GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het Leerhoek.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Leerhoek.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

Het Leerboek heeft cén bepaalde dogmatiek tot leiddraad gekozen.

En nu hebben wij geen bezwaar tegen de bedoelde dogmatiek, maar wel daar tegen, dat, kwam^ dit Leerboek bij onze kerken in algemeen gebruik, andere dogmatische arbeid min of meer het stempel van het niet-offieiëele zou verkrijgen, op het tweede plan zou worden gesteld, min of meer in vergetelheid zou geraken.

Daarmede zouden onze kerken — over de manier, waarop Deputateii uit deze impasse denkea te komen, spreek ik in het vervolg nog wel — de gelofte afleggen van vrijwillige armoede.

Wij zien den toestand zóó in: óf de predikanten, die op belangrijke punten van de dogmatiek van wijlen prof. Bavinck verschillen, leggen dit Leerboek eenvoudig ter zijde, "gaan met het catechetisch onderwijs voort op de wijze, die zij gewoon zijn en dan mist voor de kerken, die zij dienen, de synodale arbeid alle waarde en had deze evengoed achterwege kunnen blijven, óf deze predikanten gebruiken het Leerboek wèl, maar bij de gemelde punten prenten zij het den catechisanten in, dat zij het daarin met Bavinck en alzoo met het Leerboek door de Synode aangenomen of aanbevolen, niet eens zijn en dikteeren daartegenover hun opinie. Dit kan ook uit paedagogisch oogpunt beschouwd niet anders dan als hoogst ongewenscht worden gekwalificeerd.

Het sticht venvarring.

Het kan op den duur zelfs dogmatische verdeeldheid scheppen, partijen in het leven roepen en konsolideeren.

Nu meene men niet, dat wij het zoo erg vinden, als zelfs jeugdigen ervan op de hoogte worden gesteld, dat over verschillende stukken 'der leer onder ons niet eenstemmig wordt gedacht.

Persoonlijk zijn wij zelfs van oordeel, dat zij hiervan behooren te worden onderricht, opdat het later niet ontnuchterend ware, wanneer zij van verschil in opinie aangaande deze dingen hooren.

Maar diep, zeer diep moet het bij hen orden ingegrift, dat wij het in den grondslag met elkander eens zijn.

Dien grondslag moeten zij vinden et Leerboek. in

Daarom moeten daaruit alle verschilunten, ook punten, welke door hun eenijdigheid tegenspraak kunnen uitloken, worden geweerd.

Voorts kan het dan aan den catecheet worden overgelaten, over die verschillen te handelen.

Maar de catechisanten zullen dan vanzelf den ndruk krijgen, dat deze van bijkomstigen aard zijn.

ishoofd-WaterinhetLeerboekstaat, aak.

En ook wanneer die verschillen ter sprake komen, oet de catecheet er zich steeds voor hoeden, dat hij niet zulke oprakelt, wejke speciaal wetenschappelijk, dogmatisch belang hebben.

Het is naar ons inzien niet onmogelijk, het Lieerboek zóó in te richten, dat daarin ons algemeen ongetvdjfeld Gereformeerd geloof tot uitdrukking komt.

Zelfs kan daarbij de struktuur en ook' veel van de uitwerking van dit concept-Leerboek worden behouden.

Het dient slechts gew^zigd te worden.

Het is veel te voortreffelijk, dan dat het aan den kant zou mogen worden gezet.

Hoe kunnen die wijzigingen worden aangebracht?

Wij willen dit met enkele voorbeelden aantoonen.

Eerst kiezen we daarvoor de vijfde vraag (waarbij wij het antwoord insluiten) van de zesde les. Daar heet het: „Hoe kuimen wij de namen Gods indeelen? " „In eigennamen, wezensnamen en persoonsnamen".

De kwestie van de indeeling der namen Gods is voor de wetenschappelijke theologie stellig niet van gewicht ontbloot.

Maar heeft zij dit gewicht ook voor de gemeente? Bepaaldelijk voor het zaad der gemeente?

Dit moeten wij met de meeste beslistheid ontkemien.

Spreekt de term persoonsnamen voor de Drieëenheid Gods zoo bijzonder toe? Of de term wezensnamen voor de eigenschappen, deugden of hoedanigheden Gods?

Volstrekt niet.

Het blijven voor haar termen.

Als het er op aankomt, gevoelen de opstellers van dit concept-Leerboek het ook.

Boven een drietal lessen (7, 8 en '9) schrijven zij: De Wezensnamen.

Maar spreken zij in die lessen nu ook werkelijk over de eigenschappen of deugden Gods als wezensnamen ?

Het lijkt er niet naar.

Alleen de eerste vraag van de negende les maakt er gewag van. Deze luidt: „Wat doen ons de wezensnamen Gods kennen? Zijn deugden en iedere deugd is de levende God zelf". Ook komt de term nog voor in de derde vraag van dezelfde les.

Doch dan verdwijnt hij voor goed.

Dan wordt hij vervangen door deugd of eigenschap.

( Nog sterker geldt dit van de personeele namen Gods.

Die term wordt alleen gebruikt in liet opschrift van de tiende les, maar in de les zelf valt er geen spoor van te ontdekken.

Zelfs wordt er niet gevraagd: „Wat verstaat gij onder de personeele namen Gods"? Doch al dadelijk wordt het zóó geformuleerd: „Wat gelooft gij van de heilige Drieëenheid"?

Verder wordt er wel bij herhaling gesproken van personeele eigenschappen, maar de term personeele namen wordt geheel en al losgelaten.

soneele namen wordt geheel en al losgelaten. Wat doen Deputaten praktisch en faktisch met de onderscheiding: eigennamen, wezenshamen en persoonsnamen?

Niemendal.

Gevoeglijk en beter kon dus boven de zesde les als opschrift worden gesteld: de namen Gods; boven de zevende, achtste en negende: de eigenschappen of deugden Gods en boven de tiende: de Drieëenheid Gods. Daarenboven kon dan de onderscheiding vervallen.

Een dogmatisch geschilpunt ware daarmee wegenomen.

De inhoud dezer lessen veranderde niet helminst.

Slechts een kleine formeele opóifering wordt van eputaten gevraagd.

Niemand zal beweren, dat daarmee 'iets onmoelijks wordt geëischt of dat het Lfeerboek daardoor ok maar iets van zijn waarde zou inboeten.

Een tweede voorbeeld!

Deputaten vragen hoede deugden of eigenschappen Gods worden ingedeeld.

Tweeërlei indeeling geven ze. Allereerst de ge-

114 bruikelijke in onmededeelbare en mededeelbare. Dan één, welke aan den eersten druk van Bavincks Dogmatiek is ontleend, maar in de latere •drukken niet meer voorkomt. Nu staat het aan de opstellers als wetenschappelijke mannen vrij deze keuze te doen. Doch handelen zij verstandig, die nu ook aan de jeugd op te dringen? Behoeven onze jongens en meisjes in dit wetenschappelijke geschil partij te kiezen?

Immers neen.

Daargelaten nog of het wetenschappelijk houdbaar is hier van indeeling te spreken, is het absoluut niet noodzakelijk een 'bepaalde indeeling te volgen, noch die van Bavinck in zijn eersten druk, noch die van Bavinck in zijn latere drukken, noch die van Kuyper, noch die van iemand anders.

Eenvoudig kan er worden gevraagd: Welke deugden of eigenschappen Gods worden er in de Schrift geopenbaard? Als antwoord kunnen er dan vijf, zes of zeven worden genoemd en daaraan kan worden toegevoegd: en nog tal van andere.

Vervolgens kunnen dan de eigenschappen of deugden Gods afzonderlijk worden besproken op de wijze, gelijk dit in het aangeboden Leerboek geschiedt.

Men ziet: ingrijpend is deze wijziging niet.

Het is alles simple comme bonjour.

Deputaten behoeven hun werk niet weer over te doen.

Alleen maar te herzien.

En dit groote voordeel wordt er door verkregen: de eenheid wordt onder ons gehandhaafd.

Het Leerboek wordt op dit punt voor ieder bruikbaar.

Een derde voorbeeld!

Dit betreft de orde des heils.

Daarover bestaat onder ons verschil, niet alleen in dogmaticis, alzoo op wetenschappelijk terrein, maar .ook in de gemeente.

Konden nu werkelijk Deputaten niet zulke vragen en antwoorden hebben opgesteld, waardoor dit verschil in het midden werd gelaten?

Moesten zij per se de zijde van Bavinck kiezen? Of anders van Kuyper of van wien dan ook?

Wij zien dat niet in.

Bekijken we 'de zaak eens nader.

In de eerste vraag van de 27ste les leest men: , jHoe wordt de roeping onderscheiden? In uitwendige en inwendige roeping."

Daarmee gaan we akkoord.

Doch niet met de tweede: Wat is de uitwendige roeping? De stem Gods, die tot ons komt uit de natuur en de geschiedenis, mitsgaders de aanbieding van het heil in de prediking des Woords". Daarbij wordt als'tekst aangehaald: attheus 22:14 „Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren".

Gaat het werkelijk aan bij de uitwendige roeping ook te noemen die, welke door de algemeene openbaring tot ons komt?

Houden we toch wel in het oog, dat hier, gelijk Deputaten zelf in de vorige les leeren, gehandeld wordt over de weldaden des heils.

Roept God ons nu door de natuur heil in Christus? tot het

Dat kunnen Deputaten zelf niet meenen.

Zij hebben hier het gevoelen van Bavinck zoo abrupt weergegeven, dat deze zelf die woorden nooit zou onderschrijven.

Trouwens, uit den tekst, welken zij als bewijsplaats bijbrengen, kan dit niet worden afgeleid.

Ook spreken Deputaten zichzelf tegen.

Onmiddellijk daarop toch laten zij volgen: Tot wie moet DIE uitwendige roeping komen? Tot iüle menschen. De Heere gebiedt: redikthet evangelie aan alle creature, 'Marc. 16:15."

Zij betrekken hier de uitwendige roeping derhalve uitdrukkelijk en uitsluitend op de prediking van het evangelie.

Een dogmatische konstruktie — en dan nog wel een foutieve — heeft hun hier parten gespeeld.

Met een geringe verandering is dit echter goed te maken.

Zij laten slechts de woorden „de stem Gods, die tot ons komt uit de natuur en uit de geschiedenis" vervallen, vervangen „mitsgaders" door „in" en... de zaak is volkomen in orde.

Nu over de inwendige roeping.

Daaromtrent wordt geleerd: „Wat is de inwendige roeping? De krachtdadige werkzaamheid des Heiligen Geestes, welke de uitwendige roeping, vergezelt".

Daarmee stemt ieder in.

Maar niet met het volgende: „Wat is de vrucht van de inwendige roeping? De wedergeboorte."

Volgens vele Gereformeerde theologen van naam werkt de inwendige roeping alleen dan, wanneer de uitwendige roeping wordt vernomen. Haar vrucht is niet de wedergeboorte, maar de bekeeriag.

Anderen denken er anders over.

Doch ook hier valt het niet moeilijk zich van partij-kiezen te onthouden.

Men kan daarbij op verschillende wijze te werk gaan.

Men kan of die laatste vraag geheel weglaten.

O f ook kan men bovendien nog de vorige a'ldus redigeeren: „Wat h de inwendige roeping? De onwederstandelijke (dit verdient de voorkeur boveiT.: krachtdadig) werkzaamheid des Heihgen Geestes, welke de uitwendige roeping vergezelt en waardoor het geloof wordt gewerkt."

Of men kan voor de laatste vraag in de plaats stellen: „Wat is de vrucht van de inwendige roeping? Het geloof".

Hierbij wordt dan in bet midden gelaten, of dit is het geloof als vermogen, dat bij de wedergeboorte wordt ingeplant of het geloof als daad, dat bij de bekeering openbaar wordt.

Natuurlijk moet er dan nog iets worden gewijzigd, om de volgende vragen hierbij te laten aansluiten.

Doch dat is alles behalve onoverkomelijk.

Ten slotte een vierde voorbeeld!

Dit geldt de nederdaling ter helle.

Daarover spraken we reeds in een onzer vorige artikelen.

Wij zagen, hoe het antwoord, dat Deputaten ontwierpen, aan tegenstrijdigheid lijdt.

Hiervoor zou van hen een eenjgszins grootere concessie moeten worden gevraagd.

concessie moeten worden gevraagd. Hier zou het antwoord van den Catechismus in verkorten vorm uitkomst bieden.

Het zou zóó kunnen: Wat beteekent nedergedaald ter helle? Dat mijn Heere Christus gedurende Zijn gansche lijden, maar inzonderheid aan het kruis de helsche smarten en kwelling voor mij heeft gedragen.

Vanzelf konden deze vier voorbeelden met tal van andere worden vermeerderd.

Wij vestigen slechts op de gewichtigste punten de aandacht.

Maar als hierop reeds zoo gemakkelijk een vergelijk kan worden getroffen, hoe licht zal dit dan niet bij de overige gaan?

We zouden dan een officieel Leerboek krijgen.

Het algemeen worden bevorderd. gebruik kon door de Synode

Het zou de uitdrukking zijn van ons geloof. aller

Het zou op geen punt in strijd komen met de Formulieren van Eenigheid.

Is dit den Deputaten niet betrekkelijk luttele opofferingen waard ?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 januari 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

Het Leerhoek.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 januari 1930

De Reformatie | 8 Pagina's