philoponus
als Monophysit,
T H . HERMANN,
Jo-
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1932
Rectorale redes | 124 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1932
Rectorale redes | 124 Pagina's