GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hiëls bouwoffer.

In hel „Algemeen Weekblad voor Christendom en Ciiltua.r" vraagt een inzender naar de beteekenis van Hiëls ramp, toen hij Jericho bouwde „op" zijn zonen Abiram en Se-gub. Ziehier vraag 'en antwoord:

Vraag. In het laatsta nummer van het „Weelcblad" sclirijft de heer Vriezen in de rubriek „In hel heilige land" dat Hiel die volgens 1 Kon. 16:34 Jericho herbouwde, tot straf zijn zoons verloor. Lijkt u dit niet, in verband met de opgravingen en latere gebruiken, een ongepaste moderniseering ?

Antwoord. De opgravingen hebben ons geleerd dat oudtijds bij de stichting van steden, tempels of den bouw van bruggen dikwijls mensclienolfers werden gebracht om liet gebouw-te beveiligen. En in 1 Kon. 16:34 is ongofcwpeldl zulk een „bouwoffer" bedoeld. Maar wiaar is ook dal de Oudtestamentische schrijver die ons dat - vcrhaal mededeelt, stellig zinspeelt op Jozua 6:26, waar Jozua, die Jericho verwoestte, den vloek uitsprak over den man die deze stad zo-u herbouwen. En nu Hiel het, volgens 1 Kon. 16 tóch deed, bedoelt de schrijver ongetwijfeld dat de vloek vim Jozua als straf over Hiel komt. 'Waarschijnlijk heeft Vriezen dat bedoeld.

Ik geloof niet, dat de exegese, die de beide kinderen ziek laat worden en aan die ziekte laat sterven, nog lang onder ons voorstanders vinden zal. Indien ze'niet in de kantteekeuingen stond (maar hoe oud zijn die en hoeveel meer hebben wij na dien tijd gevonden? ) en niet de traditie het ziekte-verhaal min of meer geijkt had, zou men misschien vreemd aankijken tegen den man, die deze „oplossing" van het tekstverhaal voor het eerst opdischte.

Amok.

Men kent de amokmaJiers in Indië. G-. Roy er schrijft iu „Het Algemeen Weekblad voor Christendom en Cultuur:

Amok! Begrijpelijkerwijze voelen we een koude rilling langs onzen rug gaan en denlüen we er later dikwijls in stille ©ogenblikken aan terug, ais we het verhaal hooren hoe op een volle markt of op een druk begane weg een Maleier of .'itjeher of Javaan, aan wien voordien niets bij'zonders ie bemerken was, plotseling zijn kapmes trekt en, in blinde woede om zich heen slaand, vriend en vijand, familie en vreemde aanrandt, deerlijk toetakelt, dikwijls doodelijk verwondt.

Hij wijst er verder op, dat men tegenwoordig niet maar met een kogel den amokmaker onschadelijk maakt, doch naar de oorzaak dezer psychische infectie is gaan zoeken:

Naar de oorzaak van deze acute verwardheidstoëstand zoekende werd men getroffen door het feit, dat eenerzijds de lijder zelf oï zijn familie aangaf, dat koorts voorafgegaan was, anderzijds de lijder bij opname of kort daarna duidehjik temperatuursverhooging bleek te vertoonen. Toen men nu stelselmatig bijl ahe • in het Doorgangshuis te Uatavia binnengebrachte amokmakers of in verwardiieid verkeerende patiënten dadelijk bij binnenkomst hei bloed onderzocht, kwam het" merkwaardige feit aan het licht, dat een overgroot deel van hen met malaria-parasieten geïnfecteerd bleek. Een onmiddellijk ingestelde flinke chininekuur deed in enk.^le dagen alle verschijnselen wijken.

Indien de naam Beelzebub werkelijk beteekent: god der vliegen, alias: der muskieten, is voor liefhebbers der adventistische exegese hier weer werk aan den winkel. Maar voorloopig doe ik nog niet mee.

„De gemeene gratie."

In de „Utr. K.b." schrijft De J. C. Rullmann:

In „Op den Uitkijk" van 6 Dec. LI. schrijft Prof. Haitjema, dat Dr Kuyper, door zijn ontwikfcehng van de leer der gemeene gratie, tegen wil en dank een proces van acute verwereldlijking van het Christendom mede in gang zette.

Deze zware beschuldiging dunkt ons onwaar.

Zeker is het onloochenbaar, dat er in sommige 'Calvinistische kringen een proces van acute verwereldlijking valt waar te nemen.

Maar we weigeren vooralsnog te gelooven, dat dit het gevolg zou zijn van Kuypers gemeene gratie-leer.

Integendeel, we meenen de kaart van het land wel zóó goed te kennen, dat we durven verzekeren, dat de menschen, die bij Kuypers drie Deelen over de Gemeene Gratie zijn groot gebracht, zich over de verwereldlijking in onze kringen diep bedroeven; maar dat het „seigneurale", oftewel verwereldlijkte calvinisme gevonden wordt bij menschen, die nooit een oog in Kuypers „Gemeene Gratie" hebben geslagen, en deze leer, die ze alleen bij name kennen, slechts misbruiken tot hun eigen verderf.

Net zooals de Antinomianen ten allen tijde gedaan hebben met Paulus' leer van de genade. '

Toch mogen we daarom niet zeggen, dat de apostel Paulus, door zijn ontwikkeling van de leer der genade, tegen wil en dank zorgelooze en goddelooze menschen heeft gemaakt.

Jammer, dat men zulke dingen nu nog moet zeggen!

Over de gemeene gratie is niet alleen Prof. .Haitjema een weinig in de war. Ook het weekblad „De Gereformeerde Kerk", dat anders de dingen niet met kwinkslagen afhandelt, is dezen keer op zeer eigenaardige wijze losgekomen tegen de gemeene gratie. Het begint zóó:

De heer J. v. Z. te C. heeft een gesprek gehad met een niet Confessioneelen, maar wel Gereformeerden broeder over de Overheid en hare roeping. Bedoelde broeder vroeg hem om allereerst deze vraag te willen beantwoorden, want daarvan hing alles af: behoort de overheid tot hef terrein der b ij zondere genade of der gemeene gratie?

Antwoord. Onze atlas is zeker wat oud. Tenminste dat „terrein" van hoe noemt die zegsman 't ook weer....? de gemeene gratie! is daarop nog in het geheel niet te vinden. En wij vinden ook geen witte plek, waarop wij vermoeden, dat die naam kan worden ingevuld. Er wordt verteld, dat er een ontdekkingsreiziger geweest is, die veel in vroeger onbekende streken heeft rondgezworven, en die beweert ook ergens dat „terrein van de gemeene g r a t i e" te hebben ontdekt.

Nu zijn er oudtijds ook reeds reizigers geweest, die ergens op onze. aarde inderdaad een terrein gevonden hebben, dat van hen den naam heeft ontvangen van het „terrein van het natuurlijke leven". Op dat terrein werd gegeten en gedronken, handel gedreven en gearbeid voor het dagelijkscb brood, en ook de landsregeering werd daar beoefend. Maar hoewel op dit terrein dus uitsluitend wereldsche en tijdelijke dingen werden afgedaan, was dit toch opmerkelijk, dat volgens eenparig getuigenis van al die oude reizigers (en 't waren eerbiedwaardige en waarheidslievende menschen!) het woord van den groeten Koning daar niet was uitgesloten.

Maar het blad kan toch weten, dat die atlas voor den dag gehaald is niet door den reiziger, die de gemeene gratie heeft beleden, doch alleen door diens criticus. Is dit nu op de dingen ingaan? . Vervolgens schrijft het blad:

Op de vraag, of op dit terrein dan precies dezelfde Koning regeerde als op de andere terreinen, die op de landkaart dezer wereld zijn te vinden, konden die goede oude reizigers dan ook het ant-' woord bekomen: ja zeker, dezelfde koning, en hier geldt ook precies dezelfde wet. Het eenige onderscheid is, dat de koning, over dat terrein, een aparte kroon draagt, 't Is eenigszins te vergelijken, zeiden ze, met wat de geschiedenis vertelt van keizer Karel V. Die Karel was even zoo goed Keizer van Duitschland als Heer der Nederlanden. Maar met de Nederlanden ging hij veel vriendschappelijker om; tenminste in zijn goeden tijd, dan met de anderen. Als hij ander de Nederlanders was, dan was hij Nederlander mee, at en dronk met hen en verkeerde met hen als vriend; in Spanje daarentegen had hij de hooge manieren van een Spanjaard, en daar was hij niet zoo gemakkelijk genaakbaar. Nu, iets dergelijks was 't nu op die twee terreinen, waarvan wij spreken. Op het terrein van het natuurlijke leven is de Koning geheel en al Koning; op het terrein, dat het genadekoninkrijk heet, daar is Hij ook wel Koning, maar veel meer Broeder onder de broederen. VVant hij schaamt zich niet zondaren Zijn broederen te noemen. Maar hoedanig dat verschil ook zijn moge, overal, op elk van beide terreinen geldt toch het Woord van dien Koning en kan 't alléén goed gaan, als alles daarnaar gericht wordt. Natuurlijk niet zóó, dat wat thuis behoort op het eene terrein gerust met paard en wagen naar het andere terrein mag worden overgesleept; neen, dat zou zijn in strijd met de ordinantie van den Koning! Maar wel zóó, dat in Zijn Woord evengoed geleerd wordt hoe het op het ééne terrein als hoe het op het andere moe't toegaan. Voor elk terrein bevat 'dus dat Woord des Konmgs ordinantiën.

Maar-nu is het toch wel vreemd, dat de atlas, die eerst in den ban gedaan werd (geheel onnoodig, omdat hij niet gebruikt werd) thans door het blad zelf op tafel gelegd wordt. Wij moeten zelfs naar Nederland en naar Spanje toe. En wie spreekt hier van twee terreinen? Wie spreekt van de mogelijkheid, om met paard en wagen een vrachtje van het eene naar het andere terrein te sleepen? Tenslotte lezen we:

Wij waren dien ouden reizigers recht dankbaar voor al die inlichtingen, maar wij vroegen hun: neemt 't ons niet kwalijk, achtbare heeren, mis-'schien. is 't heel dom of dwaas wat wij nu willen vragen, maar wij leven in zoo'n raren tijd. Nu hebben wij in de laatste dagen gehoord van een nieuwen ontdekkingsreiziger, die ook alles heeft afgereisd. En die hield nu maar stijf en strak vol; daar was toch een terrein (hij was er blijkbaar zelf geweest of er langs heen gekomen), dat óók heette: „het terrein der gemeene grati e", en op dat terrein had het woord van dien Koning geen volstrekt gezag. Reizigers, die er doorreisden, waren voor zich zelf wel vrij om zich, ook daar, naar het woord van den Koning te richten. Maar dat was dan een private gehoorzaamheid; publiek gezag had dat woord daar niet.

Nu, die oude reizigers zetten toen groote oogen en ze hoorden raar op, toen wij hun dat vertelden. Ze keken, ernstig en nadenkend het hoofd schuddende, vóór zich. Eindelijk nam er één van hen het Avoord en zei: ja, hoor eens, ik weet één land, waar dat woord van onzen Koning in 't geheel niét erkend wordt. Maar daar zijn w ij nooit geweest. En gelukkig niet! Want dat land draagt den naam van „Het land der buitenste duisterni s", en nog veel meer vreeselijke namen. Allen, die in dat land wonen, weigeren het gezag van den grootsten Koning te erkennen; dat komt, omdat zij met lijf en ziel aan een anderen koning toebehooren, wiens naam is Diabolos.

„Maar", zoo ging de oude man, na eenig nadenken, voort: „ook dat kan dat land of terrein niet wezen, waarvan gij zeidet, dat het woord van den Koning daar niet zou gelden. Want een oude vriend van den Koning, die veel van zulke zaken afwist, omdat de Koning hem zelf in zijn kabinet had onderwezen, heeft eenmaal zich dit woord laten onfvallen: „zoo ik opvoer ten hemel. Gij zijt daar; bedde ik mij in de hel. Gij zijt daar". En algemeen wordt verzekerd, dat die koning van dat Rijk der „buitenste duisternis", waarvan wij nu spreken, niet alleen tegen Zijn wil, al des Groeten Konings bevelen moet volbrengen, maar dat die groote Koning hem ook eenmaal geducht zal straffen, omdat h ij di e gehoorzaamheid niet gewillig en niet van harte heeft betoond."

We zullen maar niet meer zeggen: „Bedde ik mij in de hel"...; maar als de sjepol nu al gelijk staat met het rijk der buitenste duisternis, dan zouden we met dit blad eerst eens moeten praten over de exegese in 't algemeen, voordat we over de exegese van die zeer vele bijbelplaatsen kunnen beginnen, waarop Dr A. Kuyper o.m. ook het leerstuk der gemeene gratie grondde.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 december 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 december 1924

De Reformatie | 8 Pagina's