GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DE VRIJMAKING VAN DE TAAL DER KERK.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE VRIJMAKING VAN DE TAAL DER KERK.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

De kerkelijke taal deelt in de rechten der „Christelijke vrijheid", wanneer men dit woord maar recht verstaat. Inzonderheid het talen-wonder van het Pinksterfeest bewijst, dat ook in deze dingen de beteekenis van de Nieuw-Testamentisohe „bedeeling" ligt.

II.

Het moet wezenlijk igeb'eurd zijn, enKele jaren geleden, dat een predikant in de Hervormde Kerk, die den gezangenbundel dier kerk nooit aanraakte, zijn lafkeer van dien bundel poogde te rechtvaardigen, door in een preek over bet vierde k'rniswoord: „Mijn God, ' mijn 'God, waarom' hebt Gij Mij verlaten", de opmerking in te lasschen, dat Jezus dan toch maar uit een psalm' citeerde in 'Zijn zielenood, en niet uit een vrij lied oftewel gezang; waarmee dan uit de lijdensprediking genoegzaam gebleken was, dat gezangen-zingen niet ^behoorde tot de navolging van Christus.

Vermoedelijk zal iem'and zeggen: argutóenteeren is nog wat anders. Ik deel 'dat gevoelen, *ai™zou Ihet alleen reeds hierom zijn, dat die zelfde dominee, •jals hij gelooft aan de zohdelO'Osheid der hemelsche enjgelen, bij 't Kerstfeest in de knel k'omt mét den ^ngelenzang, want die engelen zingen geen psalm Vvids, maar een heusch nieuw gezang.

Neen, argumenteeren is dat niet.

En vermoedelijk zal dan ook' ineer dan één be-•^innen taot een schouderophaling-, wanneer ik met hetzelfde kruiswoord argumenteeren wil voor m ij n doel. Toch 'do© ik het en ik kan nog niet inzien, dat het ten onrechte is. 'Want in het 4e kruiswoord is dit altijd opmerkelijk, dat Jezus het in het A r a-m e e s c h gesproken heeft, niet in het Hebteeuwsch. Prof. Grosheide zegt:

„In elk geval blij'kt .... dat niet de Hebreeuwsche, maar de ArameescEe woiorden door Mattheüs . zijn vermeld en daar er geen reden is, waarom 'Mark'us het Arameesch zou hebben gegeven, als Jeijus niet in die taal had gespro'ken, mag aang e n 'O m e n, dat Jezus klaagde in het Arame e sch." 1)

Ook daaruit nu is voor ons iets te leeren. Het A'rameesch toch was in de dagen van Christus' leven op ^arde de volkstaal, die in Palestina gesproken werd. En wel moet m'en toegeven, dat ook voor de liturgische verrichtingen het A'raüieescih de Synagoge was ingedrongen. Maar toch bleef het .H e-breeuwsch de heilige ta, al; het statige Hebreeuwsch lag meer voor de hand, althans voor religieus gebruik, dan het alledaaigsche Araimeesch, de taal voor huis, tuin en keuken. In de synagogen van Palestina werd dan ook voor bijbel-le'zing van het Hebreeuwsch gebruik gemaakt, en voor de geleerden, ook voor de disputeerende colleges der Schriftgeleerden, bleef het Hebreeuwsch de taal, die op bet gesproken woord het cachet der eerwaardigheid drukte 2).

Nu denken wij er niet aan, uit dit 4e knnswoord allerlei ongeoorloofde conclusies te trekken? Wij houden rè'kening er mee, dat Jezus geregeld Araimeesch gesproken heeft (denk aan woorden tils abba, effatha, korban, üi^aminon, pascha., raka, satanas, tahtha koemi, e.a.); en eveneens herinneren we ons, dat in het Arameesch ook gebeden werd (denk aan het woord abba in R, om. S^S Gal. 46). 'Wij geven het toe:

„de oude „tale Canaans", zooals de Israëlieten hunne eigene taal weleer konden noemen (Jes. 19:18), daar zij van de ta^en htmner naastbijwonende heidensche nabiiren niet wezenlijk afweek, was ten tijde van Jezus reeds lang niet meer de levende taal van Palestina." (Zahn, Inl. Utr. 1905, I, 3.)

Ook vergeten wij niet, dat het '4e kruiswoord, al is het een aanhaling uit het O. T. (Ps. 22^), met een liturgische handeling niets te maken heeft en dus het nietigebruifcen van het Hebreeuwsch in dit g'eval ons niets te leeren heeft over den positieven kant van het vraagstuk.

Maar wij blijven staan bij bet negatieve: Jezus spreekt in geen andere dan de gewone taal van den dag bet aangrijpendste woord van Zijn leven; Hij doet dat bewust; hij haalt een bijbelwoord aan, nog wel met den Godsnaam' erin, 'dat Hij gelezen beeft in den vorm der Hebreeuwsche psalmen. En Hij neemt dit woord over in de g'ewo'ne omgangstaal, zonder eenige moeite te doen tot b'ewarinjg van den meer officiëel-statigen vorm'. Wie nu bedenkt, dat in een zeker rabhijnsch geschrift (Jadajim), dat handelt over verontreiniging en over het wasscben der handen — de zakelijke inbo'ud van de casuistis'cbe fraaiï^eden, die erin voorkomen leefde reeds') in de gedachtenwereld der rabbijnen 'van Jezus' tijd — !de uitspraak Voorkomt, dat de Arameescbe gedeelten van Ezra en Daniël 'de handen wel verontreüiiigen (d.w.z. £i.ls heilige kanonieke g'eschriften zijn te beschouwen^ maar dat Arameesch in Hebreeuwsch schrift - eïïi^ilebreeuwsch in Arameesch schrift de handen niet verontreinigt (dus profaan, niet-heilig, niet-kanoniek is), die moet uit deze hiaarkloverijen *) wel afleiden, dat ools" in die dagen de kwestie van de ta.al '(de heilige afzonderingstaai of de gewone omgangstaal) de geesten bezighield voor wat betreft de godsdienstige uitspraken en bijbelsche aanhalingen. Trouwens, juist tegen de Arameesche taal vochten "de rabbijnen^). Ze scholden haar de taal der , , idioten".

Laat ons nu niets bewijzen, doch alleen maar zeggen, dat Jezus de geweldigste dinigen zegt in de gewone taal; dan bezondigt ge u niet aan voo'ze argumentaties; en toch hebt gte daarin het biewijs, dat Jezus de rabbijnen alleen laat staan in hun strijd voor een heilige afzonderinig's-taal; dat hij niet meestrijdt voor bet behoud van dat klassieke, dat geen verband taeer houdt miet het leven; dat Christus het uitdrukkelijk protest der rabbijnen en schrifijgeleerden tegen de „taal der idioten", tegen de, gewone omgangstaal, die de oude bijbeltaal verdronjg, niet aanvaardt en ook hier Zijn „maar Ifc.zeg u", al is bet zonder woorden, stelt tegenover de exclusivistiscbe voorliefde der rabbijnen voor de heilige, aparte, voor ingewijden slechts verstaanbare, godsdienstige ta, al. En wanneer ge nu bedenkt, dat niet alleen voor dat eene kruiswoord, docb vo'Or al Zijn preefcen, Jezus h'et Arameesch gebruikte, dan blijft toch in 'deze dingen iets, dat de vraag rechtvaardi'gt, waarom 'dan wij in onze dagen het rabbinistisch standpunt wederom hooren huldigen in sommige kerken, inplaats Van Christus' vrije, ongedwongen ftatuurlijkheid. Rabbinistisch, zeg ik; en misschien m, 'aig ik het recht me to'Ckennen, om' ook in dit opzicht toe te p'aissen, wat Ds H. 'W. Üaman schrijft over de groepen in Nederland, die het meest zich aan een aparte „tale Kanaans" (in ongunstigen zin) bezondigen:

„De Gereformeerde mystiek is nog weer heel iets anders dan de öüd-G-eretornieerde mystiek. In die laatste is iets'rabbinistisc.h."

Iets rabbinistisch'in de mystiek!. En erg véél rabbinisme in de taal dier mystiek, 'die ook' behoort tot den door Ds Lampan geconstateerden

vormendienst, waarvan de geijkte gezelschapstaal een staaltje is. Zelfs Smytegelt, op wien ze zich nog al beroemen, zou hen niet kennen, indien hij van hen wist".

Werkelijk, heel dat van alle natuurlij'kheid ontbloote taaltje met zijn

„esoterisch jargon (het ko'eterwaaJsch der ingewijden") 6)

is, als ik me niet bedrieg, toch alleen dan reeds van zijn verhevenheid ontdaan, als we Jezus' hooren citeeren in bet gewone Arameesch. Jezus doet geen • moeite, om een bijbeltekst anders te zeggen, dan een gewoon mensch gewone dingen zegt '(n a a r h u n aard dan altijd!). Maar de oud-Gereformeerden citeeren, als ze afscheid preeken, en 'dus bidden O'm' een ander „knècbie" voor de gemeente, den bijbel aldus:

„Zondert Mij af beide Paulum ende Barnabam"; en daar is geen woord „Arameesch" Mj, dunkt tm'e (historisch). .

Maar indien 'dit mes werkelijk snijdt, dan moeten we eerlijk bekennen, dat het jiaar twee kanten snijdt. D^an moeten we ons zelf ook 'er door laten wonden. Ik kan niet anders zien, of onze Flakk'eesche Bijbeluitgave'') doet op haar m.anier o^ok wat rabbijnschhebreeuwschen wijn in de arameesche leeren zakken. Als ik lees: „op den velde (Ex. 16^^), aan de pale des lands Kanaan (Ex. 16'^), 'de staf Godes (Ex. 17^), den voet des osses '(Jes. 322°), verbrandingen des kalks (Jes. 33^^; in mijn woordenboeken, , die ik vanavond bereiken kan, is kalk overal v r oi u-w e 1 ij k!), de hoere Rachab .(Joz. 6^^), een volkomen wijfken (Lev. ~P^), 'met den 'vure (Lev. 7^^), tot den volke (Deut. 20^), dan vraag ik, hoezeer ik me doordring van het besef, dat aan deze kwestie heel veel vastzit, toch af, wat nu eigenlijk onder de op het titelblad en in 'de voorrede genoemd© „thans 'gangbare taal" te verstaan „zij" en hier., verstaan „wierd". Is dit de thans gang'b'are taal; is bet „Arameesch" of „Hebreeuwsch"?

Wij zeggen nog al eens graajg: hosanna, halleluja, maranatha, effatha, , a, bba., enz.; en 'de een zegt dat zonder, de ander mèt 'n tikje rederijkerij. Maar bet blijft toch een feit, dat juist'deze woorden, uit bet Arameesch gevortn'd, in hun oorspronkelijk gebruik bewijs zijn Van de overwinning van de natuurlijke, ongedwongen spreekwijze bbven de plechtstatigheid eener in onbruik geraakte taal. Zonder ironie is de historie niet, O' neen.

Zonder twijfel is, uit de beiginselen, die de Bijbel ons predikt voor den eeredienst, vO'Or 'de uitdraging van het Evangelie naar buiten nog veel meer te noemen-dan ons in kort bestek m'ogelijk is. Dat de tal'O 'Kanaans niet alleen bij Jesaja, maax ook elders "in de Schrift de zendingsgedachte en ihet zoeken der vreemden insluit, is gemakkelijk aan te toonen. Men zou — om' m, 'aax iets te noemen — kunnen wijzen op de houding, die Paulus aanneemt tegenover de Corintbiscbe gemeente. Waanneer de Christenen te Corinthe spreken gaan, zich van klanken en termen bedienen, die voor een ander niet begrijpelijk zijn, dan k'omt hij' Idpn. teg: en met de herinnering, 'dat die andere, zelfs de v r e e m'de, zelfs die ongeloovige, die kan binnenkomen, rechten heeft in de vergadering 'der geloovigen; bij moet hO'Uvast "kunnen hebben aan de klanken, de woorden, die zijn oor daar verneemt. Men lette er op, dat Paulus inzake de taal die de kerk spreekt, . dus niet slechts pleit voor hen, die tot de gemeente behooren, doch ook voor 'de buitenstaanders. (Zie 1 Cor. 12—14, 2 Cor. ö^^). Djat is het groote beginsel der liefde in de taal

der kerk; der liefde, die aan zending denkt, aan contaet met iederen menscli; der liefde, die aan God zich onderwerpt en dus in de gedachten, die ze uitspreekt niet universalistisch wordt, als Gods genade particulier is; maar die ook anderzijds in de woorden, die Gods genade aanprijzen, niet particularistisch wordt, waar God zelf het universeele zoekt, ook in de taal.

Ik zeg: God zoejc.t dat. Want. elke-taal moet woTstelen met haar gedachten, en ook de taal, waarin de' b.ijbel" tot ons kwam en waarin • Jezus sprak, ondergaat^ natuurlijk dèn invloed van dé gedachten Gods, waardoor die taal zich moet laten kneden, , kleuren; om-vormten tot Gods .wil.' Nooit zal eenige taal, 'hoe persoonlijk - ze ook gekleurd is, of hoe aligemèer(„ ze aofc spreekt, . 'Gods gedachten kunnen uitspreken zonder dat ze verschil vertoont met de profane taal.' Diat hangt onverbrekelijk samen met het b i z o n d e r e der openbaring Gods. Maar dat b i z o n d e r e, als het ingaat tot de openbaringstaai, mag niet door ons, doch alleen door God gewild zijn. Het recht VAU stafeetsels opzetten komt God toe, en ons niet.

Want het blijft waar: God zoekt h!et universeele, niet het particularistische in de taal.

De bijbel zelf, vooral het N. T, , vrucht van den talenwonder-werkenden Pinkstergeest, Tiewijst dat Dr G. Bouma schreef^) onlangs:

„Den schrijvers der Evangeliën is het er niet om te doen, den kunstzin der lezers te streel en, maar Je7, us Christus te prediken; hun gaat het niet om den vorm, maar om den inhoud"; enzoovoort.

En deze opmerking van den schrijver 'is de vaderlandsche kerkbodes voor een niet gering 'deel rondgegaan. Yermoedelijk om te argumenteeren tegen het geroep om kunstvorm in de prediking, dat zonder reden en zonder zweem van nadenken soms vernomen wordt! Maar er was nóg iets, dat DT Bouma schreef en dat is niet door die kerkbodes den volke voorgehouden. Het is o.m. dit:

„Het Nieuwe Testament is geschreven niet in .... het boeken-Grieksch, maar in de omgangstaal, z o o - als het volk die sprak.... Het eigenaardige van het Griekscli van het N. T. is, dat het g e - sproken omgangstaal is.... De taal, waarin het is gesteld, is de volkstaal, zooals de „kleine luiden" die spraken. ... De spreektaal is gebruikt als instrument voor het boek. 'Vandaar is ook niet bevreemdend het ongunstige oordeel reeds der eerste eeuwen over de taal van het N. T., geschreven in „visscherstaal". ... Bedoeld en bewust schrijven dtis de Fvangeliën in de kunstlooze volkstaal .... het is voor elk verstaanbaar; juist door dien vorm bereikt het Evangelie het volk.... De inhoud treedt aanstonds den lezer voor oogen en dat in de taal, waarin hij zelf steeds gewoon is te spreken In hun religieuse uitdrukkingen zijn de Evangeliën geenszins g e'i's bl eer d." s)

'Voorwaar, er is ironie, ook in kerkbodes, in hun 'spreken en zwijgen, (een ironie, die trouwens overal is, o kerkbode-schelders!) Ik vraag: past o^nze taal die beginselen toe? Spreken wij ons hollandsch naar dezelfde principes, met dezelfde liefde als het N. T. zijn grieksch schreef? Ik geloof het niet. Wij prediken wel den inhoud van het Nieuwe Testament, maar het grondbeginsel van den vorm, waarin het N. T. zijn gedachten voordraagt, verwaarloozen wij allen min of meer.

Onlairgs werd in onzen kring door Dr A. Sizoo nog herinnerd aan de ook door Prof. Woltjer erkende

„mogelijkheid, dat de Christelijke zendingspredikers de propaganda-metbode volgden" 10)

van de heidensche cynisch-stoische propagandisten. En al is men 't nog lang niet eens over de beantwoording van de vraag; in hoeverre Paulus en de andere eerste christen-predikers zich bewust bij bet volks-proza en de onder de hei-' densche v'olksleeraars gebruikelijke stijlvormen aansluiten, toch is er vaak „een ïrap'pante gelijkenis van stijl" tussehen de heidensche propagandisten en de christelijke predikers in Paulus' dagen. De stijl der heiden-predikers op de markten van Griekenland vertoont met die van de fcruispredikers overeenkomst; deze laatsten sli iten zich ' bij de „volkswelsprekendlieid" aan (bv. in den z.g. diatribenstijl); en de chiistelijke zendelingen maken soms gebruik van den gewonen vorm der straatprediking, van den markt-stijl, en van de gehoorzaal-debatteerkunst, die door de heidensche propagandisten waren ingevoerd. Zoo deed b.v. Paulus twee jaar lang in de school van Tyrannus (Hand. 19 3, 10) en op de markt (17") n).

En nu vergeten we niet, dat tussehen zendingsprediking èn bediening des Woords voor Christus' ge'institueerde kerk een wezenlijk verschil bestaat. Maar de lenigheid van de taal is hier product van de buigzaamheid van den geest. En deze is door liefde bewaard. Zouden wij óók in de school van Tyrannus thuis, op ons gemak, zijn; en zou de .r^an, dien we daar aan-spreken, óók ons verstaan als we op den preekstoel staan? paulus wist ook wel, dat de school van Tyrannus en de vergadering der geloovigen twee waren. Maar als hij de menschen lokt van Tyrannus' school naar de 'kerk, dan schrijft bij later een zendbrief' aan die kerk, niet voor buitenstaanders, doch voor geloovigen; en óók dan is de stijl van dien'brief de gewone volkstaal. Yoor hem bestaat tussdhen evangelisatie-en zendings-toespraak eenerzij ds en de.'toespra, ak tot geloovigen anderzijds wèl verschil in gedachten, m'aar niet-m woorden, stijl, uiting. Wat, .Paulus .yereenigt, zullen' wij, niet gSiiéiden.

Zoo zagen we, dat onze' hoogste profeet Christus de rabbijnen laat.schelden op de volkstaal als „de taal der idioten", der nief-getabberde, ambtelooze '„schare, die de wet niet kent", 'doch dat Hij zelf heel Zijn prediking in de volkstaal geeft. Wü zagen het Nieuwe Testament zoeken naar woorden van de volkstaal; we' zagen de zendelingen der eerste eeuw gebruik nlafcen van de V o Ik s wel sp rek endheid.

En nu wij?

Is er in deze dingen beginsel of niet? Indien ja, zijn wij Jezus, zijn wij' het N. T. ontrouw of niet?

Laat ons rustig onderzoeken en niet vragen, wat de massa wil. Bisschop Triphyllius kreeg bij een toespraak over Joh. 5* een berisping, omdat hij het daar gebruikte Grieksche woord voor bedje (krabbaton) verving door een meer deftigen term (skimpoda, matras, vouwstoel, rustbed)!^. DIat standje was m.i. verdiend. Als Johannes een alledaagsch woord gebruikt voor een alledaagsdh ding, een bedje, dan behoeven wij het niet mooier te maken; ook niet door er - ken achter te zetten (bedde-ken) en vooral niet - j e (bedje). Maar Tri. phyllius zou bij ons wel [met rust gelaten worden; tegenwoordig geeft men meer een standje aan wie de eigengemaakte deftigheid opgeeft om! terug te keeren tot de eenvoudige volkstaal, waarin Go^d ons gaf Zijn Nieuw Testament. Wij schelden op onze wijze ook op de „taal der idioten", de taal van het gewone leven. De rabbinistische zuurdeesem wordt onder ons nog "druk verkocht. En men doet dat met de beste bedoelingen. Men vreest de taal der aanbidding' te verliezen. Maar is er geen aanbidding in den jubel der steden van Egypte, die Kanaans taal spreken, aJs ze voor K' a n a a n' s gedachten eigen wooxden zoeken ? Is er geen aanbidding in het Nieuwe Testament? Is er geen aanbidding in de liefde, die den mensch toespreekt in zijn eigen taal? Is er geen aanbidding in het Pihkstertalenwonder? Is er geen aanb, idding in Constantijn Huygen's zang:

Zynder woorden in de mouden Van de volckeren der aerd, ; Zyuder seggingen bevonden Grieckscher olt Romeinscher aerd, Zynder Spreucken die mijn' Lippen Vollen kennen tot den boord. En mijn lippen soo ontslippen Als de donder werdt gehoord.

Volckeren van uyt den 'Westen, Volckeren van d' Ooster zy, 'k Vergh' U ton(gh en tael ten besten. Voert mij elck-van 't sijne by: 'k Heb een pack op schouder leggen Dat op schouder-hulpe beidt, 'k Heb lof, prijs en eer te seggen 't Ee'awigh licht in eewigheit.

Alle aanbidding, die alleen naar boven, naar God, stijgt en niet naar buiten, naar de menschen, zich verstaanbaar maakt, heeft de bede: „Uw • koninkrijk kome" beperkt tot de andere: , , Uw koninkrijk kome tot mij, tot ons". Maar het koninkrijk zoekt naast de hoiogte, o o k a 11 e b' r e e d-t e n te vullen, de breedten der aarde, en de wegen der mensehen.

Zóó alleen' zingt het zijn waarachtige, heerlijke tale Kanaans en zóó alleen zingen wij mee.

K. SCHILDER.


6) Ds H. W. Laman, in art. Vereeniging. Geref. Kerkblad' voor Drente en Overijsél, 23 Sept. 1922.

7) Van DT A. Kuyper, Dr H. Bavinck en Dr F. L. Rutgers. Middelhaihis, 1898.

1) Dr F Wi Grosheide, Het heilig Evangelie volgens Mattheüs. A'dam, H. A. v. Bottenburg, 1922, bl. 354. 2) Schuier, a. w. - Il, 26.

2) K 1. I. 113.

3) 1. 1. II, 370. • • •

4) Zahn, Inleiding N. T., Utj. 1905. I, 27, 19, 57. Opmerking verdient nog, dat de kwestie van het 4e kruiswoord reeds lang velen bezig Meld. Reeds Epiphanius deed zijn best, te bewijzen, dat Jezus den naam Gods (Eli) toch wel overeenkomstig den grondtekst (in het hebreeuwsch) zal hebbeu uitgesproken, al waren dan volgens hem de op „EU, El'i" volgende woorden wel „syiisch" (d.w.z. arameesch). Ook Luther heeft blijkens zijn bijbeluitgaaf erover nagedacht. Vgl. Zahn, a. w. bl. 11, die ook nog zegt: „Bü een woord als „God" is een Hebraïzeerende uitspraak in Jezus' mond allerminst bevreemdend".

8) De Literarische vorm der Evangeliën, Libertas, R'dam .1921. - (diss.) bl. 130.

9) a. w. bl. 126 — 131, 157.

10) Dr A. Sizoo, De beteekenis van de Cynisch-stoische propaganda voor de verbreiding van het Evangelie. Referaat op de Wetensch. Bijeenkomst v. d. Vrije Univ., 22 Juni '21. A'dam, Kirchner, bl. 52.

11) Dr A. Sizoo, bl. 52—56.

12) Dr Botfma, a.w. bl. 128.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 oktober 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

DE VRIJMAKING VAN DE TAAL DER KERK.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 oktober 1922

De Reformatie | 8 Pagina's