GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Over het Beschrijven van Muziek.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over het Beschrijven van Muziek.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

HL

Ik ken dan toch één proeve van herscheppende muziekbeschrijving, die volmaakt is, voorzoover dat hier beneden kan. En die waarlijk een bepaalde compositie nazingt. Kent ge Guido Gezelle's

't Er viel 'ne keer een bladtj en op het water 't Er lag 'ne keer een bladtjen op het water En vloeien op het bladtje dei dat water En vloeien dei het bladtjen op het water En wentel-winkelwentelen in 't water Want 't bladtjen was geworden lijk het water Zoo plooibaar en zoo vloeibaar als het water enz ?

Geen poëzie voor de Dorbeen's en de Van Naslaan's, geen „spreken aan de haard met ernst en met verstand"! Dit is voor de groote „kinderen", die zich nog kunnen verlustigen in de liefelijkheid van het natuurdétail, die nog niet verdogmatiseerd, verpolitiekt en verzakelijkt, die nog niet veriitteratuurd zijn. Het vers is even onnuttig en onredelijk als de glimlach van uw kindje. Dank God ervoor!

Maar-terzake. Een bijna ideale proeve van b.erscheppende muziekbeschrijving? Ja, want Gezelle teekent bij dit vers aan: „Herinnering aan. Beethovens Septuor". En aan het artikel over Gezelle van W. Kramer in Opwaartsche Wegen, 8e Jaargang, aflevering 3, bl. 123, ontleen ik de noot: „Het Adagio is het waarschijnlijkst het deel, dat Gezelle geïnspireerd heeft. In de bas is het motief „het water" als 't Ware te hooren, in het partituur aangegeven door zijn twee noten, die telkens verbonden zijn door een legato-boogje en één staccato-punt. Eerst is de phraseering van de • bas streng gescheiden, en daarover vloeit de melodie. Later vervloeit de bas met de melodie, maar men hoort nog hetzelfde gekabbel".

Zien we nu, of inderdaad de beide trekken, die we onder II noemden, elkander hier ontmoeten. Ten eerste de keus. Die blijkt reeds préalabl© geweest te zijn; de aard der compositie noopte Gezelle (onbewust natuurhjk) tot positie kiezen in de beweging; daaruit moet de stemming waarneembaar zijn. Dat echt-Beethovensche spelen, di© geheel eigen variatiekunst, riep bij Gezelle visueele indrukken wakker. Ook andere? Allicht, doch als een echt kunstenaar nam hij het voornaamste en liet het andere los. Zijn tweede keus was dus het afscheiden van al 'tniet-visueele. —'WM zag Gezelle? Wat zou hij zien anders dan natuur? Muziek van Beethoven, speelsche natuurmuziek, beluisterd door Gezelle, verwacht ge het anders? Hij ziet een blaadje op 't water v a 11 e n en 1 i g g e n' (dit herinnert aan 't wisselen van tonica en dominant) en nu begint het tafereeltje. De hemel hoort erbij en komt er ook bij. Maar ook verdere stoffage: een kringelend vischje, 'Hruivend riet, 'bloemetjes aan de kant enz.? Neen, ziehier de keus: de in beginsel zoo een-voudige muziek noopt Gezelle tot het enkele beeld: het spel van het bladtjen en het water. Ongeloofelijk, hoe durft hij, dat spot toch met... I Ja, een dichter durft..; en wat moet die droefgeestige kop van Gezelle geglimlacht hebben, toen die woordenmuziek (ge§n afcelig-eeazijdige tachtiger woordmuziek) uit zijn ziel kwam ruischen, even af, speelsch en natuurlijk als het model. Kan een keus strenger zijn en beter worden volgehouden.? De dichter krijgt bij zoo'n volgehouden vers alle verstandige menschen tegein zich en zou dit vandaag nog krijgen, indien hij nu eenmaal niet Gezelle was!

De tweede eisch was: de herschepping moet geen muziek noemen, doch muziek zijn. Oordeel zelf: hier geen ode aan de muziek, geen beeldspraak van „z'is als de zee" enz., geen beschrijving van' een ontroerd of sidderend neerzittend mensch... Gezelle ziet geen uitvoerenden, hoort geen toneui, ziet geen noten, hij zit aan de waterkant, de hemel blikkert hem in dat op 't bladtje vloeiend water in de oogen, dat deint en wisselt, drijft boven, duikt ónder... ' '

't Er viel 'ne keer een bladtjen op het water 't Er lag 'ne keer een bladtjen op het water.

Maar zoo eindigen, is wreed! Kunnen we van de muziekrecensent, van de muzikale essayist yerlangen, dat hij ons slordigjes-weg op zulke Gezelliaaatjes tracteert? Neen immers. Wie vruchtbaar wil werken, moet mogelijkheden aanwijzen. Logisch hebben we dus tot slot eenige wenken, te geven voor de pr act ijk der muziekbeschrijving.

De muziekrecensie in het dagblad heeft een hybridisch karakter. Niet alleen de aard, maar ook de keus en de uitvoering der nummers, de praestaties van dirigent en solisten, de indruk op het publiek enz. vragen aandacht. Notenvoorbeelden staan den journalist niet ten dienste, historisch© uitweidingen zijn nauwelijks mogelijk, technische termen slechts in beperkte mate bruikbaar, tijd en ruimte krap toegemeten. De verklarende muziekbeschrijving is in het nadeel. Vandaar, dat er een duidelijke neiging tot herscheppend© beschrijving ^.ji de dagbladrecensie valt waar te nemen. De journalist begeeft zich dus dagelijks ambtshalve op glad ijs.

Hoe redt hij zich? Betrekkelijk gemakkelijk. Er is in de loop der jaren een slechts langzaam veranderend muzikaal-aesthetisch jargon ontstaan met tedaiische, historische en litteraire bestanddeeleoi', dat „men" leert indien „men" leest wat „men" schiijtt. Een onderzoek naar dit jargon zou een omvangrijke studie vereischen, maar de uitkomst zou zijn, dat dit hedendaagsch jargon impressionistisch georiënteerd is. Hier zit de kern. De journalist moet zich bewust worden van de noodzakelijkheid eener keus, want zonder keus geen karakteristiek. Hij moet in zijn beknopte weergave het hart der zaak leeren treffen; dit is niet enkel intuïtie, hij kan zich afvragen: wat is primair, de stemming of de beweging ? En daarna: waar ga ik zetelen, in het visueele, het acoustische, het „materiëele", het geestelijke? Door hierop scherp te letten oefent hij zich en... verhoogt hij meteen het algemeene peil, want men schrijft over het algemeen „impressionistisch", d.w.z maar raak. Het komt er voor de recensent op aan, de bestanddeelen der dagbladrecensie goed uit elkaar te houden en in elk bizonder geval tegen elkaar af te wegen. Ondanks de haast kunnen zelfs zóó juweeltjes van journalistiek ontstaan. Lager stelle men het ideaal niet.

En nu het essay. Ook hier is de herscheppende muziekbeschrijving bijkomstig; hoofddoel is het behandelen van figuren, toestanden, stroomingen, scholen enz. Het muzikaal essay is eigenlijk ©en „breeder terugkomen" op kwesties, die in de dagbladrecensie slechts konden worden aangestipt. Ik noem drie namen van jongere essayisten: Willem Pijper, Lou Lichtveld, Matthijs Vermeulen. Van de laatste verscheen b.v. „Het Klankbord" in De Vrije Bladen, Aug.-Sept. 1929. Uit het artikel „De dubbele Bach" citeeren we een staaltje van muziekherschepping:

„In de grage stilte en onder het licht, dat niet bewoog^ kwam do H-moU suite. Zeven fluiten met haar koelen toon verluchtigden de vele violen, die men.waarnam als door een transparant van kristallen. Er lag heimwee over deze feestmuziek, een zacM verlangen, dat men niet bepalen kon. Het lag in de kleur der tonaliteit, het lag in het vogelen der fluiten, in het onstilbare opzweven der melodieën, in de rank verstrengelde rhyüimen, in het geresigneerde gonzen der vulstemmen. Het klonk alsof men om veel getroost moest worden" enz.

Dit is nu ongeveer het best© van wat geschreven wordt. En hoe zwak is het, ondanks zekere litteraire allure! Wat zit het vast aan de omstandigheden! Tweemaal wordt de illusie gestoord door een „alsof", eenmaal de onmacht b©l©d©n van het niet kunnen bepalen. Het symbolisch getal zeven moet en passant een indrukwekkendheidje afstaan. En nu gaat hij het onbepaalbare toch bepalen, het lag n.l. in a, in b, in c èn in d...! Hier past nuchterheid; dit is geen litteratuur, dit is muzikantenproza. Het is de oude kwestie: de schrijver kwam niet los en koos niet. En het ergste is, juist in dat na elkaar noemen van wat ongeveer gelijktijdig ..gehoord werd, tracht hij de voortgang der muziek te suggereeren! Dit is bijna litterair bedrog.

Het wordt tijd, dat over de muziekbeschrijving meer wordt nagedacht; dit soort litteratuur z^ er beter en ook veelvuldiger van worden ©n de muziek „zelve" (zou Jacob Geel zeggen) zal er bij winnen.

Rotterdam.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 april 1931

De Reformatie | 6 Pagina's

Over het Beschrijven van Muziek.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 april 1931

De Reformatie | 6 Pagina's