GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Getuigenis.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Getuigenis.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan de Kerkeraden van de Gereformeerde Kerken in Nederland.

Weleerwaarde en Eerwaarde Broeders!

De Generale Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland, op 24 Augustus 1920 en de volgende dagen te Leeuwarden vergaderd, heeft zich geroepen geacht, zich met een woord van getuigenis en tevens van broederlijke waarschuwing en opwekking te wenden tot V als opzieners der gemeente.

Het valt toch niet te ontlcenneu, of ook de Gereformeerde Kerken staan heden ten dage in bijzondere mate bloot aan eene menigte gevaren, die zoowel de zuiverheid harer belödenis als de reinheid van haren wandel ernstig bedreigen. De Synode rekent zich gelukkig, te mogen weten, dat — gelijlc ook uit de bij haar ingekomen voorstellen duidelijk bleek — er in de Kerken leeft eene werkzame begeerte om tegen deze gevaren in de kracht des Heeren te waken en te strijden. Maar ze acht zich toch door deze wetenschap niet ontslagen van de roeping, om ook van hare zijde al datgene te doen, wat in haar vermogen is, om dezen ijver aan te vuren en ook voor de toekomst levendig te houden.

Verdubbeling van waakzaamheid is zeker dringend noodig. Aan alle zjjden toch is waar te nemen eene verdwazing en verwildering der geesten. Dit vervult ons met vrees en deernis niet alleen voor hen, die buiten zijn, maar ook voor diegenen uit ons eigen midden, vooral ook onder het opkomend geslacht, die voor dezen ongoddelijken en verderflijken tfldgeest dreigen te bezwijken.

Er zijn er, die worden medegevoerd door de leeringen van het ongeloof, dat het Woord des Heeren driestweg verwerpt, en allerlei menschelijke wijsheid, die dwaasheid is bij God, daarvoor in de plaats stelt. De droeve ervaring, dat in de rijen der bestrijders van Gods Woord soms worden aangetroffen kinderen des verbonds, in den kring onzer Gereformeerde Kerken opgegroeid, mag wel tot ernst en waakzaamheid stemmen.

Nog verleidelijker voor velen zijn bhjkbaar die richtingen van onzen tijd, die eenerzijds wel het besliste en conse-(juente ongeloof niet aanvaarden, maar anderzijds weigeren, hunne kracht alleen te zoeken in de onvoorwaardelijke erkenning van het Woord des Heeren en de daarin ons ontslotene ketmisse Gods in het aangezicht van Jezus Christus. Immers stelt men daarnaast of daarboven een ander gezag in geestelijke dingen, dat wezenlijk berust in den mensch, zoo niet in zijn rede, dan in zijn gevoel of in zijne geeste^ lijke ervaring. In verband hiermede verkondigt men dan leeringen, die in meer dan één opzicht zijn eene vermenging van de dwaasheid des kruises met de wijsheid der wereld, waarbij ook de grondwaarheden van ons Christelijk geloof worden verzwakt of prijsgegeven en soms onder een schijn van vroomheid en een zeer Christelijken naam aanvaard wordt'de leiding van den geest, die uit deze wereld is. Het principiëele onderscheid tusschen de algemeene en de bijzondere, alleen zaligmakende openbaring Gods wordt weggedoezeld; de belijdenis aangaande Jezus Clmstus als den eeniggeborenen Zone Gods en zelf God, te prijzen in der eeuwigheid, blijft niet gehandhaafd; de leer der Schrift aangaande de verlossing, die in Christus Jezus is, wordt van haar kracht beroofd; geen enkele van de ons geopenbaarde Goddelijke verborgenheden blijft onaangetast; en in verband met dat alles wordt ook voor de practijk van het leven het Woord des Heeren als onfeilbaar richtsnoer losgelaten en aan den geest dezer eeuw een al te slappe tegenstand geboden-Terwijl men nu iii onze kringen eertijds vaststond in de overtuiging, dat de oude beproefde waarheid niet mocht worden ingeruild voor deze vindingen van den menschelijken geest, schijnt er thans bij sommigen eene andere gedachte post te vatten, en begint meer dan één het oor te neigen naar leeringen, die toch blijkens Schrift en ervaring niet anders kunnen brengen dan verslapping des geloofs, verwarring van den geest, verlies van den vrede des harten, en een wandelen op paden, die steeds verder afvoeren van God en Zijn Woord

Eene andere openbaring van de geestesverwarring onzer dagen valt op te merken in den bloei van een groot aantal sekten en richtingen, ten deele reeds lang bestaande, ten deele in den nieuwAen tijd opgekomen, die eene machtige propaganda drijven en onder ons niet altijd gesloten deuren vinden.

Hierbij is er nadruk op te leggen, dat het in vele dezer hedendaagsche dwalingen gaat om de fundamenten van ons Christelijk geloof. Er hebben in de Christelijke kerk steeds bestaan en bestaan ook thans nog richtingen, die wel op sommige punten de leer der waarheid niet recht verstaan, maar toch met ons wenschen te buigen voor het Goddelijk gezag der Heilige Schrift en aan de Christelijke leer in alle hoofdzaken vasthouden. Natuurlijk heeft ook tegenover dergelijke afwijkingen de kerk des Heeren steeds haar waarschuwend woord te doen uitgaan-Wat echter het gevaar in onze dagen zoo groot maakt, is dit, dat allerlei beginselen, opkomend uit het natuurlijk hart, en de ons geopenbaarde waai'heid Gods in haar hartader aantastend, luide worden verkondigd, zij het ook vaak onder allerlei schoonklinkende namen. Daarom is de strijd, dien de kerk des Heeren hiertegen heeft aan te binden, gelijk te stellen met de worsteling, die ze in de eerste eeuwen had te voeren tegen richtingen als het Gnosticisme en het Manioheïsme, die de levens-en wereldbeschouwing van het natuurlijk menschenhait trachtten te doen zegevieren over die van het Christendom, en die haar aanhangers in het wezen der zaak tot het Heidendom terugvoerden. Zoo zijn — om slechts deze voorbeelden te noemen — stelsels als de Theosophie en het Spiritisme niet anders dan de herleving van aloude Heidensohe wijsheid, Heidensche mystiek en Heidensche practijken. ïoch vinden ze blijkbaar een vruchtbaren bodem onder het tegenwoordige geslacht, dat weer, zooals meermalen, van ongeloof tot bijgeloof vervalt en voor het lediggelaten hart bevrediging zoelït in datgene, wat öf een looze sctiijn is, óf anders berust op rechtstreeksche verbinding met de machten der duistemis-Zoo bedreigt ook ons hier een ernstig gevaar, wanneer we niet standhouden in de vastheid van des Heeren Woord

Daarnaast wordt, om weer tot dit enkele voorbeeld ons te beperken, in het Mormonisme nog steeds krachtig gepropageerd eene omverwerping van de Christelijke moraal, waartegen niet ijverig genoeg kan worden gewaakt-Immers wordt door deze en dergelijke propagandisten ook onder leden onzer Gereformeerde Kerken onverpoosd gewerkt-Velen hunner dienen zich aan onder een schoenen schijn-Niet ongaarne beroepen ze zich op enkele woorden uit de Heilige Schrift, inrmers vertoont ook de Satan zich menigmaal als een engel des lichts; en zoo trachten ze de eenvoudigen van hun geloof te berooven. Ook hier is ernstige reden om te waken en te bidden, opdat er niet velen worden verleid.

Het kon niet uitblijven, of de verwerping van Gods Woord moest leiden tot het opstellen van allerlei ongeloofstheorieën, waarin de ordeningen, door God blijkens Schrift en historie voor het menschelijk leven gesteld, worden geloochend en bestreden. Ook de jammer van den wereldoorlog en zgne gevolgen heeft niet tot bekeering geleid en werd veeleer aanleiding, dat velen zich nog driester tegen de Goddelijke ordinantiën hebben gekant. Allerlei anti-Goddelijke stelsels, die reeds lang de fundamenten der menschelijke samenleving

trachten omver te werpen, hebben nu in zoo breeden kring ' aanhangers gevonden, dat niet zonder grond velen beducht zijn voor een teloor gaan van alle staatkundige orde, van een geregeld maatschappelük samenleven, ja zelfs van het kostelijk kleinood des huwelijks. En bij die verderfelijke strekking bevatten deze theorieën zooveel aanlokkelijks voor het natuurlijk hart, dat zelfs belijders van den Christus voor haar ontzettende gevolgen niet altijd een geopend oog blijken te hebben.

Zooals leer en leven ten allen tu'de nauw verbonden zjjn geweest, gaat ook thans met hot bovenstaande in breede kringen' gepaard eene levenspractijk, die aan alle hooger ideaal is gespeend, en waarin Goddelijke en menschelijke wetten met voeten worden getreden. En ook hier — misschien, zelfs hier het allermeest — wordt openbaar, dat de helpers •van den Christus zich niet onbesmet hebben bewaard van •de wereld. Wel mag dankbaar worden erkend, dat nog op velerlei wijze door de Christenen wordt gevoerd een verblijdende strijd tegen den geest dezer eeuw. Maar daarnaast is zooveel, dat tot droefheid stemt. Niet alleen bij diegenen •xjnder ons, die schijnen te wankelen, op ihet stuk der Belijdenis, maar ook bij velen, die zeggen vast te houden aan de zuivere leer, valt op te merken eene inzinking der levenspraktijk, en eene wereldgelijkvormigheid, die met zorg moet vervullen.

Wij zeggen dit niet om aan te bevelen eene „doopersche snijding", die terecht door onze Kerken steeds is veroordeeld; noch om der gemeente lasten op te leggen te zwaar om te •di'agen, of geboden voor te houden, welke niet op het Woord des Heeren zijn gegrond. De gaven, door God geschonken in iet rijk der natuur, en in de ontwikkeling van menschelijke wetenschap en kunst geboden, zal ook de Clu'isten dankbaar waardeeren en gebruiken, zoolang dit waarlijk kan geschieden tot Gods eer, en tot stichting van den naaste. Wat God in Zijn Woord van ons eischt, is niet, dat we uit deze wereld zullen gaan, maar dat we onszelven onbesmet zullen be-.waren van de wereld en van den geest, die nu werkt in de iinderen der ongehoorzaamheid. Maar wanneer we aan dezen eisch de levensopenbaring onzer Kerken toetsen, wie zou daji durven zeggen, dat onze trouw hier niet meermalen heeft gefaald ?

Reeds dikwijls, en zeker niet zonder grond, is er geconstateerd eene verachtering in de genade, een gemis aan •krachtig geloofsleven, aan verborgen omgang met God en den Heere Jezus Christus, aan ware verbrokenheid des harten, aan een geloovig aangrijpen der beloften Gods in Christus, aan een leven biJ het Woord des Heeren, aan teerheid der conscientie bij het verkeeren in het midden der wereld. Als rechtstreeksch gevolg hiervan openbaart zich eene steeds meer om zich grijpende wereldgelijkvormigheid, een opgaan in de dingen dezes levens, een dienen van den Mammon, waardoor somtijds de handel en wandel der Christenen — men denke slechts aan alles wat de oorlogsjaren gaven te aanschouwen - ^ nauwelijks of in het geheel niet •meer van dien der wereld is te onderscheiden. Dit jagen •naar het aardsche is mede oorzaak, dat bij hoog en laag de jechte verhoudingen in het maatschappelijk leven zoo weinig •worden verstaan, en dat ook vele Clmstenen eene prooi dreigen te worden van boven bedoelde stelsels, die het op •omverwerping der maatschappelijke orde hebben gemunt.

Veel mêèf hog 'ware er te rióèmèni 2elfs inöêt llêlaasi worden geweesd, of niet sommigen onzer zich bezondigen, aan de schandelijke practijken van het zoogenaamde Neomalthusianisme, welke toch inhouden niet alleen eene verachting en verwerping van den huwelijkszegep en eene ondermijning der volkskracht, maai ook een opzettelijk vergrijp aan het heerlijk werk des Scheppers en aan de heiligste ordeningen, door Hem voor het natu-urlijke leven gesteld, eene opening van den weg voor de ongebondenheid en eene weerhouding der uitbreiding van Christus' kerk in den weg des verbonds.

Wat nog tenslotte niet onvermeld mag blijven, is dit, dat sommigen begeerige blikken slaan naar velerlei, dat tot dusver door de Chiistelijke zede buiten onze kringen was geweerd, als zijnde óf zondig in zichzelf, öf anders toch in deze zondige wereld en in zijn thans bestaanden vorm zóó nauw met het leven der zonde verbonden, dat het meedoen aan dit alles voor de Christenen terecht voor ongeoorloofd gold. In het algemeen schgnt bij velen op den voorgrond te treden de vraag, wat er voor den Christen mee door kan, in plaats dat ieder zich allereerst afvraagt, op welke wijze hij, door zijn doen en laten, het meest kan medewerken tot de verhooging van Gods eer, tot de verkondiging van den naam des Heilands, tot den opbouw der gemeente en tot stichting van den naaste.

Al deze geestelijke krankheden van onzen tijd zijji ons dermate op het hart gebonden, dat wjj ons geroepen achten, in den naam des Heeren een woord van broederlijke waarschuwing en opwekking te richten tot U, die als opzieners over de kudde des Heeren gesteld zijt.

Wie onzer zou durven zeggen, dat hij in zijn persoonlijk en in ziJn ambtelyk leven heeft gedaan al wat hij schuldig was te doen, en dat hij in geestelijken zin vrij is van het bloed der kinderen van onzen tijd?

Laten wiJ dan, broeders I in gebed en arbeid onzen ijver verdubbelen, opdat wij getrouw mogen ziJn in het heerlijke werk, dat wij als medearbeiders Gods mogen werken tot den opbouw Zijner gemeente en tot bestrijding van de macht der duisternis.

Vergeten wij niet het woord, door den Heere Christus tot Zijne jongeren gesproken, dat er valsche profeten zullen opstaan, die er velen zullen verleiden (Matth. 24 : 11). Zelfs heeft Hü hierbij gewaagd van groote teekenen en wonderheden, om indien mogelijk ook de uitverkorenen te verleiden (Matth. 24 : 23). Met aangrijpenden ernst getuigde Hij: Ziet, Ik heb het u voorzegd", en Hij liet er Zijn zieldoordringend „ w a a k 11" op volgen. En Paulus schreef aan zijn veelgeliefden zoon: Wederleg, bestraf, vermaan in alle lankmoedigheid en leer. Want er zal een tijd komen, dat zij de gezonde leer niet zullen verdragen, maar ketelachtig zijnde van gehoor, zullen zij zich leeraars vergaderen naar hun eigen begeerlijkheden, en zullen hun gehoor van de waarheid afwenden, en zullen zich keeren tot fabelen" (2 Tim. 4 : 2—5).

Laten wij dan, broeders I den ernst der tijden en de roepstem van des Heeren Woord verstaan.

Laten de Dienaren des Woords en ook de Ouderlingen, ijverig het Woord Gods onderzoeken, en tevens kennis nemen van de geestesstróóiriin|êa onzer dagen, opdat zg krankheid en medicijn beide mogen kennen.

Laten wij zorg dragen, dat in den Dienst des Woords niet alleen de waarheid worde verklaard en toegepast, maar ook, zoovelr idit noodig is, de dwaling — vooral in haar hedendaaggchen vorm — worde ontdekt en bestraft; en dat ook in het catechetisch onderwijs het zaad der gemeente wapenen ontvange in deji stryd tegen de leugen.

Laten de Ouderlingen op dezen arbeid der Dienaren in getrouwheid toezien. Maar laten zij ook bedenken, dat tot het ouderlingen-ambt mede behoort het tegenspreken der dwalenden: mmers eischt de heilige apostel, dat een opziener „vasthoudt aan het getrouwe woord, dat naar de leer is, opdat hü machtig zij, beide om te vermanen door de gezonde leer, en om de tegensprekers te wederleggen" (Titus 1 : 9).

Laat er dan ook in dezen oefening zijn, opdat niet de zielen verward raken in de strikken der duisternis, mede door de onbekwaamheid van hen, die over haai behoorden

Laten wij in al onzen arbeid, ook in het bezoek aan de huizen, doen schijnen het licht van 's Heeren Woord tegenover de duisternis, die de volken bedekt, en de schemering, waarin velen willen wandelen; laten we alom verkondigen het heiUg recht des Heeren, en de groote liefde Gods, in Christus Jezus ons bewezen. Laten we bidden en strijden', opdat het zwakke worde versterkt, het afgedwaalde worde wedergebracht, en de gemeente van onzen Heere Jezus Christus in deze duistere tijden beantwoorde aan haar heerlijke roeping, om te zijn een stad op een berg, een licht op den kandelaar, om aan eene wereld vol zonde en ellende door belijdenis en wandel te verkondigen de deugden van Hem, die ons uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht.

Weest dan wakker, broeders! en ziet toe op het erfdeel des Heeren. Wandelt zelf in voorzichtigheid en in de vreeze Gods. Benaarstigt u, dat gij onbevlekt en onsLraffelijk moogt bevonden worden. Wij reizen naar eene stad, waar heiligheid het eeuwig sieraad zal wezen. Een iegelijk, die deze hoop op Hem heeft, die reinigt zichzelven, gelijk Hij rein is.

„Hem nu, Die machtig is, u van struikelen te bewaren, en onstraffelijk te stellen voor Zijne heerlijkheid, in vreugde, den alleen wijzen God, onzen Zaligmaker, zij heerlijkheid en majesteit, ki'acht en macht, beide nu en in alle eeuwigheid! Amen!" (Judas : 24, 25.)

De Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland, namens haar

Ds. J. VAN DER MONNIK, Voorzitter.

Dr. J. C. DE MOOR, Assessor.

Ds. A. DE GEUS, Ie Scriba.

Dr. G. KEIZER, 2e Scriba.

Opdat ook de gemeente van dit getuigenis kennis neme, verzoeken wij U, het bovenstaande van den kansel te willen doen voorlezen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 september 1920

De Reformatie | 8 Pagina's

Getuigenis.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 september 1920

De Reformatie | 8 Pagina's