GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Polemiek „De Rotterdammer". IV. Kerk-bouw of kerkbraak?

Zooals ik reeds zeide, wil ik telkens mijn antwoord op „De Rotterdammer" in dit blad in niet al te groote doses geven. Ik neem dus nu de pit van het ée artikel van dit blad eerst in oogenschouw, en ga volgende week verder. Ik schreef in „Deltsh. Kb.":

Het komt mij voor een onmannelijk gebaar te zijn, als nu zonder bhkken of blozen beweerd wordt, dat het blad van den aanvang af vooropgesteld heeft te gelooven, dat mijn apologetisch werk door de conscientie wordt opgedragen. Dit is één van beide: een bedelit herroepen van de eerste woorden — maar dan moet het ook maar ha rdop gebeuren en zonder omhaal — óf het blijft volstrekt onvereenigbaar met de eerste grove qualificaties.

Ik verspil voorts geen woord aan de vriendelgkheden, die in dit 4e artikel den m e n s c h Schildier worden gepresenteerd, maar dan in tegenstelling met den polemist ScJiilder. De polemist is dezelfde als de mensch en de mensch S. doet geen moeitel, zich aangenaam te maken ten koste van den polemicus.

Hij vindt zelfs dit geredeneer over den mensch'' •onvruchtbaai, en 'n tikje arrogant van „De Rotterdammer" ook. Het blad heeft met den mensch S. geien zier te maken, evenmin als met den mensch Wisse, den mensch v. d. Schuit, of welken anderen mensch het voorts zoo wel eens bespreken wil.

Do heer Diemer ziet een „raadsel": liij kan niet begrijpen hoe de mensch S. ook kan zijn de polemicus S.

Maar het is toch, geloof ik, christelijk, om, als men staat voor een raadsel, niet 'n paar zinnetjes neer te pennen, die de allures aannemen, alsof me n er alles van weet: geen raadsel dus, doch de oplossing heeft.

Maar dit is slechts 'n kleinigheid. Ernstiger wordt dit: .

In dit verband gaat „De Rott-" evenwel nog eens op zoek naar de oplossing-Het heeft — het raadsel wordt dus spoediger opgelost dan in Timnath het geval was — de grondfout ontdekt van Ds Schilder. Boor nu aandachtig toe:

De grondfout zit bij Ds Schilder naar onze overtuiging hierin, dat hij in zijn schrijven niet duidelijk aan den dag doet komen, altijd weer, dat de confessie verder reikt dan de kerkelijke grenzen. Dan zou hij er ook mede rekenen, dat de eene kerk op een bepaald deel delr confessie m^eer den nadruk legt dan de andeo'e, natuurlijk hier denkende aan kerken, die dezelfdeconfessie aanhangen.

Tot zooverre-

Ik aarzel niet, deze diagnose belachelijk te noemen en arrogant. Daar heb ik nu 7 jaar lang telkens weer concreet gezegd, waar het om gaat, en ineens komt daar iemand vertellen, dat de grondfout zit in heel iets anders-

De heer Diemer fantaseert maar wat-Het ontgaat hem blijkbaar geheel, dat ik — om bij de relatie Chr. Geref-'en Geref. te blijven — er onophoudelijk juist op wij s, dat de confessie verder reikt dan de kerkelijke grenzen, en dat daarom alle menschen, die dezelfde confessie hebben, verplicht zijn, de kerkelijke grenzen niet willekeurig en sectarisch in te perken, doch de confessie te beleven in het stuk der kerk-Mijn bezwaar is juist, dat men binnen de grenzen van dezelfde confessie maar telkens om bijzaken scheiuing maakt-De heer Diemer, ik kan het niet zachter zeggen en doe er ook geen moeite meer voor, de heer Diemer heeft van mijn debat tegen de Chr-Geref. niets begrepen: hij moet met zijn diagnose niet naar mij, doch naar Chr-Geref. menschen toe-Hij zet de zaak precies onderstboven.

Hoe „De Rott." denkt over een „vitium originis" in de kerk, blijke uit het volgende. De „Deltsh. Kb." vervolgt:

Wonderbaarlijk is het dat „De Rott." zelfs met de koloniale politiek de kwestie der kerken wil vergelijken :

En neem nu zelfs , aan, dat de oorsprong van een kerk of van een vereenigingsbond naar onze 'meening niet onberispelijk is, wil dit zeggen, dat God Zijn zegen onthoudt? Wij weten beter. Met den kromme n stok vaak de rechte slag. Dat is het wonder Gods en moet ons, wanneer het broeders betreft, toch wel bescheiden doen zijn-Zet het zelfs over op publiek terrein: kan er zegen rusten op Hollands bestel in Indië, nu de geschiedkundig ingewijde zeker niet het toebrengen dier kolonies als een geloofsdaad zal dur^i-en zien?

Kijk eens, geachte Heer Diemer, dat is toch al te bar. ' /

Moet men de overwinning van koloniën door het zwaard, vergelijsen gaan met de roeping 'der vrije geloovigen, dat koninklijk priesterdom, die vrijgemaakten van den Zoon des menschen, om tot elkaar te komen, indien zij dezelfde confessie hebben (wat ik beoog door gewaande geschillen weg te rodenesren, daarin door U gemolesteerd)? Is staats-verband te verge-Ujken met kerk-verband? Is de verhouding van overheid en onderdaan, van blanke en neger, van christen en cultuurdrager eenerzijds en heiden en cultuurlooze anderzijds, te vergelijken met de vrije samen-

wontag-'vaaT Gods''géióe^eaëfi. in. Christus? Wie de bergrede indenkt, daarbij kerkbegrip heeft ©K Dr Kuyper en Bavinck en De Cock leest — kan zoon vergelijking niet volhouden..

Er ügt nu eenmaal een absoluut gebod op alle kerken en wie dat ontkent, heeft het wezen der kerk geschonden. In de kerk moet de vloer duizendmaal heeter gestookt worden door de lietde tot de absolute waarheid dan de vredesvuurt]es van .„De Rotterdammer" ooit kunnen branden.

Hoe is het toch mogelijk, dat de Heer Diemer dergelijke boodschappen aan oas christenvolk laat samengaan' met citaten, uit dr Kuyper, dr BaVinofc, ds Janssn?

Op deze ernstige vraag zou ik willen verwijzen naar deze passage uit mijn antwoord aan het blad:

Ten slotte: a. Als „Do Rotterdammer" vraagt: „als het niet God is, die iets groot maakt, is liet dan uit den duivel? " dan verwijs ik naar mijn op-Im^eikingen over het begrip zegen. In mijn kerk en in de Chi'. Gerei, ligt werk van God en ook werk van denl duivel. Het eerste schept het wezen der kerk, het tweede vecht er altijd tegen. Het eerste legt het wezen der onziclitbars kerk in het instituut, het tweede verhindert de onzichtbare kerk zichtbaar te worden, als kerk n.l., d.w.z. dus ook in. het spreken en doen der gehoorzaamheid. Naar mijn innige overtuiging is het af zoonderlijk staan der Chr. Geref. niet uit God, doch zonde tegen God. Handhaving daarvan is bevestiging van zonde, een gedeeltelijke verhindering van de kerk om zichtbaar te doen worden wat tot hot \VEZEN der kerk behoort. Dat blijft altijd zonde, inl 1929 nog even erg als in 1892. „Tijd slijt" — behalve in tiet rijk der hemelen, beginselen, zijn trouwens oaverslijtbaar. Een zeker algemeen genadegoed is wel een zegen, dien God ondanks onze zonden aan anderen en aan mij verleent. Maar ik mag daarom de zonde nooit goedpraten ; v o o r z o o V e r de Chr. G eref. menscheii en ook de Geref. menschen dus nog „een" zegen ontvangen, die uit God is, hebben zij temeer daarin een roeping, om zich te bekeeiren van wat in hun leven uit den duivel is. Met mijn persoon on kerk staat het evenzoo voorzoover wij verkeerd doen. „De Rott." troost zich alweer met een spreekwoord: „dat God met een Icrommen stok vaak een rechten slag slaat". Ik redeneer nu eens even door op die kreupele exegese, en zeg dan dat n i 6 - Imand daarom zelf met kromme stokkem werken mag, of ze approbeeren. Mijn stokken anoet ik - met Gods stokken, niet vereenzelvigen; en! dat deed de complimenteuse „Rottordammei" hier. (God heeft groot gemaakt.") De verborgen dingen zijn. voor den Heore, de geopenbaarde voor ons. , A1 dat geredeneer over wat God zoo nog aj goeds kau geven (er worden toch nog wel 'menschen bekeerd, en er vallen nog wol zoo eens tranen etc.) is weer de zaak van den verkeerden kant aanpakken. Het is weer het gedraai van den monsch om zichzelf: kan ik nog net in. den hemel komen: ja? — dan kunnen verder da geboden me minder schelen. Dat is irreligious: zelfdienst inplaats van godsdienst. Heeft Dr Kuyper, Bavinck en Calvijn tevergeefs gesproken, over deze dingen althans, tot „De Rotterdammer"?

b. Van grondfouten gesproken: ik zie een andere groadfout. Zoetjes aan vermoordt men het geloof in de artikelen der confessie over de k e r k. Al dat redeneeren over de geloovigen, die zich scharen „bij die v er een i ging van geloovigen, welke naar verkregen licht (!) voor den betrokkene (!) het meest geschikt (I) is" (zie een inzender), is aan den verkeerden kant opgezet. „ V e r e e n i - ging"? Neen: Kerk van Jezus Christus! „Naar verkregen licht"? Maai eerst naar het gegeven licht in het Woord Gods! „Voor den betrokkene geschikt"? Maar het gaat eiarst omde eer van God en om het loon van den verhoogden Christus! „Het meest geschikt"? Welneen — er is maar één ding geschikt: de gehoorza'amheid.

Wat een gewirwarl „Do Rott." heeft hier een kerkbegrip verdedigd, dat van alle kanten Kuypers' en Bavincks' werk vernietigt, voorbijgaat. „Es ist zuani Weinen" — schreef mij een theoloog uit Kampm over dat 4e artikel van „De Rott."

Ja, waarlijk, er valt te schreien om^ een oonoozelheid, die met ethische redeneer m e t h o d e n van inzenders een Geref. predikant wil komen bekeeran in een antirevolutionair blad. Het droevigst is niet, dat „De Rotterdammer" ketterijen schrijft, maar dat de hoofdredactie (terwijl ze miji era anderen leiden wil) ze niet m-eer onderscheiden kan. Hier raak ik mijn voornaiamste bezwaar: men wil in onzen tijd van anti-Goreformeerdo zijde het kerkbegrip construeeren uit de ervaring, uit hetgeien voor oogen is, uit hetgeen zoo al te verwezenlijken lijkt. Dit is de rationalistische, moderne, redeneermethoide toepassen op de kerk. Neen, de kerk is een geloof sst uk. Ik moet haar wezen bepalen op precies dezelfde manier als waarmee ik omschrijf de drieëenheid, Christus' voldoening, het laatste oordeel. Bij dei omschrijving van het wezen der kerk heb ik niets te maken met het empirisch gegevene, of met den praldischen toestand of het be^ reikbaie, doch alleen met debizondere openbaring, het Woord Gods. Waarom willen de 'menschen alle artikelen van de Geloofsbelijdenis beredeneeren uit het standpunt van Schrift en dogma, behalve dan juist de artikelen over de Kerk? Omdat ze de ongehoorzaamheid willea goedpraten; en op dit punt niet meer gereformeerd zijn. Ze vergeten, dat de kerk ©venzeer geloofsstuk is (ergernis en dwaasheid voor het vleosch) als Christus-Kruis! j

Het zou oneerlijk zijn, alleen „De Rotterdamtoer" 1 deze laatst© fout in de methode aaii te wrijven. Integendeel: het is een algemeéne ziekte; ten deele oofc onder velen van wie zich gereformeerd noemen. Maar als „Da Rott." „grondfouten" wil aanwijzen, zal het blaid mij moeten vergeven, dat ik hier een grondfout zie, die de heer Diemer had moeten in rekening brengen voor het minst, eer hij zijn vermoeiende artikelen durfde plaatsen.

Kamper promotierecht: nieuwe stemmen.

Prof. Dr H. Bouwman schrijft in „De Bazuin" inzake het advies om h^ rapport niet in bespreking te nemen:

Maar toeh dat zal niet gaan. De kwestie bestaat, en de overtuiging wortelt te diep dan dat zij zou kunnen tot zwijgen gebracht. Zij is geen kwestie, die het wezen van 's Heeren kerk raakt, maar wel eene kwestie die ten nauwste samenhangt met de ontwikkeling van het kerkelijke leven. En daarom heeft liet een goede zijde dat ook de pers deze zaak behandelt.

Onder eene voorwaarde echter, nl. dat de persmannen hunne verantwoordelijkheid verstaan, weten waarover zij schrijven, en op een goeden toon schrijven — wanneer deze regel wordt betraoht, dan kan een perspolemiek wel vruchtbaar zijn.

Het is waar, zooals ook collega Grosheide opmerkte, dat er moeilijk nog argumenten kunnen worden aangebracht voor of tegen, die niet reeds zijn aangevoerd, met name in den kring van de commissie van voorbereiding van dat punt voor de Curatorenvergadering.

Maar ofsohoon de gemeente bezwaarlijk kan oordeelen over de materie van het Doctoraat, mag zij toch niet onkundig blijven, en moet zij medeleven met wat de Synode te doen 'heeft. En voorts behoort de kerkelijke pers goede leiding te geven, opdat er een algemeéne opinie gevormd wordt.

In het bijzonder zal straks de kerk op hare vergaderingen geroepen worden om te oordeelen over de vraag: „Zijn de gronden welke aangevoerd worden voor of tegen het verleenen van het Doctoraat steekhoudend? Is het principieel juist, wanneer de Synode zulke gronden voor of tegen eene zaak aanvoert? Ligt dat op haar weg? In welken vorm moet de beslissing der Synode geschieden? Dit zijn alle vragen, welke waard zijn om overvv^ogen en behandeld te worden.

Het komt ons overigens voor dat de perspolemiek heel weinig menschen tot een ander gevoelen zal overhalen. Over het algemeen zijn de meeningen in deze zaak van te voren wel vastgezet. Velen behoeven er niet over te praten. Zij zijn klaar.

Maar hoe dit ook zij, wij hopen dat, waar perspolemiek niet is te voorkomen, dit debat in een goeden toon, zooals het onder ons christenen past, mag worden gevoerd. Dan i^Uen onze Kerken en ook de Theologische School en de Vrije Universiteit er geen schade van hebben,

En ds H. J. Heida schrijft in „De Wachter":

Het is wel eigenaardig, dat juist, nu velen eenigszins vurig verlangen om te zien wat de koks met lange messen op de kerkelijke tafel zullen zetten en hoe de Doctoratenpuddng er uit zal zien, ook een heel klein puddinkje is geprepareerd door de eerste afdeeling van den onderwijsraad in zake het verleenen van titels en graden.

Wel is het nog een heel eind weg van af de keuken van den onderwijsraad naar de tafel der verschillende lichamen, die zullen kunnen proeven; maar ook op zichzelf heeft de voorbereiding en het prepareeren van zulk een kleurig gebak door hoogst bevoegde en ervaren koks reeds waarde of om een ander beeld te gebruiken: de kerk zoekt hier, of er banen zijn en rails kunnen gelegd worden door den staat, de overheid komt met het licht uit haar seinhuis en zegt: titels en gTaden zijn publiek domein, ik jvijs den weg en leg de rails en open het baanva'k!

Wilt gij onze lijn en onzen trein gebruiken, heel goed; indien niet dan duwen wij uw locomotief in de loods terug en laten roest en weer vrij spel.

terug en laten roest en weer vrij spel. Immers, het gaat bij het voorstel van de eerste afdeeling van den onderwijsraad over tweeërlei: allereerst over de mogelijkheid voor particulieren en kerken, dat aan scholen, door hen opgericht, doctorale graden worden verleend; maar tegelijkertijd over het bewaren van titels en graden voor inflatie, die dreigt bij titel-en •gradenvrijheid en willekeur.

_ Wat het eerste betreft, wil deze onderwijsraad een lid in art. 200 der H. Onderwijswet zien ingevoegd, dat luidt: kerkgenootschappen, rechtspersoonlijkheid bezittende vereenigingen of stichtingen, die aan andere dan de in artikel 200 bis genoemde, door haar opgerichte hoogesoholen doctorale graden wenschen te verleenen, kunnen daartoe onze toestemming verkrijgen, indien blijkt, dat bet onderwijs aan deze hoogesoholen hooger onderwijs is in den zin der wet.

Verder artikel 200 undecies: Behalve hetgeen daarin overigens ter voldoening aan wettelijke voorschriften moet worden opgenomen, zullen de statuten, de acte of het reglement moeten bevatten:

a. voorschriften omtrent aanstelling, schorsing of ontslag van hoogleeraren en andere docenten, bij welke de geldelijke positie van een niet op verzoek noch wegens plichtverzuim of wangedrag ontslagen of op nonactiviteit gesteld docent op voldoende wijze is geregeld;

b. voorschriften omtrent toelating tot de hoogesohool, uit welke blijkt, dat tot het afleggen van examens aan de hoogesohool alleen worden toegelaten zij, die voldoen aan de in art. 133 (nieuw) gestelde eisohen;

c. voorschriften omtrent de vakken, welke ieder der door de boogeschool af te nemen examens zal omvatten.

door de boogeschool af te nemen examens zal omvatten. Dat zijn de artikelen, waarin de lijn wordt geopend, die wijst: vooruit! Hier kunt gij langs om den graad van doctor in de Godgeleerdheid te mogen verleenen.

van doctor in de Godgeleerdheid te mogen verleenen. Uw onderwijs moet zijn hooger onderwijs, zooals de wet dit verstaat; de positie uwer hoogleeraren moet behoorlijk zijn geregeld en uw toelating tot het onderwijs moet op peil zijn.

moet op peil zijn. Dat is het licht, dat de baan voorwaarts bestraalt. Maar nu komt er ook een duw achterwaarts en wel m den zin: wilt gij niet op publiek terrein zóó optreden. welnu dan maar half stoom rijden of terug naar de loods.

Immers art. 200 quatuor decies - VEenscbt men zóó in te voegen in de hooger onderwijswet: Het verleenen van graden door instellingen, die de bevoegdheid daartoe niet overeenkomstig deze wet hebben verworven, is verboden. Het is aan deze instellingen eveneens verboden den door haar aangestelde docenten den titel van Hoogleeraar te verleenen.

Bij overtreding van deze voorschriften wordt ieder der leden van het bestuur der betrokken instellingen gestraft met een geldboete.

Daartoe wordt ook nog voorgesteld een kleine wijziging in het wetboek van strafrecht, die de poenale sanctie vaststelt.

Het geheel, dat zal ieder toestemmen, is ©en nieuw geluid, leen nieuw Mcht, dat ook straalt over de lijnen van ons kerkelijk leven.

Van beteekenis voor de Gereformeerde Kerkein is dit voorstel ongetwijfeld.

Hier immers wordt gezegd: hebt gij een kerkelijke school, die beantwoordt aan de eischen der wet, waarin naar den zin der wet hooger onderwijs wordt gegeven, dan kan zonder al te veel moeite de wettelijk erkende doctorale titel daar worden verworven en uitgereikt. Die doctorale titel draagt dan een zeker wettelijk, publiekrechtelijk karakter.

Ten tweede zijn noodig alleen behoorlijke voorwaarden tot opneming der leerlingen, die studenjen moeten zijn naar de beteekenis, die de wet er aan hecht, en een behoorlijke rechtspositie der docenten, die dan ook publiek den titel van hoogleeraren mogen dragen.

Ten derde zou dan gelden, om titels en graden v, oor inflatie te behoeden: wUt gij als kerk uw school daaraan niet laten beantwoorden, dan is uw school niet meer een school voor hooger onderwijs, zijn uw docenten geen hoogleeraren en mogen zij dien titel niet meer voeren, zijn uw studenten ook geen) studenten meer maar gewone leerlingen. Uw school is dan wettelijk absoluut gedegradeerd tot kweekschool, geheel gelijk staande met een kweekschool ten dienste van het lager onderwijs, haar docenten! zijn lOp publiek terrein gewone leeraren, haar studenten zijn kweekelingen, die als candidaten lomnen worden afgeleverd zooals kweekelingen voor de school.

Het uitgangspunt van de wet is: titels en graden regelt de staat, want titels en graden behooren tot het publieke terrein des levens, waarop de overheid haar orde en regel slelt.

Ten vierde moge hier worden opgemerkt, dat miet dat standpunt bij de bespreking der voorstellen, ^ die wij op kerkelijk gebied hebben te wachten, ongetwijfeld rekening mag worden gehouden.

Elier wordt een weg geopend tot beslissing van een vraa, gstuk, dat aan Synode's moeilijkheden heeft verschaft en nog wel eens zou kunnen, verschaffen. De indiening van dat voorstel brengt de in, de kerken aanhangige zaak op een geheel ander terrein daiiï waarop ze bij ons tot nog toe lag.

Misschien geeft onsi dit ruimte en verademing. Sommigen zullen het gevoel hebben, dat er in de zwoele, ietwat broeierige atmospheer ©en klep opengaat, die frissche lucht brengt.

De titels en graden dragen, vooral wanneer het gaat om den doctoralen titel, niet een louter kerkelijk karakter, zij hebben, hoewel er in dit peval geen stoffelifk neiang aan veraonaen ig, ook ë& d publieken kant in bet oog der wereld, voor staat en maatschappij.

Zou het niet schoon zijn, wanneer, met terzijdestelling van alle gevoeligheden, allen het over ©en oplossing in deze richting konden een|g worden en zeggen: als de richting en de inrichting der scholen YOlko-na^n intact wordt gelaten, grijpen wij deze oplossing aan, zullen nï? "^'lüke bezwaren zien , qp te ruimen, want daarmede Is tegelijl op Iferkelijk gebied een steen weggenomen, waardoor het broedérïijk samenwandelen wel eens is belemmerd?

Dan zouden wij echter hiervoor moeten ijveren niet als leden eener Gereformeerde Kerk; roa, ar als burgers van den staat en zou, hoe gering 'dan ook ih] veler oog, deze pudding geprepareerd zijn voor de politieke dischgenooten.

Welnu, dat zij voorzichtig moge worden gegeten ©n wel moge bekomen!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 oktober 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 oktober 1929

De Reformatie | 8 Pagina's