GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het parapsychologische „bewijs” voor het historisch bestaan hebben van Jezus.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het parapsychologische „bewijs” voor het historisch bestaan hebben van Jezus.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In „De Stroom" (vrijzinnig) schrijft Felix Ortt:

Deze gedachten liwamen bij mij op na lezing van den parapsychologischen brief van Drs W. H. C. Tenhaeff in de „N. Arnh. Courant" (no. CLXXV), waar de schrijver in vervolg op een beschouwing over de verschijnselen van de bekende gestigmatiseerde van Könnersreuth, Theresia Neumann, verslag geeft van haar „glossolalie" t.o.v. tafereelen uit de evangeliegeschiedenis, die zij in den geest heeft bijgewoond. Daarbij hoort zij Arameesch, d.i. de spreektaal in Jezus' dagen, die zeer weinig bekend is en die tegenover het klassieke Hebreeuwsch zich verhoudt als het Hoogduitsch tegenover het Nederlandsch. Het schijnt aan geen twijfel onderhevig, dat Theresia Neumann in den extatischen toestand Arameesch naspreekt. Drs Tenhaeff geeft nu in het aangehaalde opschrift o.a. de Kruiswoorden weer, zooals zij die verstond, deelt ook mede, hoe zij het tooneel als van nabij meemaakt en aanschouwelijk weergeeft, vermeldt ook dat zij van sommige onderdeelen een andere voorstelling geeft dan het evangelieverhaal. Op grond van dit laatste feit weigert Drs-Tenhaeff aan te nemen, dat wij hier te doen hebben met een geval van negatieve herinneringsstoomis (dus van opdoemen van verloren kennis).

Hierna haalt de schrijver volgende passage uit den brief van Drs Tenhaeff aan:

„Er zijn onderscheidene argumenten welke pleiten tegen het denkbeeld, dat we hier met vergeten herinneringen te doen hebben, hierbij in aanmerking genomen dat Theresia een totaal ongeletterd hoerenkind is, dat zich nauwelijks behoorlijk in haar eigen taal (waarvan zij een dialect spreekt) weet uit te drukken. Het denkbeeld dat zij ooit in haar leven philologische werken zou hebben ingezien, wordt dan ook algemeen verworpen, daarbij in aanmerking genomen, dat men geen geschriften kent waarin haar Aram.eesche zinnen letterlijk voorkomen.

„Men heeft natuurlijk ook aan telepathie gedacht. Deze hypothese kan men eenigszins volhouden wanneer zich in haar nabijheid kenners van het Arameesch bevinden.

„Zij spreekt echter ook Arameesche woorden na, wanneer er niemand in haar nabijheid is, die Arameesch kent. Men kan nu zeggen, dat zij dan nochtans in telepathisch contact staat met een kenner van het Arameesch, ofschoon zij zich daar niet bewust van is, gezien het feit, dat de afstand tusschen afzender en ontvanger erbij het telepathische experiment niet toe schijnt te doen.

„Ik ben van meening, dat een dergelijke hypothese in de eerste plaats een zeer gezocht karakter begint te dragen, en dat bovendien de experimenteele telepathie ons geen recht geeft ons hier op de telepathiehypothese te beroepen.

„Wie proeven op het gebied der gedachten-overdracht heeft genomen, weet uit ervaring, dat het ongemeen lastig is vlot woorden en zinnen over te brengen. De resultaten, bij Therese verkregen, zijn „te mooi" om met behulp der telepathie-hypothese te worden verklaard.

„Hoe moeten wij deze dan trachten te verklaren?

„Naar mijn meening is het niet uitgesloten, dat we hier met een soort van helderziendheid en helderhoorendheid in het verleden te doen hebben, met een vorm van z.g. psychometrie. Ik heb bij herhaling opgemerkt, dat z.g. psychometrische sujetten bij het betasten van een voorwerp niet alleen gezichtshallicunaties krijgen, doch ihede gehobrhallicunaties.

„Nemen wij daarbij in aanmerking, dat zij volstrekt niet altijd een voorwerp noodig hebben om hen de tijdsbaan te doen volgen, dan hebben-wij met deze gegevens m.i. een stramien in handen gekregen, waarop voortbordurende-wij een redelijke verklaringshypothese kunnen opstellen voor de verschijnselen van glossolalie, zooals men deze bij Theresia Neumann en dergelijke waarneemt."

Na dit citaat uit het opstel van Drs Tenhaeff gegeven te hebben, besluit Felix Ortt zijnerzijds:

Het komt er dus op aan, hoe deze parapsychologische feiten verklaard moeten worden. Afgescheiden van elke beteekenis die zijn verklaring uit theologisch oogpunt hebben kan, meent Drs Tenhaeff op zuiver parapsychologisch-wetenschappelijke gronden, dat de (overigens bekende en vastgestelde) eigenschap der psychometrie de eenige aannemelijke verklaring kan opleveren.

Dat wil dus zeggen, dat de parapsychologisch begaafde persoonlijkheid (d.l. Theresia) in haar geest zich verplaatst langs de tijdsbaan tot op 1900 jaar terug, en daar een sensatie krijgt van hetgeen toen inderdaad gebeurd is, te hooren, te zien of te voelen was.

Dat zulk verplaatsen in den geest mogelijk is, staat vast. Dat deze mogelijkheid zich hier voordoet, is hypothese, doch is een hypothese waarvan de mogelijkheid in het algemeen bewezen is. Zoodat ze uit wetenschappelijk oogpunt zeer zeker aandachtige overweging verdient, te meer waar tot dusver elke andere wetenschappelijk-verdedigbare hypothese ontbreekt.

Maar, wanneer men deze psychometrische gave in Theresia aanvaardt, sluit dit tevens in, dat inderdaad het langs parapsychologischen weg waargenomene, dus de historiciteit van den gekruisigden Jezus en de door hem gesproken woorden, werkelijkheid is.

In elk geval, hoe men ten slotte ook hierover denken moge, behoort voortaan met deze lijn van bewijsvoering rekening gehouden te worden.

Ik merk op, dat men hier wel kan zoeken naar een bewijs voor de historiciteit van Jezus, maar dat het „bewijs" niet aanvaard zal worden door wie het niet in het bijbelsch verhaal zelf gelegen acht. Want kracht van bewijs heeft Therèse niet. Zoodra men maar aan één van haar analoge uitingen twijfelen zal (men vergeet toch niet, dat ze ook zeer specifiek roomsche dingen naar voren brengt? ) is voor wie zulke „bewijzen" noodig heeft, en toch critische keur uit het materiaal zal doen, de twijfel weer bovengekomen, en heeft hij vasten voet gekregen. Het eenige bewijs is het Woord, dat zelf zegt, geen menschelijk bewijs te willen geven of iets van dien aard. Het Woord met zijn auto-pistie.

Over de praedestinatie en Vondel.

In „De Stroom" schrijft dr A. C. S. de Koe over Vondel als hekeldichter. In het slot wordt een bekend motief opgehaald:

Eri duidelijker dan ergens is die deernis te vernemen in „Decretum Horribile", waar een heel teere en fijne toon zich telkens verheft boven de rauwe en harde klanken, waarmee de leer der praedestinatie wordt gehekeld. Haast onduldbaar schril is de voorstelling van de wanhoop der Moeder, bekommerd om de vraag wie van haar pasgeboren tweeling wel ter verdoemenis mag voorbeschikt zijn. We vragen ons af of hier de grenzen der kunst niet overschreden zijn. En dan komt plotseling de overgang naar het slot: een beeld van loutere lieflijkheid, dat dan toch weer besloten wordt door een regel, waarin de felheid der satyre niet is verloren gegaan maar ontspannen tot humor.

Mijn kraemsiel, sijt getroost, ghij hebt op uwe sij Jehova, die uw saed al meer bemint, als ghij. Hij heeft sijn hartebloed, voor uwe vrucht, vergoten En teeckentse in den boeck der saelge bondgenooten, De hemel is haar erf, hij locktse, met sijn stem. Hij saemeltse, in den schoot van 'tnieu Jerusalem, Veel liefelicker als een' klockken, met haer wiecken, Beschaduwt en beschermt het ongepluymde kiecken. De waerheyt is oprecht: sy hoeft geen' plondergrijns. Sij toont u 't Paradijs, en d'eer des Cherubijns: Dat syn de sieltjes, daer uw' siel om was verlegen: Die sich, als Duyven, op hun' witte schachtjes, weegen: Veel witter als de melck, die uit uw tepels springht. Sij weyen in het goud en hemelsblau, hoe blinckt Hun' kuyf en sachte pruyck^), van ingevlochte [steenen. Van d' ongenaeckbre son der eeuwigheyd bescheenen Dit hangwieckt, en dat swaeyt den triomfanten palm. Een ander tockt de snaer, en weckt yvoiren galm, Een ander blaest de fluyt, een ander gouden nooten • Uit rosebladen leest, een ander onverdroten Eet mann', een ander lept der Englen leckernij, Een ander lacht, om Bezaes kinderketterij.

De kraamvi'ouw troosten, ja zeker; maar men vergeet te veel, dat Vondel terecht gekomen is bij een dogma (van Rome) dat aan het ongedoopte kind de zaligheid ontzegt, wanneer het water (van den doop) een paar minuten te laat kwam, en de dood van het kind evenzooveel minuten te vroeg. Dan had de doopsleer van Calvijn, den onbekende, toch een troost, die rijk is en groot.


^) Pruyck beteekent in de 17de eeuw nog , , haar".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 mei 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

Het parapsychologische „bewijs” voor het historisch bestaan hebben van Jezus.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 mei 1930

De Reformatie | 8 Pagina's