GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waarom onbeantwoord?

Prof. Grosheide merkt in „Noord.Holl. Kbl." het volgende op met betrekking tot de Asser synode, en haar slotzitting:

De laatste zittingsperiode was van de voorlaatste aanmerkelijk onderscheiden. Een vorige maal was j het besluit gevallen, dat geen nieuwe stukken in behandeling zouden worden genomen. Er zou niet meer gebeuren dan afwikkelen der zaken, die eenmaal aan de orde waren en die slechts door zeer bijzondere redenen niet ten einde waren gebracht.

De Synode heeft daaraan streng vastgehouden, en ze heeft dan ook verschillende stukken, die nu nog' waren binnen gekomen, ter zijde gelegd.

Dat was om twee redenen-noodzakelijk.

In de ^eerste plaats uit billijkheidsoverwegingen. Het is bekend, dat er broeders en zusters zijn, die mede van voornemen "waren iets'aan de Synode .te schrijven, te vragen of mee te doelen. Ze lieten het echter na, omdat de Bynode zelf verklaard had, geen stukken meer te zullen ontvangen. Andere broeders en zusters wisten ook, dat de termijn gesloten

•'; #'as; ''^'döcn''^* "nMJBen**zich ilaaraah '•ntêt |'egtd8fa.-' Het zou onbillijk zijn geweest, indien men'nu die laatste ten onrechte ingekomen stukken wel had beantwoord. Natuurlijk waren dan degenen, die zich naar de-aanwijzingen der Synode hebben gedragen, gaan klagen. Volkomen terecht. Er mag geen onderscheid worden gemaalvt.

De oplossing.

Het is altijd heerlijk, als het geestesbeeld, dat een bepaalde tijd vertoont, kan ontleed worden, vooral als dit reeds dadelijk mogelijk is.

Prof. Dr A. M. Brouwer heeft ihet raadsel opgelost, hoe een Asser synode in 1926 toch mogelijk is. Hij zegt in het „Algemeen Weekbl. v. Chr.dom en Cultuur":

Welk een invloed hebben de predikanten niet op bet maatscliappelijk en staatkundig leven van ons volk. Worden zij nu enghartig, seminaristisch opgeleid buiten het verband der groote wetenschappelijke problemen en der algemeene cultuur, dan kan dit niet anders dan voor volk en staat de droevigste gevolgen hebben.

De geschiedenis van onze dagen heeft dit ten volle bevestigd. In de Vrije Universiteit en de Kamper School hebben wij een expeifmenteel voorbeeld van dergelijke, seminaristiscbe opleiding. Zoolang daar nog mannen doceerden als Dr Kuyper, Dr Bavinclc, Dr Rutgers, die hun ' opleiding aan de Rijksuniversiteit i hadden genoten, zoo lang ging het. Maar nu er een I geslacht van epigonen is opgekomen, die opgeleid ' zijn „in hel geloof aan onfeilbare formules", zoudjeir Ide zoo heUzame kritiek van de Universitaire wetenschap, nu krijgen we het droevig schouwspel van de JAsser Synode te zien. Een schouwspel daarom zoo' droevig, omdat het in wijden kring scepticisme en materialisme bevordert^ en kerk en dogme door zulk een procedure voor velen maa.kt tot een voorwerp van spot.

Het is wel jammer, dat prof. Brouwer niet een paar albums heeft nageslagen. Hij zou onder de vooraanstaande figuren der generale synode er meer dan één gevonden hebben, die aan een rijksuniversiteit hebben gestudeerd, en ook eenigen, " aan wie het buitenland zelfs gewerkt heeft. Ook is het jammer, dat hij de collega's aan de openbare universiteiten niet alle kent; hij zou er onder hen vinden, die „Assen" volkomen gelijk geven. Evenzeer valt te betreuren, dat hij niet eens nauwkeurig kennis nam van de dissertaties van de V. U. en de aldaar en te Kampen gevolgde methode van trouw aan de encyclopaedie der theologie. Tenslotte is het vooral te betreuren, dat velen, die aan de V. U. en aan Kampen hooghartig voorbijgaan, zelf tengevolge van de ontaarding der theologische faculteiten, zóó weinig in staat zijn, in te dringen in de dieperliggende vraagstukken waarover het hier loopt, dat zij door hun ver van heilzame critiek op een synode, welker achtergrond zij evenmin als haar geestelijk milieu verstaan, in wijden kring scepticisme en materialisme bevorderen, en kerk en dogma door zulk een oppervlakkige, aan den buitenkant blijvende, critiek voor velen maken tot een voorwerp van spot.

De „kerkelijke conferenti e".

Hier volgen nog enkele persstemmen over de „kerkelijke conferentie" van de zich achter dr Geelkerken voegende bezwaarden. De „Hilv. Kb, " schrijft:

De beginselverldaring is misleidend!

Het streven der schismatieke broederen is ontbindend voor de kerk des Meeren. Voor zoover menschen dat dan vermogen!

In „De Bazuin" schrijft prof. Bouwman:

Getoetst aan den eisch van waarheid en recht is deze beginselverklaring onvolledig, onduidelijk, en misleidend. De verklaring der conferentie schijnt een aaneenrijging te zijn der verschijlende gevoelens van de leden der conferentie, welke gevoelens niet "tiit één weldoordacht fundamenteel beginsel voortvloeien.

. Later:

En wat voorts merkwaardig is, dat deze beginselverklaring niets zegt over het geschil, waardoor het tot een scheiding gekoraeu is. Zelfs moet in (lit verband haast de gedachte rijzen, dat de uitspraak, dat de conferentie onvoorwaardelijk buigt voor het Woord Gods, , niot geheel oprecht is. Juist omdat Dr G. niet onvoorwaardelijk boog voor het gezag van Gods Woord is hij afgezet. Én telkenmale blijkt het, in de gedingen gevoerd met predikanten die de zijde van Geelkerken liiezen, dat zij wel tmigen voor wat zij zelf als Gods Woord achten, maar dat zij niet ten volle aanvaarden wat de Schrift zelf zegt.

En ook:

El' werd indertijd algemeen geklaagd, dat juist Dr Geelkerken en de zijnen door hunne speciale toepassing van de leer der gemeene gratie, en de christelijke vrijheid de verwereldlijking in de kerk inbrachten. Om die reden doet de klacht over de verwereldlijking van die zijde wel wat vreemd aan.

Sprekende over de uitspraak in de „beginselverklaring'-', dat men wereldsgezindheid afwijzen wil, maar ook ernstigen arbeid in Gods koninkrijk nieé als verslapping van trouw aan üet beginsel wil gebrandmerkt zien, zegt prof. Bouwman:

Maar wat wil de conferentie dan? Is het de bedoeling om de wereld de hand te bieden en het beginsel vast te houden? Erg reformatorisch klinkt deze stelling niet. Er zit geen pit en geen kracht in.

In het algemeen typeert de hoogleeraar als volgt:

, - In verband, hiermede moeten wij ons verbazen over de volgende zin: „De conferentie., is eveneens , overtuigd, dat anderen, ., 'die meer in het bijzonder vroegen naar bezinning omtrent de beteekenis van het Gèreforrti-eerde beginsel en van "de toepassing daarvan ifi h'et'levén van - den fegenwoordigen tijd op ondera-"^^scliëid-èii gebied, ' in den eigen kring hunner-kerken niet

»^j^'. '*f; Sf - ..., "iCT'^recbte vertt^otw€H^*M*': b'egrijpitf: ontmoetten, dio hun toen naar den cisch eener christelijke gemeenschap had beliooren geschonken te woorden." Hetis ons niet bekend, dat er bijzondere reformatorische geschriften van Dr Geelkerken en zijne vrienden verschenen zijn. De brochures, die indertijd verschenen over de ^beweging der joiijgeren en hunne wenschen, , bevatten'meer algemeenheden dan dat zij reformatorische richting aangaven.

En voor de toekomst lezen we:

De dissentieerende broeders zullen wel zorgen, ds.i voorloopig de volle rust niet terugkeert. Het za] "wel al duidelijker worden wie zij zijn.

Dr W. A. V. Es oordeelt in de „Leeuw. Kb.":

Het antieke theater w^as in de open lucht, en het tooneelspel werd gewoonlijk door groote menschenmassa's gevolgd.

Daarom moest men dan, zoo mogelijk de gestalte van de tooneelspelers vergroot en. Anders kon luen ze niet goed onderscheiden. Zij deden dan groote maskers, voor. Men ziet ze nog wel eens, bij verfcoopers van bruilofts-artikelen. Zij zetten hooge pruiken op. Zij droegen lange bonte slepende gewaden en men liep op de cothurni s, hooge tooneel-' laarzen, met stelten - te vergelijken. Met name in de ernstige en zware tragedie.

We vreezen, dat bewust of onbewust ook do Geelkerken-kring door een dergelijke gedachte is geleid, wij moeten de punten die in geschil zijn, goed aandikken, anders ziet men ze niet. Maar past , op. Du s u b t i m au ridicule il n ' y a q u ' u n p-as. Tusschen het verhevene en het belachelijke ligt dik-•wijls maar een enkele schrede. L u d w i g P r i e d-lilnder in zijn bekend boek over de geschiedenis van de zeden van het oude Rome, zeide er vani „Deze vreemde, op de cothurnis, als op stelten daar Ireenscbrijdende, opgestopte, van lange bonte slependegewaden omgolfde figuren, met hooge kunstmatige pruiken, en een masker, waarvan de mond zoo wijd geopend was, als wilden zij de toeschou'wers verslinden, zullen wel niet weinigen weerzinwekkend of belachtelijk hebben toegeschenen."

Kinderen als zij ze zagen, begonnen van angst te , schreeuwen. Zelfs groots menschen die ze voor heit eerst zagen, Higpl^^3; 'n|^s^riis|if^s©lia|^l|ii^ nil-

Aan het slot: ''^ '' " '' '

En wel bezien is in geheel het optreden van Dr-Geelkerken zoo bitter, bitter weinig dat op de geste • van een werkelijken „reformalor" lijkt.

Dr W. A. V. Es is in „Woord en Geest" onder de bedachtzamen gerekend. Het was, geloof ik, nog in 1926.

Ds Landwëhr zegt in de „Geref. Kb. v. Rotterdam":

Dé tegenstanders der Synode worden door zulke verschillende motieven gedreven, dat wij in de toekomst nog heel wat ellende voorzi , n.

Men kan, als het tegen een persoon of zaak gaat, wel velen bijeenbrengen; maar, als die periode voorbij is, en men moet op eigen .terrein arbeiden, dan • blijkt, dat met heterogene bestanddeelen rti^^j^fel goeds te bejagen is.

Enkele andere persuitingen moeten we laten rusten m plaatsgebrek.

De „via doloros a", .

In de (Herv.) „'s-Gravenhaagsche Kerkb." zegt Dr J. e Groot: • _ . - , ^ ,

iDe overlevering is in Jerusalem dikwijls^J*^zeér naief, en de leugen is er gemakkelijk te achterhalen. Wie rustig wil wandelen op den bodem der midd-cloeuwsche overlevering — en dat geldt evenzeer - van de via dolorosa in haar geheel, als van het huis ' van den rijken man in het bizonder —, mag er wel een apart soort leer op nahouden, dat kleeft aan de straat die men anders zoude willen' ontviucli: ten; en ook nog een bizondei'e leer, die doet kleven aan een kerk, welker overleveringen strijden met de nuchtere waarheid. Maar wie — als iedere goede Protestant — vrij staat, ziet al deze dingen met oen kritisch oog, schoon toch met diepe innerlijke ontroering, i.isj!, ki5., - iï •^-' '

!Met een kritisch oog, v^^ftpSi^^it: deze via dolorosa waarlangs zijn voet g'aatj kaiï niet de weg dor smarten uit den tijd van den Heere Jezus zijn; do bodem uit het begin van onze jaartelling ligt ettelijke meters beneden den tegenwoordigen, die op het stof en het puin der eeuwen is uitgestrekt. Straatplaveisel on huizen uit dien tijd zoeke men dus onder de straat, waarop uw voet staat.

: En verder Sveet hij, dat de via dolorosa van den fegenwoordigen tijd pas sinds de 15e eeuw hier • gewezen wordt. De oude kerk kende géén via dolorosa; men wees toen wel Golgotha en het praetorium van Pontius Pilatus, maar do weg die beide verbindt, lag buiten den kring der belangstelling van de oude Christenen. In de Middeleeuwen ontw^aaltte in West-Europa dl& mystieke begeerte om dien weg op te zoekeïii •on te gaan, opdat — zooals een pelgrim het zegt —^ „de gedachtenis aan het lijden van Christus mij dieper ingeprent worde, en Zijn tot ons heil vergoten bloed mij kracht en steun worde". Men heeft toen • echter in Jerusalem de groote fout begaan, het beginpunt van den weg , der smarten in het oosten van de stad (noordelijk van do tempelplaats) te-, stellen, in plaats van in het westen, waar in werkelijkheid het praetorium van Pontius Pilatus (op den'weste"-" lijken heuvel, zooals de oude kerk het nog wist), , gelegen heeft. De via dolorosa, waarlangs wij nu in Jerusalem wandelen, is dus „onecht": zij ligt in het geheel niet boven of zelfs niet ongeveer, boven den weg, die van het praetorium naar Golgotha leidde. Wie dien weg wil bepalen, make zich los van de nieuwe onjuiste kerkelijke overlevering, en zoeke in het westen van de stad. . • , - •

De Nederlander schismatiek.

In de „TJtr.Kb." geeft dr H. Kaajan deze herinnering:

.. Ons Koderlaiidscbe volk is van huis uit scliismatiek aaagelegd. • - -

IZeer juist schrijft Dr^^^| van Sclielven in zijn "keurig proefschrift: : '^. , - •'••'

, „Hot Hollandsch volkskarakter heeft steeds een sterk sectarischen aanleg gehad. Door-zijn valsch onafhanbelijlvheidsgcvoel aan den eenen kant, tloordat het in de religie de zaken a coeur neemt aan de andere zijde, is het spoedig bereid, vooral als de kennis der waarheid gering is, om van den rochteai weg te dwalen, 't zij links, 't zij rechts. De 16de eemv was in dat opzicht niet anders dan de tegenwoordige. Herhaaldelijk wordt er door verschillende personen over geklaagd."

/'Ook in onze dagen mag die .klacht wel worden herhaald. Er is ook nu een op de spits gediifjven onaf hank-elijkhoidsgevoel. Leiders erkent men niet.*Men roept om leiders en als ze er zijn, breekt men aanstonds hun invloed. Men wil op elk terrein zijn p e r s o o n 1 ij k denken, voelen en streven ten volle uitleven,

V e r w o n^d e r i n g.

De „Leidsche Kerkbode" schreef dezer dagen:

'Onlangs zagen we, dat Christus de inenschen, die tot Hem komen, kent, dat Hij de diepste schuilhoekenr van hnn hart weet, ©er zij Hem een blik er in gunnen. Hij „weet, wat in den menscli is".

Toch lezen we ook ergens, dat Jezus zich verwonderde over het ongeloof van de menschen (Marcus 6:6).

ILaa.t ons het eerlijk belijden: dat lijkt tegeaistrijdig: Jezus kent de menschen door en door; èn hij verwondert zich vanwege hun ongeloof. Hoe kan Hij, die de vijandschap in haar algomeene èn bizonliere openbaringsvormen door-ziet, verwonderd zijn over het ongeloof?

IWij staan hier voor het diepe verschil tasschen Christus en ons. Hij is zonder zonde; wij niet .Wij raken aan de dingen g e wend, omdat we aan God ó n t wend zijn. Indien wij dicht bij God leefden, zouden we nooit den sleur gang loopen; want de dingen om ons heen openbaren ons de spraak van God. Een kind, dat altijd weer een wonder hóórt in het spreken van zijn Vader, zal óók telkens weer een wónder vinden in elke tegen - spraak, die zijn Vader ontmoet. Waarom raken wij aan vloeken gewend? Omdat wij psalmen kunnen zingen met een slaperig hoofd. Aan het goede raken wij gewoon; en daarom aan de berooving van het goede: de zonde. Jozns kan dat.niet; Gods goedertierenheicl is hem „eiken morgen n i e u w", zooals de bijbel zegt. En daarom is hem óók nieuw elke inslag van het „ongoedertieren volk" in de baan van Gods goedertierenheden. AVij, dagjesmenschen, zeggen tot ons zelf: waar de doorgronding begint, daar eindigt de doorwonding; kennis is leven; want het is heerschen. Omdat wij onze kennis door strijd veroveren moeten en in dien strijd o zoo zwak zijn, daarom ontsteken we vreugdevuurtjes bij elke „overwinning"; en da.n zeggen we: we weten weer iets, dus we vieren onze vrijheid. Jezus zögt: ik weet weer iets, iius ik heb weer mijn gebondenheid. Wij verdringen het eene door het andere. Jezus verdringt niets; want elke indruk dion hij heeft, is heim een afdruk van Gods heiligen vinger, een zegel dat de Vader op hem zet; wee hem, als hij achteloos er niet op let. Wij, zondaren, onttrekken alle dingen aan God; ^ve halen de zonde niet van onderen op, want we halen de wet niet van boven. af. Daarom ad dm en wij in de sfeer van het betrekkelijke; daarom staan zelfs geestelijke „leiders" rechtop, die den maatstat van het absolute verwerpen en van het eigenlijk aan alle zedelijke daad vooraf te stellen alternatief (dat ons werk óf uit God óf uit den duivel is) zich met opzet ontdoen, door" het aan de ergar-• nis en den spot der on-verwonderden prijs te geven tot in zotte rijmen toe. Daarom kunnen wij zonder verwondering voorbijgaan aan den sterrenhemel en - een' draaiorgel, aan een spinneweb en een kerk. Daarom: kunnen we zonder verwondering voorbijgaan aan een • kerk èn een kerkscheuring, aan een kerkeraad èn een tegen-kerkieraad, aan blijven èn heengaan. Maar Jezus haalt alles van lOnderen op of van boven af. - Hii ziet achter de sterinen God en verwondert zich, dat elke liedjeszanger in de openlucht psalm 8 negeert: wat is de mensch? Omdat hij zijn van God gevulde tafel eiken morgen nieuw vindt, daarom treft hem ook elke lacune. In een wereld, die scheef staat en' • krom trekt, gaat Zijn zuivepe ziel altijd verwonderd, omdat ze altijd recht staat en alles recht trekt. De menschen verwonderen zich als er een 1 i c h t-streep is; zeg: een bliksemstraal door een donkeren' nacht. Jezus verwondert zich veel meer over de lichtbundels, die de zon den heel en dag over de aarde werpt. Zóó verwonderen , de menschen zich' om de uitzondering, doch Jezus om den regel; dug . óók om elke inbreuk op den regel. '

O, wie den hemel in wil, m o e t helt „aardsch gewemel" in en oni zich zeer verwonderen. Hij moet als een vreemde door de. wereld .gaan, juist door ze re.cht in de.oog: en te.zien. Christus is ons exempel en onze verlosser; want hij doet, wat .wij verzuiinen: hij maakt van het gewone. een wonder en van het wonder bet gewone.

Omdat de herinnering aan deze gedachten ook voor den kerkelijken strijd van tegenwoordig iets te zeggen hëeit, geef ik dit deel van het artikel ook 'hier; dat ik mijzelf citeer, worde voor dezen keer vergeven.

Overdeuitsprakenvan ; d s S. t. V e r m e e r.

Dr C. I^uma schrijft in het „Geref. KJDI. V. Dr. en Overijsel" over ds S. P. Vermeer:

• Uit bet woord der Synode, in haar open brief gezegd: , , Wij hebben de Confessie op een bepaald punt toegepast", heeft deze broeder met niet te miskennen virtuositeit gehaald de volgende liefelijke beschuldiging: „Assen is sectarisch, casuï ti ch, quantificeerend, mechaniseerend, d.i. gees'tdoodend." Zulk een hoogdravende tirade is even ondoordacht als onjuist. Assen is sectarisch, d.w.z. de Gereformeerden, die zich aan haar" besluiten houden, zijn van Kerk. nu secte geworden.

Weet ge, waaruit dat volgt? Ds Vermeer geeft ook het bewijs: „Immers, om nu concreet te blijven, men beeft Dr Geelkerken c.s. niet veroordeeld om een verschil in beginsel, maar om een verschil in de toepassing van een beginsel... De Synode zegt tot degenen, Hie dezelfde principes met haar aanvaairden, maar die op een bepaald punt in een bepaald geval, mogelijk tot een andere toepassiAg dier gemeenschappelijk aanvaarde beginselen zeggen te zullen komen, zij zegt tot hen: gaat uit!"

Dus: eenzelfde beginsel kan verschillend worden toegepast, zóó, dat, twee belijders, die beide beweren, dat beginsel te zijn toegedaan, in de toepassing vlak tegenover elkander komen te staan.

Men kan iius, „om een vooi-beeld te nemen', uit een zelfde punt twee verschillende loodlijnen neerlaten, in een zelfde vlak, die een hoek van sommige graden met elkaar maken.

Om de lengte van een der zijden te berekenen in een rechtzijdigen driehoek kan men het theorema van - Pythagoras zóó toepassen, dat die lijn tien, maar ook zoo, dat ze twintig meter is.

Het beginsel der Sabbatsheiliging kan zóó worden toegepast, dat op' den Sabbat allo arbeid, die niet noodzakelijk is, verboden en nagelaten wordt, maar ook wel zoo, dat alle arbeid, ook de niet noodzakelijke, geoorloofd is.

Maar naar de meening van Ds Vermeer moet de toepassing van" de beginselen worden overgelaten aan iedereen behalve aan de Bynode der Gereformeerde Kerken. En als ze heginselen toepast, zie, dan is ze sectarisch geworden en heeft ze de Kerken den weg der secte opgevoerd.

Jlen weet niet, in welk opzicht in het schrijven van dezen collega de verwarring het grootste is. Van secte heeft bij, als deze meening werkelijk de zijne is, een hopeloos wanbegrip. Secte heeft met toepassing .van beginselen niet het minste te maken. Sooto is, om oen lier vele definities te noemen, afzondering der Kerk op grond van valsche leer. Laat Ds Vermeer op gi-ond dezer definitie er eens ovei' nadenken, of Assen of Amsterrlam het meest het karakter van secte vertoont.

Verder maakt Ds .Verweer niet het minste onderscheid tusschen belijdenis, waarover de Synode van Assen heeft gesproken, en wat wij beginselen noemen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 november 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 november 1926

De Reformatie | 8 Pagina's