GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

De duivel in het bij geloof.

In het „Algemeen Handelsblad" schrijft T. Pluim, dat men in de middeleeuwen aan een persoonlijken duivel geloofde. Dat in de 20e eeuw er duizenden ook nog aan gelooven, is ons allen bekend. Ook, dat degenen, die in dit opzicht nog liet geloof van de middeleeuwen bewaard hebben, in het algemeen met het bij geloof van den modernen mensch der 20e eeuw niets te doen hebben. Intussohen glorieert laatstgenoemde over zijn wijsheid, die boven de .Middeleeuwen uitgegroeid is, terwijl hij allerlei bijgeloof heeft aangenomen. In het artikel zelf (15 Dec. Av.bl.) lazen we over het bijgeloof met betrekking tot den duivel:

De duivel verschijnt iemand gewoonlijk in een stormachtigen avond op een eenzamen weg, (Waarlijk! gegevens genoeg om met eep weinig fantasie allerlei dingen te zien.) . Meestal neemt hiji de gedaante van een zwarten hond aan, die met een rammelenden ketting of met een licht vóór of langs den laten wandelaar heenloopt. (Zulk een verschijning had nog onlangs onder Soest plaats, zooals iemand, die „anders nooit aan die dingen geloofde", nu zelf gezien had; de man kwam mij vragen wat het kon zijn. De hond was hier door een hcht voorafgegaan.)

Twee boerenjongens, die op een winteravond uit ons dorp weer naar huis (dus naar buiten) zouden gaan, hoorden óók een gerammel; meer dood dan levend kwamen zij naar het dorp bü hun oom terugloopen en veroorzaakten niet weinig ontsteltenis. Twee kaerels, die „veur den duuvel nog niet bang waore", brachten ze thuis, natuurlijk zonder iets te zien; maar nog lang stond die plek (het was bij een brug over de Luntersche beek) in een kwaad gerucht en werd door. menigeen ten koste van een langen omweg vermeden. Op sommige plaatsen verschijnt 's avonds geregeld zulk een hond, die de goê gemeente niet weinig in het nauw brengt. Bij Baarn komt eiken winteravond van den Lazarusberg, op Soestdijk, om tien uur een dergelijk dier te voorschijn, dat langs de Praamgracht holt en dan in de Eem verdwijnt; het is de beruchte „tienuurshond".

Soms gebeurt het, dat de duivel achter iemand aanloopt en ten laatste op zijn schouder springt, om zich zoo een eindweegs te laten dragen. De ongelukkige, wien dit overkomt, voelt dan een last als lood, dien hij niet kan afwerpen. Menigeen heeft zich door den schrik een doodelijke ziekte op den hals gehaald. Zekere vrouw vertelde mij, dat zoo iets een van haar schoolvriendinnen was overkomen. Op een stormachtigen herfstavond was haar kennis van de naaivrouw alleen naar huis, buiten het dorp, gegaan. Na een kwartier loópens had het meisje op een plaats, die algemeen gevreesd werd, iets in de struiken gehoord en het op een loopen gezet. Doch tevergeefs •— eensklaps was er iets zoo zwaar als lood haar op den schouder gesprongen, — de duivel natuurlijk, •— en had haar eerst kort bij haar wonüig verlaten. Het kind kwam badende in het zweet en hijgende naar den adem thuis. Met moeite kon zij haar wedervaren vertellen; zij viel in een hevige ziekte. Eveneens heb ik meermalen hooren vertellen, dat de duivel op een wagen springt en zich zoo zwaar maakt, dat het paard stil blijft staan en niet dan met de grootste moeite voort te krijgen is.

Ook de nachtmerrie wordt in verband met den diüvel gebracht; menschen, die veel er mee gekweld zijn, worden dan ook gewoonlijk met een geheime vreqs het hefst ontweken. Het volgende voorbehoedmiddel tegen dit benauwend nachtbezoek moet probaat zijn: Men zette zijn klompen of schoenen zóó voor het bed, dat de hnkerschoen rechts en de rechter hnks komen te staan. (Men noemt dat „krang".) Sommige menschen hebben de macht te zeggen, wie in den afgeloopen nacht de nachtmerrie gehad heeft. Daartoe wikkelen zij een mes op een bijzondere wijze in een zwarten doek en spreken daarna de namen van verschiUende personen uit; zoodra de rechte man genoemd wordt, komt het mes bloot te liggen.

Van het zich verkoopen aan den duivel heb ik slechts één. voorbeeld gehoord. Mij werd een boerenarbeider aangewezen, die zijn ziel aan den bopze (den „kwaojen") had overgeleverd. Hiervoor had hij een „duivelsgulden" ontvangen, die, hoe vaak, hij ook werd uitgegeven, steeds in gezelschap van. een paar andere guldens in de beurs van het slachtoffer terugkeerde. De man zag er eenigszins vreemd uit, evenals iemand, die krankzinnig is. Werkelijk leed hij van tijd tot tijd aan vlagen van waanzin, doch hij was dan volgens het volksgeloof in strijd met den duivel, waarvan hij zich berouwvol, maar vruchteloos, wilde losmaken. In zulke oogenblikken hoorde men in zijn woning — hij was vrijgezel — een leven als een oordeel en kon hij verscheidene dagen daarna niet werken. Hij werd als een paria geschuwd, en slechts' één boer had den moed hem in zijn heldere oogenblikken in dienst te nemen.

Andere personen verkoopen zich wel niet rechtstreeks aan den duivel, maar zijn hem toch niet vreemd: zij hebben de zwarte kunst van hem geleerd. Wie deze wetenschap machtig is, gaat het steeds voor den wind: ' zijn koeien geven veel melk, zijn oogst is altijd even rijk, zijn vee sterft nooit; in het kort: hij is gezegend boven ieder ander. Ja nog meer; — hij kan zelfs zijn buurman schade toebrengen, door bijv. , al den hagel op diens land te laten vallen, of sterker nog: door de honingdragende bijen van zijn buurman naar zijn eigen korven te lokken.

Als men den duivel ziet verschijnen, kan men hem verdrijven' door een tekst uit den Bijbel op te zeggen.^

Het geloof aan den duivel is het beste medicijn tegen et bijgeloof omtrent den duivel. Slechts, waar het dogma ot zwijgen gebracht werd, kwam het bijgeloof een kariatuur van het geloof maken.

„De T e 1 e g r a a f a a n' he t woord.

De kerkelijke medewerker — gelijk het heet • elegraaf" schrijft in het blad o.m.: van „De

Edmond 'Vermeil heeft in de „Intransigeaht" een enquête ingesteld naar het Protestantisme in Europa. Hij verdeelt Europa in twee groote machtssferen, namelijk van het Calvinisme en van de Luthersche hervorming. Het Calvinisme zou dan gezocht moeten worden in Frankrijk en Engeland (speciaal Schotland), terwijl Duitschland en de Scandinavische landen meer in het bijzonder het _ vaderland zouden zijn van de Lufhersche kerk. Daar tusschen in liggen Nederland, België, Elzas-Lotharingen en Zwitserland, waar deze beide hervormde stroomingen haar invloed hebben laten gelden en waar deze daardoor tot conflicten en worsteling hebben aanleiding gegeven.

Volgens den schrijver concentreert zich het ware Calvinisme in ons land hoofdzakelijk in de Gereformeerde Kerken, die volgens hem als hoogste doel hebben de praedestinatieléer te herstellen. Hierin ziet hij ook den oorsprong van de anti-revolutionaire partij. Hij zegt als slotsom van zijn besdhouwing: het Hollandsche Calvinisme is uiterst conservatief. Zijn kerken beperken zich tot een zuiver kerkelijke werkzaamheid. Zij richten zich niet als in andere landen op de sociale problemen en schijnen in het geheel niet te beantwoorden aan de eischen van de moderne samenleving. Ook trekken zij zich terug voor twee machten die haar bedreigen: de Düitsche invloeden en het Katlholicisme.

Men ziet, dat de ^schrijver geen fraai beeld teekent van het Nederlandsche Protestantisme. Degene die hem heeft ingelicht schijnt geen vriend van de Gereformeerde Kerken te zijn.' Over het gevaar, dat het Nederlandsche Protestantisme bedreigt van het KathoMcisme, kan verschillend worden geoordeeld en wordt ook door de Protestanten zeer verschillend geoordeeld, maar dat Düitsche invloeden ons Protestantisme bedreigen, moet dit Fransche blad ons eerst leeren, daar ik een dergelijken invloed nog nergens heb opgemerkt.

De schrijver heeft nog niet veel opgemerkt, of neen, nog in het geheel niet opgemerkt, dat düitsche invloeden het protestantisme in Nederland bedreigen. Indien „bedreigen" kan beteekenen: een invloed ten kwade kunnen gaan aanwenden, en dat reeds waarschijnlijk maken, —r dan kunnen we ons over zijn opmerking alleen maar verbazen. Trouwens, wat de fransche auteur zelf zegt, is ook vreemd genoeg.

Apocriefe kindheidsverhalen.

Indertijd heb ik in de rubriek „Populair-wetenschappelijke schetsen" enkele artikelen gegeven, meer populair dan wetenschappelijk "natuurlijk, over „apocriefe kerstgedachten"; het was juist een jaar geleden, ook tegen kerstfeest. Het zal niet weinige lezers interesseeren, wat dr Bouma in „Ger. Kbl. v. Dr. en Ov." schrijft over hetzelfde onderwerp, te lezen. Ik ga voorbij wat hij over de geboorteverhalen zegt; maar geef een gedeelte uit de apocriefe kindheidsberichten:

Na den terugkeer uit Egypte woonden ze samen in Galilea. Reeds toen verrichtte het kind Jezus allerlei wonderen. Op Sabbat speelde hij met. zijn makkertjes en maakte musschen van klei. Door de Joden werd Jozef berispt, omdat het kind op Sabbat werk deed. Maar toen klapte het kind Jezus in zijn handen —• en al de musschen werden levend en vlogen weg. De wonderen, die Hü deed, waren echter geheel anders, dan de Evangeliën ons vermelden. Daar zijn het bijna altijd genezingswonderen of andere reddingswonderen. Maar de wonderen, die hier van Jezus worden verhaald zijn strafwonderen van een boos kind met een zondig hart, die zijn macht gebruikt om zijn woede te koelen aan zijn makkertjes. Een daarvan vernielde knutselwerk, dat Jezus uit klei had gemaakt. Uit boosheid toornde Jezus tegen zijn speelmakkertje en zeide: „Wee u, kind des doods, zoon des Satans". En terstond is degeen, die het gedaan had, gestorven. Toen echter een huiselijke scène hiervan het gevolg was, en omdat de vierjarige Jezus zijn moeder geen verdriet wilde doen, zei Hij tegen den doode: „Sta op, zoon der boosheid, want gij zijt niet waardig, in te gaan in de rust Mijns Vaders, wijl gij vernield hebt de werken, welke Ik vervaardigd had". En toen stond het gestorven knaapje weer op.

Ook een kind van den Hoogepriester Annas vernielde dingen, .die het kind Jezus had gemaakt. Vertoornd schold Jezus den knaap voor kind des doods en werktuig des Satans. En weldra is de knaap voor aUer oog verdord en gestorven. Een ander kind liep al spelend in vliegende vaart tegen Jezus aan en raakte diens schouder aan. Maar terstond stortte de knaap in elkaar en stierf.

Op achtjarigen leeftijd kwam Jezus voorbij een hol, waarin een leeuwin' haar jongen zoogde. Niemand dorst zelfs voorbij te gaan. Maar Jezus eing binnen in het hol. De leeuwen liepen Hem tegemoet en aanbaden Hem. Daarna ging Hij met de leeuwen over den Jordaan, en ziet het water van den Jordaan werd ter linker-en ter rechterzijde in tweeën verdeeld.

Op scliool was Jezus weigerachtig om zich te laten onderwijzen. Toen Hij daarvoor zijn welverdiende straf ontving, is de meester, die Hem sloeg, terstond gestorven. Toen echter Jozef en Maria eindelijk met lieve woordjes het kind zoover hadden, dat Hij naar school , wilde gaan, zou Hij gaan leerèn. Maar toen Hij het boek ontving uit de hand van den meester, begon Hij te lezen, alsof er uit een bron een stroom van levend water te voorschijn kwam en de bron steeds vol bleef, zoodat de onderwijzer ter aarde viel en Hem aanbad.

De critiek op deze en dergelijke beschouwingen laat ik achterwege; zij komt ten deele met dezelfde bezwaren als tegen de apokriefe kerstverhalen in te brengen bleken.

K e r k z a n g.

Prof. Kuyper zegt in „De Heraut" over het zingen in ^e kerk: .j^|g^:

In hoeverre het echter mogelijk zal wezen in den • fcei-kedienst tot bet .gebruik der oude psalmwijzen, d.w.z. op heelo ©n halve noten, terug te keeren, is een andere vraag. Bij Synodaal besluit daartoe de kerken te vei'plichtein zou niet gaan, ook omdat do meeste fceickgangers aan deze oude zangwijzen niet gewend zijn en de invoering van dit zingen op lieele en halve noten, wanneer dit zonder behoorlijke voorbereiding geschiedt, niet tot verbetering maar tot verslechtering van den kerkzang leiden zou. De beste 'weg tot verbetering van den kerkzang in dit opzicht lijkt ons nog altoos, dat eerst op de scholen dez© zangwijze aan onze kinderen geleerd wordt; ze dan ook in de huisgezinnen allengs ingang vindt, on zoo de kerkgangers worden voorbereid om ook in de samenkomsten der gemeente tot de oude zangwijze tcirug te koeren. Met overhaasting bereikt men zijn dool niet.

Zangkoor en gemeentelied.

Prof. Kuyper verklaart in hetzelfde artikel, bezwaar te hebben tegen alleenzingende kerkkoren. Maar —

Een andere vraag is, of men, om den zang van de gemeente zelf op liooger peil te brengen, zulk oen wolgeoefend koor bijv. pp de galerij zal plaatsen, dat dan met de gemeente samenzingt en aan den zang leiding geeft, zooals in sommige Zuid-Afrikaansche Kerken het ^eval is^^Qa^r^egp^.^zojj^jmyider^.bgzwaar

"L: , "' ~ • : ••'• • *' T o o ne elk w e s t i e.

In „De Stem" (1 Dec.) schrijft Dop Bles over een bewerking van Timmermans' Pastoor uit den bloeyenden Wyngaerdt (zie hierover wat dr Tazelaar in ons blad schreef) voor het tooneel. We lezen: . ^MsfiÉiJ^^i: '

Tiiimiicrmans' „De Pastoor uit den Bloeyendeih Wyngaerdt", laat zich .lief on vlot lezen, om de verteller, de brave jongen die zoo schoon vertallen kan. In gedachten zien wij zijn blonde kruUenkop ©n lachende PaUietor-mond, on denken er niet aan de diepte der .oogen te pijlen. De pastoor, Leontientjé en Isidoor, wij aanvaarden hen gaarne in 't schoone weefsel van Timmermans' ideurig© taal, in dit weefsel zijn zij verweven tusschen de goudgloeiende druiven, de golden zon en 't blauw van lucht en Leontientjesl kleed. Snijdt men deze figuren uit de fraaie schildering dan krijgt men enkelie pöppekens, die ontdaan van de sfeer dra hot ietwat goedkoope effekt, het romantische kleursel te duidelijk toonen, en wat sublieme onschuld scheen, blijkt bedachte onnoozelhedd.

De hoeren Timmermans en Veterman hebben zich de moeite bespaard de lichtste poging te ondernemen om deze figuren buiten het boekwerk levend te zien en hen ©en dramatische handeling te doen volvoeren. Zij zijn „met schaar en lijmpot" to werk gegaan, hebben tot eenigo theatrale illustraties zooveel tafreelen overgepend (wat een schitterende uitvinding toch deze indeeling in tatreelen. Onfeilbaar recept bij ©Ik succesboek! In enkele uren aan te leeren!), en hebben zich er geenszins om bekommerd, wat hot onverbiddelijke resultaat van deze bewerking moest worden: de exploitatie van een literair succes.

Katholieke propaganda is dit spel genoemd en terecht, want van het Katholieke zagen wij slechts wat de benaming propaganda verdient. Het waarachtige! van kunst en religie ontbrak wel volkomen. De hartstocht van do Godzoeker, de glooiende liefde voor . het. geloof, hot agonische en het tragische, zelfs da .gedachte hieraan bleef deze avond ver. In 't helle voetlicht geplaatst zagen wijSöeze beminnelijke scheppingen in meodoogenlooze klaarte. Gerukt uit hun sfeer stonden zij al te pover daar, d©z© Isidoor-Armand, dez© Leontientje-aux-camélias, dez© pijprooiceinde, wijnproWvende pastoor. Timmermans had de naïeve verleiding, Leontientjé in levende lijve te zien, moeten weerstaan. Eén gedachteflits aan Glaudel's Otago had hem doen begrijpen, dat dit onderwerpi niet argeloos te knippen valt tot ©en spel, dat hier ©©n brandende overtuiging, een gloeiend geloof, een volkomen overgave aan de Moederkerk, de diepe donkere bron dient te zijn waaruit het werk breekt, opspuitend . als een fontoin ten hemel. Het geloof, maar dan ••'in volkomen overgave! Dan de priester die de dolk van plicht onverbiddelijk in 't hart stoot van 't lam; dat op 't altaar als offer vallen moet. Dan geen grollen ©n grapjes, dan geen sentimenteele romantiek, dan geen rose en licht blauw, maar 't diepe donkere kruisMoed, geen boersch© lach, maar goddelijke ernst.

Diepte mist dit spel — gelegenheidsspel en niet meer — en noch Anuie 'van Ees, noch Van der Lugt hebben het gemis aan deze kunstlouterende diepte ons één ©ogenblik doen vergeten, Beiden hiebben, ons overtuigd van hun .gaven, zelfs overtuigde ons Annie van Ees, dat zij tot meer in staat is, dan zij hier vermocht te geven. Van der Lugt had de regie, gelijk immer als het kemnerkende 3e gevoelige vooirzichtige afstemming, de angst door een te veel te verstoren. In het toedienen der laatste heilige sacramenten, tooneel, dus schijn, van wat nimmer als uiterlijk vertoon dient begrepen, heeft de regie wel haar zwaarste opdracht volvoerd. Hoe zuiver, hoe simpelj hoe menschehjk; hier werd al wat stoirend of kwetsend kon zijn, vermeden. — Doch elke vermijding schenkt slechts negatief resultaat.

Het treft wel, dat de bezwaren, die van onzen kant vaak ingebracht werden tegen de verbeelding van al wat heilig ie op het tooneel, hier, voorzoover ze ter sprake komen, erkend worden, en dat terwijl het nog maar gaat over een voorstelling, die niet in directen zin zich met het allerintiemste van wat den geloovige heilig is zich inliet. Indien mensohen als Dop Bles over een nog zóó aan de periferie blijvend stuk zóó bezwaard zijn, dan moesten sommige menschen een beetje'meer respect hebben voor de bezwaren, die van de zijde der gereformeerden e. a. worden ingebracht tegen elke poging, om voor bewerking van „christelijke" en „geestelijke" motieven voor een (daarmee reeds huns inziens christelijk gemaakt) tooneel ruimte te maken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 december 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 december 1926

De Reformatie | 8 Pagina's