GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hereeniging?

Prof. Grosheide schrijft in het „N.-Holl. Kbl.":

Wie ziou niet van harte begeea^en, dat allen die den naam van den Heere • Jezus Christus belijdein, lOok in één kerkverband samenleven?

Zioo is het te begrijpen, dat het hart ..ahereerst uitgaat naar hen, idie tot voor kort kerkelijk met ons verbonden waren, doch die nu eigen wegen zijn gegaan.',

Dat wil echter niet zeggen, dat elk middel om daartoe te geraken, waardeering verdient.

De eenheid der Gereformeerde Kerken is eên eenheid, die rust op eenheid in belijden. Waar do eenheid van belijdenis ontbreeKt, daar is geen kerkelijk samenleven mogelijk.

Nu moesten eenige predikanten worden afgezet, lomdat ze door hun gevoelen over enkele bijzonderheden uit Genesis 2 en 3 bewezen niet te handhaven het volstrekte gezag der Heihge Schrift, gelijk dat door de Geref. Kerken wordt beleden.

Hereeniging is dan ook alleen mogelijk, als het op dit punt in orde komt. Of de Gereformeerde kerken moeten leeren zien, dat ze te Assen dwaalden, óf diegenen, die Dr Geelkerken volgden, moeten op hun schreden terugfceeren.

Een andere mogelijkheid is er niet.

Dat zien dan ook zij goed in, die niet ophouden te noepen, dat de besluiten van Assen dienen worden ingetrokken en gewijzigd. Zulken hebben een beter inzicht in de zaak dan diegenen, die meenen, dat onze kerken wel poigingen tot hereeniging kunnen doen.

Promotierechi Theol. School.

„De Heraut" schreef over deze aiangelegenheid' (die door de Part. Syn. v. Overij'sel en ook van Drente op het agendum der 'Gen. Synode gebracht wordt, en ook de aandacht van de Bart. Syn. v. Zuid-Holland-Noord had deze week):

In de liefde voor de Theologische School wenschen we voor niemand onder te doen. Van eenigen naijver tusscben de Vrije Universiteit en de Theologische School is al lang geen sprake meer. Eer is ar een hartelijke samenwerking op' schier elk gebied, waarvoor we God niet genoeg kunnen danken.

Maar het gaat hier om een zeer ernstig principieel geding. Na jarenlange worsteling in den boezem onzer Kerken, ixadat op een drietal Synodes dit vraagstuk aan de orde was gesteld, is eindelijk op-verzoek der Kerken £eïi een principiëele beslissing genomen.

Dat men thans, nu nog geen dertien jaar na dien verloopen zijn, op aeze beshssing weer wil terugkomen, een beslissing, die niet een practische regeling

geldt, maar die eon beginsel raakt, is een bedenkelijk verschijnsel. Vooral omdat van een ernstige overweging en argumentatie, die tot een' ander inziclit\kon leiden, geen sprake is geweest.

Het artikel van Prof. Kiiyper slaat aan sommige tegenstanders een vroeger zeer vaak gebezigd argument uit de hand:

De grond voor deze beslissing was niet, dat de Theologische School wetenschappelijk niet hoog genoeg stond; evenmin, dat alleen een compleet ingerichte Universiteit het recht had den doctoralen graad toe te kennen. Indien dat de gronden waren geweest, waarop deze beslissing rustte, dan zou de vraag kunnen gesteld worden^ of de inrichting der School niet door uitbreiding der college-vakken op dit hoogere peil kon gebracht worden, waardoor ook het doctoraal examen hier kon worden afgelegd. En de toekenning van het promotiei'echt aan de Technische Hoogeschool te Delft, 'de Handelshoogeschool te Rotterdam en de Landbouwboogeschool te Wageningen heeft wel getoond, hoe men in onze dagen niet meer vasthoudt aan de oude idee, dat het promotierecht alleen toekomt aan een Universiteit.

Het is goed, dat althans O'p dit punt eenige oude paarden op' stal gezet zijn; D'elft, Rotterdam, Wageningen hebben erkenning gevonden; en die erkenning, afgedacht nu weer van haar eigen rechtsgrond, heeft haar consequenties ook voor Kampen.

Jntusschen belooft „De Wachter" alvast een tegen-artikel. In „De Bazuin" zegt Prol. Hoekstra:

x^auwelijks heeft de Particuliere Synode van 'Overijsel besloten om aan de Generale Synode onzer Kerken te verzoeken het Reglement der Theologische School zoodanig te wijzigen, dat er gelegenheid zal zijn om t© promoveeren tot doctor in de theologie, , of Prof. Dr .H. H. Kuyper steekt in De Heraut waarschuwend den vinger |op.

Deze houding is teleurstellend.

Ik mag het niet verhelen, dat velen in onzen kring iets anders badden verwacht.

Dat De Heraut het voorstel met blijdschap begroeten en met warmte verdedigen zou, daarover hadden we ons geen illusie gemaakt.

-Maar we hadden toch gehoopt, dat men zich nu niet meer tegen de ontwikkeling en den uitbouw van de Theologische School zon verzetten.

Het artikel van De H e ir a u t heeft die hoop den bodem ingeslagen.

De liouding is nog even afwijzend als in 1914.

Toch z£ü die houding ons niet verhinderen, met kracht voor de ontwikkeling van onze Theologische School te werken, zoolang, tot het doel is bereikt.

Lang geiioeg is zij, die een dochter der Kerk is, als een stiefkind behandeld.

JJet wordt tijd, dat zij zich ontwikkel© en uitgroeie tot een volledige Theologische Hoogeschool.

Dat is de eisch van haar historie.

Dat is tot zegen voor de Kerk.

Dat is in het belang van de \Tijheid der wetenschap.

Het is te hopen, dat van deze kwestie geen twistappeltje. komen za, l. Het behoeft ook niet. In de classis Leiden (die de zaiak op' het agendum van de Part. Synode van Zuid-Holland-Noord bracht) is over deze aangelegenheid een hoogstaand en uiterst vriendschappelijk debat gevoerd, zonder eenige narigheid. En dat kan ook wel, als men wederzijds in den stijl van het jongste verleden blijft.

Onder verwijzing naar wat de eindredacteur verleden week schreef in zijn rubriek Kerkelijk Leven (over: , , Een gezonde Persregel") kan ik dan ook wel opmerken, dat ik persoonlijk tegen de gedachte Tan verleening van het promotierecht aan Kampen geen mij overtuigende bezwaren heb hooren inbrengen en integendeel veel er voor voel. Niet onmogelijk is het, dat ik op een andere plaats in ons blad binnenkort van dit gevoelen nader rekenschap geef.

De Geref. Bond in de Herv. Kerk.

Prof. Haitjema schrijft in „De Geref. Kerk" over de richtingen in de Herv.

Wat nu de mannen van den Gereformeerden Bond betreft, zij komen met ons op voor de Gereformeerde Belijdenis (met uitzondering dan van art. 36, waarover\ ötraks nader). Zij leggen op de kenmerkende Gere^orthëerde leerstukken (zooals uitverkiezing, geestéJijfce 'Oiimacht, noodzakelijkheid der wedergeboorte, enz.) meestal' nog wat meer nadruk dan de „confessioneelen" (voor 't gemak gebruiken we dien naam mi maar, al. wiUen we geen „partij" zijn en 't koant njij zelfs voor, dat wij hierin wel wat van hen leeren mogen, .wat meer „bélijndhieid" kon voor menige „confessioneele" preek geen kwaad. Doch daarnaast stellen zij nu de toepassing des heils meestal zeer sterk op den vooi; gfond. De zoogenaamde „kenmerken." van bekeerden en onbekeerden worden daarin vaak uitvoerig nagegaan in den trant b.v. van Van der Groe's Toetssteen der ware en der valse he genade en meer dergelijke geschriften van de bevindelijke 18e eeuwsche, gereformeerde, theologie. Déze prediking is dus meer subjectief gericht en komt daarin met de ethische prediking overeen, hoewel hier de Christelijke ervaring geheel anders wordt uitgewerkt, terwijl ook het gezag des Woords tegelijk wordt gehandhaafd, zoodat daarin een belangrijk correctief gegeven is, waardoor deze theologie haar steunpunt in bet Woord niet verliest. Toch komt dooir deze richting op' bet subjectieve, die m.i. wel een betrekkelijk, psychologisch recht heeft, onwillekeurig bij de toepassin, g des beits de w e d e r g e b o o r te in het middelpunt te staan in plaats van, zooals bij alle refofrmatoren, bet geloof. Dit schijnt mij toe het kardinale verschilpunt tusschen do 18e eeuwsche gereformeerdbeid en de 16e en 17e eeuwsclie gorèf.> ten gevolge waar\'an de eerste in coavenfikelea en sekten Ts verloopen, terwijl de laatste kerkvormend bleek. Daardoor nu werd tevens als vanzelf de aandacht teveel gevestigd op den Christen en zijne menigvuldige zielservaringen, vaak veel meer dan op den Christus en Zijn volbrachte werk. Bovendien trad dan, in verband hiermee, het stuk der ellende te zeer naar voren, zoodat men aan. de verlossing en aan de dankbaarheid maair nauwelijks toekwam. De blijdschap des geloofs, zooals we die bij de hervormers zoo krachtig vinden, kwam niet tot haar recht, ja, wea-d soms geheel gemist. Men leefde meer bij bevindi-ngen dan uit het geloof. Dit alles als een een gevolg van bet te subjectieS gericht zijn. Immers, bij bevinding ziet men om naar de eigen zielservaringen en bij het geloof wondt dat geloof juist gedurig gericht op Christus en Zijn volbrachte werk. Ge gevoelt het wel: hier hgt al het verschil tusschen een theologie, die 'het geloof, en eene, die de wedergeboorte in bet maddelpurtt stelt. Maar daarom komt u ook uit de 16e en 17e eeuwsche gereformeerdheid êên zooveel gezonder en krachtiger geest tegen dan uii de 18e eeuwsche. 'De geloofsverzefcerdlieid wordt door het subjectivisme dezer laatste ondermijnd, ja, ten slotte geheel weggenomen. En wie nog (met onzen Catechismus b.\'.) roemt in geloofsverzekerdheid, geldt als één, die leeft bij een „gestolen geloof". '\'"andaar ook de vrees in deze - kririjgen om , ^an te zitten aan den avondmaalsdisch, daar men meent zich wellicht „een oordeel te zullen eten en drinken". Waar het objectieve op den achtergrond treedt, treedt ook bet sacrament op den achtergrond. Dit Komt ook uit bij den doop; men zal in Bondsfcringen geneigd zijn den doop te bepei-ken, ongeveer zooals Dr Kuyper dit in zijn latere, , on, gereformeerde periode heeft gedaan.

Op de vraag of deze teèkening juist is, gaan we niet in; evenmin op den laatsteai volzin, die ons zeer onvolledig dunkt. Alleen vinde deze^ dubbele opmerking haar plaats:

a. het schijnt, dat velen in den Geref. Bond zich meer en meer gaan wachten voor de eenzij'digheid, waarover vroeger wel eens te klag'en viel; en dat somm.ige predikanten in de Herv. Kerk, die op het hier geschetste type tijken, ook den Geref. Bond alweer veel te „licht" vinden.

b. de Geref. Bond en de Geref. Kerken verschillen praktisch in menig opzicht. Tusschen 16e en 17e eeuw weet. men onder ons wel verschil. Gelukkig komt men in den „Bond" hier en daar ook tot scherper afbakening van de grens tusschen bloeitijd en vervalperiode va, n de Geref. theologie hier te lande.

„Als wij den Christus maar hebben...."

ilarnix vertelt in de „Grou. K.bode" over den bondsdag der Jongeliugsvereeniginge-n op^ Geref. grondslag. Daar werd'-uitgesproken,

dat lie belijdenis der' drie formulieren van'eenigheid, gelijk ze als grondslag van den Bond aanvaard is, alleen opgevat nïag "vvorden als de belijdenis zooals die tloor de Gereformeerde Kerken in Nederlandl is aanvaard en wor< lt gehandhaafd.

Tegen deze uitspraak van het Bondsbestuur, later aanvaard door den Bond zelf, kwam opp: ositie van eenige zich niet aan de beslissing van Assen omderwerpende leden, die wel gevoelden, d'at het hier om hun plaats in den Bond ging (niet, alsof ik hiei-mee erken, dat zij uitgestooten werden door een ketterjagerij, maar omdat ieder zich zou kunnen herinneren, dat de kerkeraad, Oinder wiens toezicht deze jongelingen zich hadden geschaard, toen zij met hem het schisma volgden, had verklaard', dat de Geref. Kerken van de drie formulieren waren afgeweken; zóó erg, dat de kerkeraad met die kerken niet meer kon samenleven; zooidat ik' maar zeggen wil, dat de Bond niemand wegwierp', maar alleen duidelijk maakte, dat de eigen kerkeraad van deze jonge menschen hen dwong tol partij kiezen).

Een moment uit de vergadering teekent Marnix. Dr Dijk mengt zich in de disaussie:

Hij werd gegrepen door een heilig vuur, omdat hij plotseling dacht .aan hetgeen een van de leden van een der afgeweken veireenigingen zeide: wat praten wij toch over een grondslag, als wij den Christus maar hebben. En daar kwam nu de valscbe tegenstelling tusschen bet vasthouden aan de zuivere belijdenis en het bezitten van den Christus. Dr Dijk zat plotseling, eer bij het wist, midden in de groote kwestte en toen kwam • die ontroerende belijdenis, dat het handhaven van onze belijdenis met het geloof in en de gehoorzaamheid aan den Christus één is.

Het is inderdaad verwonderlijk, als men zegt: , wat baat een grondslag, als wij den Christus maar hebben.... Wie is de Christus? En wat is: „Christus hebben? "

Zelfmoord onder Roomschen en Protestanten.

Ds A. G. Wolf schrijft in „Op. den uitkijk" over het verschijnsel van den zelfmooo'd. Hij' wijst erop, dat statistieken aantoonen, dat hij meer ondier protestanten dan onder Roomscheai „plaats heeft", zooals men dat zegt, en zoekt naar de verklaring. We lezen:

Het is voor mij aan geen twijfel onilorbevig, of bet verschijnsel vian de hoogere zelfmoord-frequentie onder de Protestanten moet o.a. toegeschreven worden aan bet geloofsbegrip, dat bij ons een' oneindig veel meer bewogen begrip-is dan bij de Rioomsche Kerk. Wat is 'het „geloof" bij Rome? Niet heel veel meer dan een practische houding, de houding van het aannemen van wat de kerk zegt en het naleven vaii haar uiterlijke stem in regel en geboden. Uit dit geloofsbegrip is al de spanning en daarmee ook al het tragische verdwenen. .A.ls de kerk voor mij denkt en het resultaat van haar denkeai van buiten af mij oplegt, dan is bet element van persoonlijk vorschen en nadenken, dat het leven juist zoo moeilijk kan maken, geheel verdwenen. En als de verzekerdheid des ge'loofs verkregen wordt langs den makkelijken, al te gemakfcelijken weg, van een doen der geboden, zonder dat men op de liefde let die aan het werk alleen waarde geeft; als men m.a.w. het zwaartepunt van binnen naar buiten verlegt, van het zijn en worden naar het „doen" — dan is de spanning weggenomen, die het Christelijk leven zijn bekoring, maar ook zijn ontzettende angst en diepten sclienkt. Kierkegaard heeft eens het ware woord gesproken, dat ©en Christen iemand is, die zich drijvende houdt boven een zee van duizend vademen. En dat is waar. Altijd in gevaar en toch nooit in gevaar. Altijd in de nederlaag en toch altijd in de overwinning. Altijd in. Christus volmaakt en toch altijd worstelend oni meer te mogen worden wat wij in Christus reeds zijn — dat is de tragedie die , door Paulus geleerd en door het Protestantis'me aanvaard en beleefd "wordt. Het is waar, deze .tragedie heeft bijzondere donkere kanten. Wanneer een leerstuk als de „zekerheid des geloofs" binnen het Protestantisme niet zuiver wordt geleerd, wamieer bijv. de Prostestant den vasten rotsbodem verlaat van wat Christus voor hem gedaan heeft, om meer te gaan letten op' eigen bevinding en zwalcke ervaringen — dan is binnen bet Protestantisme de bodem gelegd waaruit beKonuncrnis, wanhoop, zieleangst worden geboren, die samen den factor vormen, welke zoio licht tot den zelfmoord, uit religieuze motieven gepleegd, kunnen voeren. Ook bier geldt, wat op zooveel andere teirreinen waarheid is: onze rijkdom is juist ons gevaar. Het Protestantisme heeft in zijn leer ©en persooiüijken inslag, die tragische mogelijkheden schept. Maar tionniaal liever deze moeilijkheden van. ©en legend geloof, dat zich staande tracht te houden, dan een onpersoonlijke rust, die geen leven meer is te noemen.

Zoo bezien, verwondert het ons niet, dat de statistieken een hoogere zelfmooirdfrequentie aantoonen bij Protestanten dan bij Roomsch-Katholieken.

Er zou een afzonderlijk artikel te sclirijven zijn over de ontzettende geviaren, die het leven van een Protestantsch Christen beureigen, wanneer het Woord Gods, in de prediking, hem niet zuiver maar onzuiver gebracht wordt. Wat ik in dit opzicht gehoord heb. in schuren, waar dierbare broeders en zusters, .bij een mistig avondlampje, samenkwamen, gaat alle beschrijving te bo.vien. Alle blijdschap' was uit die prediking verdwenen. Al bet licht was gedoofd. Alle geloofsverzekerdheid werd tegengestaan. Men vraagt zich af, of dit soort predikers niet staatsgevaarlijk is te achten en of „Evange!ie"-A''erkondigers, die Christus' naam nauwelijks noemen, maar de arme menschen overlaten aan hun duister zielelot, niet den naam moeten dragen, die liet Grieksche volk eens , aan een wijsgeer heeft gegeven: „Peisitbau-a.tos""' d.w.z. iemand, die anderen overhaalt zich van het leven te .berooven. . .

Alleen waar Christus wordt gepredikt, altijd w%er '> en altijd anders, in Zijn 'Onuitsprekelijfcen rijkdom, troost, Ifliacht en erbarmen, zal het leven bewaard worden voor den 'dood. De Christusprediking zal •\'ierslager; harten kunnen opbeuren, met moed en kracht bezielen en de dreigende nachtschadu"w omzetten in een juichenden morgenstond.

Zoo bezien, hoeft het Protestantisme , geen z^vaarmo, edige klagers te kweeken.

Ds Wolf laat dus zelf duidelijk uitkomen, dat heel veel „protestant" heat, wat het eigenlijk niet is. Protestant beteekent vaak „niet-Roomsch". Dit moet hier ook niet vergeten worden.

En wat die vreemdsoiortige „prediking" betreft, s Wolf zegt geen woord te veel. Wie de zelfmoordgevallen nagaat weet, dat ze uit deze valsch-mysticistische kringen vaak gemeld worden.

Ik denk weer aan het bekende werk van J. ('.. V. Wijck Czn., „Van 's Levens laagten", roman vau den geestelijken zelfkant. Da; ar is de „patriarch", een ziek ópkamertj es-christen, met zijn in den hoek geduwd vrouwtje. De man zegt, Wiaiar ze bij zit, van haar:

Ach, jongie, vijandin.is ze niet, maar|i.lood, geestelijk dood. Jacob 'heb ik liefgehad, Ezau heb ik gehaat, ' spreekt de Heere. Wat zal je eraan doen? Het is louter vrije verkiezende genade.... Zij' is nog ah Efraim, éen botte duive, zondier hart. •... zij behoeft niet meer te bidden, voor haar is de hemel van koper, al 3 jaar lang. De Heere heeft het mij gezeg'l in Zijn Woord en zij weet bet ook wel: Ik heb Saul verworpen, spreekt de Heere.

Weer de teksten, die de man „krijgt".

En het vrouwtje, dat reeds „in haar 73e zondejaar" is, klaagt zelf tegen den bezoeker:

„bet wü wat zeggen, mijn goede man, voor eeuwig verloren te moeten gaan. O, het isinij zoo zwaar". Ds., tranen stroomden weer rijkelijk.

En dan te weten, dat men haar „geen grooter genoegen kon doen, dan over den Heere en Zij a dienst met haar te spreken"; een „toonbeeld variio zachtheid en goedheid, tweemaal naar de kerk"; .*^ maar in den hoek geworpien.

En het einde: het water, en de dood in duisterea, avond.

Ik weet uit een gesprek met' den schrijver van .. ezen roman van den zelfkant dat hij waaxbeidj^S af. Hij bevestigt wat ds Wolf zegt. Ook uit eiger^ aarneming zou trouwens* menigeen kunnen spreS'sjS en.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 juni 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 juni 1927

De Reformatie | 8 Pagina's