GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Manna.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Manna.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over het m a n n a schrijft de lieer J. Snoek in „De School met den Bijbel":

Meer algemeen is de opvatting, dat het manna de suikerachtige uitzweting zou zijn van den tarfastruik (tamarix mannifera i)), een altijd groene plant, met fijne bladeren en witte of lichtroode ' ibloeinen, die in Mei bloeien, en die op het : Slnaï-schiereiland op sommige plaatsen in overvloedige lioeveeUieid worden aangetroffen. Dit sap laoemen de Bedoeïnen ook „manna". Volgens de •de onderzoekingen van Ehrenberg ia 1823 zou •de uitzweting van het sap te danken zïjn aan tóen klein insect, dat lii} in groot aantal op de takken van de tarfa aantrof, een schildluis (coccus manniparus), een klein diertje van langwerpigen vorm, met een wasgele kleur, die in de basL kleine gaatjes steekt, waaruit dan het sap te voorschijn, treedt. Men neemt dit te eer aan, omdat in andere streken van het Sinaï-schiereiland, waar ook wel tarfastruiken gevonden worden, doch. zonder deze schildluis, nooit van uitzweting van isap sprake is.

Het lichtgele bruine vocht vloeit vooral in jaren met rijke voorjaarsregens; ook blijft het wel jaren aaneen weg. In de maanden Juni en Juli druipt het gedurende den nacht, vooral wanneer, de maan schijnt, uit de openingetjes, verhardt daidelijk, blijft gedurende de koelte van den nacht iaan de takken hangen, valt, wanneer door het ; opIvomen der zon de temperatuur stij'gt, af, en smelt in korten tijd, wanneer de zon eenmaal straalt. Het verzamelen moet dan ook geschieden yóór zonsopgang. D; e Bedoeïnen reinigen en koken het sap, en gebruiken het als toespijs bij het brood; de smaak is honingachtig. Ook de monniken van hel Katliarinaklooster houden zich met hot verzamelen bezig, om het als aandenken in kleine jblikken busjes van 6 c.M. lang en 4 o.M. door-

Dr A. W. Bronsveld †

snede aan reizigers te verkoopen voor een franc. Zeer uitvoerig bespreekt Vigoureux (Bible II 466 -472) de vraag, of wiji nu in dit manna, dat de 'tarfa-struik uitzweet, het bijbelschc manna mogen zien.

Als punten van verschil vi'orden genoemd:1. Het manna van de tarfa kan slechts gedurende twee maanden worden ingezameld; het «manna der Israëlieten werd het geheelo jaar ge-' vonden.

2. iD, e hoeveelheid manna, die de tariastruiken 'van het geheele schiereiland leveren, bedraagt niet •meer dan 250 K.G. per jaar (Killermann; Blumen 11, 21); voor het volk Israël was 600.00'J K.G. per dag noodig (Schönfeld: Halbinsel Sinaï 23).

3. Het tarfa-manna verschijnt in het gunstige; ja.argetijde eiken nacht; het bijbelsclie manna regende alleen gedurende de eerste zes dag; ; n der iweek.

4. Het manna van den Sinaï kan geruimen • iijid bewaard blijven; het manna der kinderen Israels bedierf spoedig.

5. Het „natuurlijke" manna kan niet worden 'gemalen of fijtogestooten, en tot koeken gebakken zooals met het maima, waarvan Mozes verhaalt, 'geschiedde.

6. Het manna van de tarfa kan eigctdijk geen , , voedsel" genoemd worden; men zou er niet op (kunnen leven; het bevat 80 pet. suiker en 20 pet. 'dextrine. De Israëlieten hebben van het hemelsche manna veertig jaren geleefd.

Dit alles te zamen maakt, dat wij! bij het .maima, waarvan Exodus 16 ons verhaalt, zeer ivaarschijnliik moeten denken aan een stof, die God op bovennatuurlijke wijze, onmiddellijk den Israëlieten deed toekomen.

JVIen weet, dat dezelfde auteur op soortgelijke manier onlangs oen boek gaf met Aanteekeningen op de bijbelschü geschiedenis. Een werk, dat goede diensten bewijzen kan.

„Bethlehems bornput.”

In de Adventsdagen duikt hier en daar weer op de poging om met den tekst van 2 Sam. 23:15b een adventspredikiug te kweeken, die dan het gewone mineraalwater van Bethlehem (ik ben hier niet heelemaal objectief) vergeestelijkt tot het levende water van den Christus. Ik heb me met die tekstkeuze nog nooit kunnen verstaan en las daarom met belangstelling, wat het „Algemeen Weekblad voor Christendom en Cultuur" van den tekst maakt. ïe waardeeren is het, dat de auteur (W. Coenraad) de dingen eerst beschrijft zonder vergeestelijking te bedoelen. Alen leze:

In een dier verhalen van fijne teekening waaraan de Bijbel zoo rijk is, wordt ons verteld, dat David in zijn strijd tegen de Filistijnen, die Bethlehem bezet hielden, weer teruggekomen is in de buurt van zijn geboorteplaats. Hoe was hij als kind buiten op het veld vertrouwd geraakt met die omgeving, toen nog onbewust van de roeping, die voor hem was weggelegd, met geen andere toekomstgedachte dan daar te blijven in het herdersleven, zooals hij het zag van zijn vader en broeders. En toen was daar plotseling gekomen die dag van dat onverwachte ingrijpen Gods in zijn leven, in de zalving tot het koningschap, waardoor hij niet dadelijk aan die oude omgeving wordt ontrukt, omdat hij er niet dadelijk naar grijpt, maar wacht totdat God zelf hem den weg er toe openen zal. .Maai' die jaren van wachten zijn de moeilijk© jaren vooral, wanneer hij door de stijgende haat van Saul zich nergens meer veilig voelt, ook niet in Bethlehem, waai' hij niet kan terugkeeren, totdat Saul dood is en hij als koning geroepen wordt om ook Bethlehem te ontzetten. Zoo is hij eindelijk weer terug in de bekende omgeving, waar hij als kind had geleefd. Wat schijnt, na alles, wat er door zijn leven gegaan is, dat verleden ver! En toch, dal verleden gaat een oogenblik weer levtn, hij voelt zich weer kind van Bethlehem, hij doorleeft weer die bekende stemming, het is, of eeu stuk van zijn leven weer herleven gaat en plotseling waakt op het verlangen, om nog eenmaal te mogen drinken uit de bornput van Bethlehem, nog eenmaal dat water te drinken, waar zij thuis altijd van gedronken hadden. Bij alles wat er veranderd is, is dat hetzelfde gebleven, dat is het eenige uit het verleden, wat weer een heden worden kan. En toch, als zijn wensch wordt vervuld, omdat drie zijner helden bereid zijn om door de slagorde der Filistijnen heen te breken, wil hij het niet drinken, maar stort het uit als een plengoffer voor God, daarin heiligend zijn herinneringen en dankbaarheid.

Maar als de schrijver dan die gedachten uitwerkt ontkomt hij toch niet aan de vergeestelijking, d.w.z. aan de orthodoxe poging tot bijbelcritiek. Het begint reeds eenigermate zóó:

Het leven kan ons zoo ver van Bethlehem afbrengen, terwijl wij het evenmin als David hadden vermoed. Want aJs kinderen vinden wij alles in Bethlehem, wat we noodig hebben. Het leven, niet onder een gesloten hemel, maar onder een geopenden hemel, waaruit engelen zingen van het welbehagen Gods. D'aar wordt de heerlijkheid Gods openbaar in vormen, die onmiddellijk spreken tot het kinderhaxt, zoodat het Kerstfeest toch eigenlijk het eenige feest is, wat wij als kinderen kunnen meevieren. Daar is het heil Gods niet een idee, niet ccn geestelijke werkelijkheid, waaraan we zoo moeilijk eenige bepaling geven kunnen, maar een geestelijke werkelijkheid, die zich openbaart in menschelijke vormen in 't kindeken in de kribbe en juist daarom het kind zoo nabij.

En frank en vrij komt de vergeestelijkende aap uit de eerst exegetiseerende mouwj als de auteur besluit: In het Christuskind is ons een bron van goddelijk welbehagen ontsloten, waartoe wij altijd weer mogen komen met de dorst onzer ziel en waar wij vervulling vinden onzer diepste zielsbehoeften. En nu brengt de adventspredikiug ons weer in de buurt van Bethlehem, en ziende hoeveel er veranderd is in ons leven en hoeveel er misschien voor ons veranderd is in Bethlehem, is het toch mogelijk, dat de behoefte aan het kerstevangelie weer dieper wordt en het verlangen ernaar weer opwaakt, dat we ons zoo gaarne weer kinderen van Bethlehem zouden gevoelen. Welnu het eenige, wat het verleden weer tot een heden maken kan, het eenige, wat hetzelfde gebleven is en waaraan wij toch lesscheu kunnen de oogenblikkelijke dorst onzer ziel, het is het Christuskind, dat het welbehagen Gods verwerkelijkt. Maar alleen door te drinken het levende water, dat Christus ons geeft, kunnen wij wijden en heiligen ons verlangen en onze dankbaarheid aan God. Alleen dan kan het feest worden ook voor onze ziel.

Ik kan 't niet helpen, dat ik nog niet de vraag van David kan plaatsen op het rijtje van adventsr teksten. Gelukkig blijft de keuze nog ruim genoeg. En ik behoef dan ook niet een critischen hoorder uit te dagen tot de vraag waarom die David toch maar niet drinken Avilde van het water, dat ik zoo netjes heb vergeestelijkt.

Dr A. W. Bronsveld †

In „De (Groene) Amsterdammer" schrijft J. de Louter over Dr A. W. Bronsveld:

Hij had een sterke voorliefde voor het historisch Protestantisme van zijn vaderland en betreurde diep den toenemenden omvang en invloed der Roomsch-Katholieke kerk, die z.i. de levenssappen van het Christendom dreigde te doen opdrogen. Daarom concentreerde zich zijn afkeer van eene Coalitie op politiek gebied in een bitteren weerzin tegen hare beide grootste voorstanders. Dr Schaepman en Dr A. Kuvper, wicn hij openlijk verweet het godsdienstig gemoedsleven dienstbaar te maken aan staatkundige doeleinden. Tegelijkertijd bestreed hij aanhoudend de afdwalingen der moderne richting, Avelke naar zijn gevoelen eveneens den godsdienstzin des volks ondermijnden enbedierven. Toch vleide hij zich met eene mogelijke toenadering tusschen recht-en vrijzinnigen op staatkundig gebied om zich gezamenlijk te verzetten tegen de onderwerping van den vrijen Protestantschen geest van den Roomschen clerus of de Cahinistische confessie. Hieruit, verklaart zich zijne medewerking aan de oprichting eeiier afzonderlijke kiesvereeniging te Utrecht onder de bekende leuze: „Eendracht maakt Macht", welke tijdens den schoolstrijd aan de godsdienstige behoeften des volks wilde tegemoet komen, zonder zich aan eenig korkgezag te onderwerpen on aan paedagogische eischen afbreuk te doen. iSTaast de school met den Bijbel moest ook de neutrale staatsschool doortrokken zijn van een ruimen Christelijken geest. Inderdaad heeft deze kiesvereeniging, ondanks den spot en tegenstand van weerskanten, een tijd lang aan de beginselen eener vrijzinnige staatkunde te Utrecht de overhand verschaft, totdat de zucht tot volkomen financieele gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs, ten gevolge van de toenemende verscherping der tegenstellingen, het eerste met ondergang bedreigde.

En in „Het Algemeen Weekblad voor Christendom en Cultuur'* lezen we van Dr A. M. Brouwer:

In het ouderlijk liuis in bijbelsch geloovigen zin opgevoed, had hij door zijn omgeving reeds in zijn jonge jaren kennis gemaakt met een bevindelijke, lijdelijke richting, die tegenwoordig ten onrechte wel de speciaal gereformeerde wordt genoemd. Zij is veeleer een ziekelijke uitwas van verkeerd verstaan praedestinatie-geloof. Hare vruchten had Dr B. van nabij zoo goed gezien, dat hij blijvend overtuigd bleef, dat de boom waaraan zij rijpten, geen goede boom kon zijn. De ruime frissche opvatting van een Beets, de aan de oorspronkelijk Gereformeerde opvatting aansluitende studiën van een Van Tborenenbergen, de nuchtere exegese van een D-oedes, lectuur van oude. Gereformeerde schrijvers, de eenigszins methodistische ijver van het Réveil hebben in hoofdzaak zijn richting en werkzaamheden bepaald. Als kind van zijn tijd was hij ook sterk individualistisch en heeft hij, hoezeer ook overigens geestverwant, zich nooit geheel kunnen vinden in de richting van la Saussaye Sr. en Gunning: wat door dezen als „geloof der gemieente" gesteld werd tegenover de al te zeer individualiseerende neigingen van het piëtisme en het rationalisme (dat in de oud-moderne theologie zijn consequenten uitlooper vond), heeft Dr B. nooit geheel voor zijn rekening kunnen nemen. Uit die individualiseerende neiging van geheel zijn persoonlijkheid is ook te verklaren, dat hij zich met een beroep op de Christelijke vrijheid steeds kantte t(^en de Geheelonthoudersbeweging: de daarin uitgewerkte solidariteitsgedachte kon hij zich niet toeeigenen. Hierin ligt ook mede de verklaring waarom hij zich met de oud-liberale richting meer geestverwant voelde dan met de steeds strenger doorgevoerde partijformatie der anti-revolutionnairen. Toen hij predikant werd, behoorde hij tot de onverdacht orthodoxe groep. Maar naarmate de rechterzijde voortholde en straks in Dr Kuyper een kampvechter voor het naar separatisme drijvend praedestinatianisme vond, kwam Dr Bronsveld die zichzelf gelijk is gebleven, meer op een tusschenstandpunt te staan. Geestverwant van de voormannen der ethisch orthodoxe groep, was hij meer intellectualistisch, meer individualistisch en minder synthetisch van aanleg en neiging. Zoo ging hij zijn eigen weg en liet hij, zijn eigen liclit op de gebeurtenissen van den dag vallen. Wij' zijii , dankbaar voor de niet overbodige herinnering, dat de lijdelijke richting niet gereformeerd is. Maar over dat „separatisme" en het „praedestinatianisme" van Dr Kuyper zou men met den auteur nog wel eens willen praten, als we niet vreesden, dat 't te weinig holpen zou, zoolang hij niet meer van Dr Kuyper gelezen of — weerlegd heeft. Er is meer van de gereformeerden te erkennen, dan dat ze niet lijde­ lijk zijn.


¹) Wie bezorgt mij eens den titel van een werk, waarin een afbeelding van deze plant te vinden is?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 december 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

Manna.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 december 1924

De Reformatie | 8 Pagina's