GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De uitvoering van de Nederlandsche Bachvereeniging in de Ronde Luthersche Kerk te Amsterdam, op 27 Januari 1931.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De uitvoering van de Nederlandsche Bachvereeniging in de Ronde Luthersche Kerk te Amsterdam, op 27 Januari 1931.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Al bijna tien jaar lang heeft bovengenoemde vereeniging getracht (en het moet gezegd met succes) Bach's werk bekend te maken en niet geaarzeld om werken, die om hun bizondere moeilijkheden of wegens de groote onbekendheid zoo goed als nooit werden uitgevoerd, op haar programma te plaatsen. Dit keer was de keuze ^gevallen op Bach's „Magnificat" en Handels' „The Dettingen Te Deum". Het „Magnificat" of de lofzang van Maria (Lukas 1:46—55) is door zeer veel componisten, vaak op zeer veel manieren op muziek gezet, door sommigen zelfs tot honderdmaal toe, en in de Roomsche kerk was de hymne zeer geliefd. De Luthersche kerk aanvaardde de hymne ook en bij het kerstfeest moest het Magnificat ten gehoore worden gebracht. Twee verschillende composities heeft Bach gemaakt op dezen tekst, waarvan er echter maax één bewaard is; de eerste bewerking, als sopraanaria, wordt vermeld door den bekenden Bachkenner Rust, die in 1855 de compositie heeft ingezien. Nadien is echter deze compositie spoorloos verdwenen. De tweede bewerking is in twee exemplaren tot ons gekomen. Het oudste dezer twee exemplaren is door Bach geschreven in het eerste jaar van zijn verblijf in Leipzig en staat in Es groot. Het is uitgebreider dan het tweede exemplaar, dat in D groot staat en waarin o.a. niet voorkomen een viertal kerstliederen, die waarschijnlijk werden gezongen door een klein koor geplaatst tegenover het groote koor. Het tweede, later door Bach geschreven exemplaar, mag geacht worden het best zijn intenties weer te geven, immers Bach zelf heeft daar zijn vroeger werk gecorrigeerd.

Het werk begint met een schitterende orkestinleiding, waarin de trompetten een belangrijke taak te vervullen hebben, bij deze uitvoering op uitstekende wijze vertolkt evenals de trornpetsoli in Handels The Dettingen Te Deum.

Het koor valt dan in met zijn in alle stemmen herhaalde jubelkreet „magnificat", waarmee de twee volgende soli een treffende tegenstelling vormen. Op het rustige, stille', innige „Et exultavit" vain de tweede sopraan, door To vam der Sluijs, die veel te genieten gaf, op prijzenswaardige wijze weergegeven, volgt het weemoedige „Quia respexit" van de eerste sopraan, welke partij in Anna Stronck— Kappel een zeer waardige vertolkster vond.

Deze beide soli zijn van zeer ongemeene schoonheid. Spitta schrijft ervan: „es ist das Bild der Mutter Gottes, welches den Tondichter begeisterte. Kaum dürften reine Jungfraülichkeit, Anmut, schüchtem empfundenes Glück je zu vollendeterem Ausdruck gekommen sein, als in diesem gleichsam ins Musikalische übersetzten deutschen Madonnenbilde". Nog is de solo niet uit, of het koor, dat in het geheele werk vol gloed en vuur is, valt in met zijn „omnes generationes". Van groote schoonheid is ook de aria voor aJt en tenor (door Annie Woud en Georg Walter weergegeven) no. 6: „Et misericordia", waarin Bach op het eind gebruik maakt van het zelden aangewende geaspireerde staccato.

Het koor bezingt nu o_p indrukwekkende wijze de macht des Heeren, die de trotschen verstrooit, waarna door een tenor-en altsolo wordt wesirgegeven het ledig wegzenden der rijken en het verhoogen der armen. De eerste aria schildert het van uit menschelijk gezichtspunt bekeken, men voelt er in een zekere genoegdoening over dit gebeuren, de tweede echter in E-dnr geschreven, legt den nadruk op het vertroosten der armen en elke gedachte aan hoon van de-rijken is hier ver. De twee fluiten vormen in deze alt-aria een wonderschoon geheel met de zangstem; de fluitisten C. Kwant en P. v. d. Hurk moeten zeker met lof worden genoemd voor de uitstekende weergavie van hun partij in deze en ook in andere soli.

'Christus is in de wereld gekomen om te lijden en te sterven en dat mag zelfs niet vergeten bij zijn geboorte, al dadelijk moet daar de aandacht op gevestigd. Als een droeve aankondiging van dit lijden laat Bach, in de begeleiding van het driestemmige „Suscepit Israel" met de hobo de sombere oude koraalmelodie klinken: Mein Seel erhebt den Herrn". Een korte koorfuga leidt naar het slotkoor, waarin Bach weer teruggrijpt naar zijn beginthema, om dat nog eens in al zijn pracht ons voor te tooveren.

Evenals het Magnificat, is ook het „Te Deum", het zoogenaamde Ambrosiaansche lofgezang, waarmee de kerk God dank bracht voor buitengewone zegeningen, door zeer veel componisten op muziek gebracht. Handel heeft behalve het „Dettingen Te Deum", het , , Utrechtsche Te Deum" en een drietal Te Deums in B-dur, A-dur en D'-dur geschreven. De aanleiding tot het vervaardigen van het Dettingen Te Deum, was de o-verwinning door den Engelschen koning George II met het pragmatieke léger op 27 Juni 1743 behaald. In Engeland was een Whig-ministerie in de plaats gekomen van den vredelievenden Tory minister Walpole. Krachtig tradi Engeland nu op ten gunste van Maria Theresia in de Oostenrijksche successieoorlog. George II zelf stelde zich aan het hoofd van het pragmatieke leger, dat uit de Nederlanden in 1743 opbrak naar den Main. De bekwame Fransche generaal Noailles dreef echter het pragmatieke leger terug naar het westen, tot George II bij Dettingen stand hield en den vijand afwachtte. Ondanks de _groote dapperheid, waarmee de Fransche cavalerie optrad, hielden de Engelsche troepen stand en wisten alle aanvallen af te slaan. Men schreef George II een persoonlijk aandeel toe in den strijd; de gevolgen van den onbeslist gebleven slag waren zeer gewichtig, want de Franschen ontruimden Duitschland. Er was dus wel reden voor het Engelsche volk om verheugd te zijn. Ook Handel de gevierde hofcomponist van George II had reden tot dankbaarheid, immers hij mocht zich verheugen in de voltooiing van zijn meesterwerken, de oratoria Israël, Messias, Samson en Judas Maccaheus. Om de dankbaarheid en de vreugde van heel het volk tot uitdrukking te brengen had Handel dan ook niet als andere componisten, kanongebulder en klokgebeier, of zooveel mogelijk en zoo groot mogelijke militaire muziekcorpsen noodig, maar hij weet met trompetten en pauken afgewisseld door houten blaasinstrumenten en violen er op onvergelijkelijke wijze uitdrukking aan te geven. De motieven van de inleiding stemmen tamelijk wel overeen met die welke Bach gebruikt in zijn inleiding tot het Weihnachtsoratorium. Het koor, dat nu volgt doet d'e profane vreugde overgaan in hoogere, religieuze stemming. Kretschmar acht dit gedeelte zoo indrukwekkend, dat slechts Brahms in zijn inleiding tot zijn Triumphliedjes het benaderd, maar zeker niet overtroffen heeft. Veel uit het Dettingen Te Deum herinnert aan andere werken van Handel, zelfs heeft hij het werk van een anderen componist benut, namelijk het Te Deum van F. A. ürio. Handel vraagt zich niet af of de denkbeelden oorspronkelijk zijn, maar of ze doelmatig zijn. En het moet gezegd, dat Handel het tot een schoon geheel heeft weten te vormen. Dat het werk op uitstekende wijze werd vertolkt, evenals Bach's Magnificat, is een feit, dat nauwelijks behoeft te worden vermeld, immers als de Nederlandsche Bachvereeniging een uitvoering geeft is alles zoo goed mogelijk verzorgd. Een bijzondere vei-melding verdient de wijze, waarop door Max Kloos de verschillende bassöli werden weergegeven, het behoorde tot het schoonste wat dezen avond viel te genieten. Wegens ziekte van Evert Cornells, de dirigent van de Ned. Bachver., stond het geheel onder leiding van den organist der Bachvereeniging, Anton van der Horst, die evenals Evert Cornells er naar streeft om zoo nauwkeurig mogelijk de intenties van den componist weer te geven, met vermijding van alles wat ook maar zweemt naar effectbejag. De leiding bleek ook bij Anton van der Horst in goede handen, 'tis dan ook niet om hem onaangenaam te zijn, dat we eindigen met den wensch, dat Evert ComeHs, geheel hersteld, weer spoedig de leiding op zich zal kunnen nemeni. Bussum.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 februari 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

De uitvoering van de Nederlandsche Bachvereeniging in de Ronde Luthersche Kerk te Amsterdam, op 27 Januari 1931.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 februari 1931

De Reformatie | 8 Pagina's