GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Orgel-raad.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Orgel-raad.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

In „De Heraut" gaf de bekende bouwkundige H. van der Schaar enkele beschouwingen over „Kerkbouw", in zes vervolgstukken. Het zevende is een naschrift daarop. Dat naschrift (Her. No. 2703) werd de aanleiding tot het schrijven over een onderwerp, waarvoor ik reeds lang eens aandacht had willen vragen.

Aanvankelijk meende ik, dat anderen wél iets erover te berde zouden brengen na het lezen van bovenstaand slotstuk. Nu ik daarin evenwel werd teleurgesteld, neme men het mij niet kwalijk, dat ik een vrij oogenblik benut om een oude koe — in casu een artikel van 10 November 1929 — uit de sloot te halen. Want al zou een alinea in een krant kmmen verdrinken in de _groote papierzee, de kwestie waarover het gaat, blijft urgent.

We lazen dan het volgende:

„Reeds eer artikel TI verscheen, mochten van. verschillende zijden bewijzen van belangstelling worden ondervonden; o.a. werd de aandacht gevestigd op den „Klokken-en Orgelraad". Het is wellicht goed, daarover reeds thans iets te melden."

Volgen enkele artikelen uit de Statuten van dien Raad, waaruit blijkt, dat zijn doel is het geven van advies betreffende klokken, klokken-

spelen en pijporgels, en waarin de regels voor de benoeming der leden worden opgenoemd.

Daarna wordt verwezen naar een instituut van dezelfde soort in deze woorden, en tusschen haakjes: „Naar verluidt, bestaat naast dezen Raad nog een soortgelijk adviseerend college, dat echter gelieerd schijnt te zijn met een of meer orgelfabrikanten."

Behalve enkele clausulen betreffende de werkwijze en de kosten (5 procent van de bouwsom van een orgel) vinden we hier de opmerking, dat . ook Gereformeerde Kerken aan den Klokken-en Orgelraad advies kunnen vragen.

Nu is dit niet onjuist, maar wel is het jammer, dat in een toonaangevend kerkblad op deze wijze partij getrokken wordt. (Om misverstand te voorkomen: bij geen van beide orgelraden ben ik op eenigerlei wijze geïnteresseerd.)

Indien het „soortgelijk adviseerend college" op de boven vermelde wijze gelieerd scheen te zijn, was het dan niet voorzichtiger geweest, eerst nauwkeurig inlichtingen in te winnen, óf eenvoudig het bestaan der beide raden zonder meer te vermelden, 'óf (indien men „officiëeliteit" als norm van vertrouwbaarheid neemt), over de nietófficiëele instelling te zwijgen? Met een aanduiding als deze is dat „soortgelijk adviseerend oollege" allerminst gediend. (Bedoeld is waarschijnlijk de Kerkorgelraad, bestuurd door de heeren Frans Hasselaar, S. P. Visser, A. Alt, T. Telman en Jan Zwart.)

En ook de kerken hebben er weinig aan.

Overigens is het de vraag, of het gewenscht is onze Gereformeerde Kerkeraden zonder meer te verwijzen naar de hestaande orgelraden, welke dan ook. We ontkennen niet, dat ze zich van hun advies vaak moeten bedienen omdat het niet anders kan, en het dan in het belang van de kerk is. Het komt echter voor, dat bij' colleges, waarvan de leden óf geheel, óf gedeeltelijk buiten onze Gereformeerde Kerken staan, raad gezocht wordt, terwijl men even degelijke adviezen 'iiit eigen kring zou kunnen krijgen. Een dergelijk opzij schuiven van ter zake kundigen wier belangelooze diensten men overigens soms als vanzelfsprekend aanvaardt, dient allerminst gepropageerd te worden.

ledere verwijzing naar adviseurs inzake orgelbouw — hetzij organisten individueel, hetzij daarvoor ingestelde organisaties — beginne met de kerkeraden — nog beter misschien de commissies van beheer — eraan te herinneren, dat ze zich eerst ter dege dienen te overtuigen, of geen daarvoor in aanmerking komende functionarissen of colleges (bijv. organistencollege of een commissie van vakkundigen daaruit) worden voorbijgegaan. In elk geval dienen zij, die geregeld met hun muzikale gaven de gemeente dienen, geraaidpleegd te worden vóór men zich in verbinding stelt met welken raad ook. Zelfs al wil men zich niet enkel op hen verlaten, toch dienen ook „matige" organisten vooraf gekend te worden in de voorzieningen die „hun" instrument aangaan, i.e. van wie(n) men vakkundig advies wil vragen. Als regel heeft een organist die als zoodanig maar matigjes voldoet, van „orgelvraagstukken" meer verstand dan de meeste leden van de Commissies van Beheer, hoe knap ze verder mogen wezen.

Er wordt op het gebied van advies bij orgelbouw vaak allerzonderlingst met de belangen van de kerken gesold. Vaak uit onwetendheid, dat is zoo. Waar goede leiding ontbreekt worde voorlichting gezocht in wijder kring. Maar niet eerder.

Waarschijnlijk heeft de opsteller van het be­ wuste „naschrift", wiens artikelenreeks we oveirigens met genoegen lazen, niet gedacht, dat hij daarmee aanleiding gaf tot het aanroeren van kwesties als deze.

Echter is het niet dit, dat ons het meest frappeerde.

De slotzin van het eerste gedeelte doet in dubbelen zin „de deur dicht". Maar die bewaren

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 februari 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

Orgel-raad.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 februari 1930

De Reformatie | 8 Pagina's