GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Recht en billijkheden”. (Over goud-clausule c.a.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Recht en billijkheden”. (Over goud-clausule c.a.)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

I. Op het eerste gezicht lijkt „De Reformatie" niet het blad, waaraan men direct denkt, indien men een bespreking over vraagstukken als goud-clausule e.d. wil beginnen. Inderdaad heeft het vraagstuk zooiveel kanten van zuiver technischen, n.l. wettelijken en economischen, aard, dat andere bladen zich beter leenen tot een meer gedegen behandeling. Een breede bespreking van die technische kanten van het vraagstuk is dan ook hier niet bedoeld.

De aanleiding tot de publicatie van de hier volgende beschouwingen is gelegen in een verslag van een vergadering, waarin een zeer bekend econoom uit ons land O'.a. de goud-clausule behandelde en zich voorstander daarvan toonde. In het debat is toen door een „onzer" gezegd, dat juist door de rede van den inleider de goud-clausule ca. hem antipathieker was dan odït. Het door mij gelezen verslag was niet uitvoerig; er betaamt dus eenige voorzichtigheid in de beoordeeling van het standpunt ook van den hier bedoelden debater. Voorzichtigheidshalve noem ik daarom zijn naam nog niet. Evenwel, als deze debater zich aldus uitspreekt, mag worden aangenomen, dat zijn antipathie ook gegrond is op, wat wij zouden kunnen noemen, ethische bezwaren, ontleend aan de geopenbaarde wet van God.

Als deze grondslag aanwezig zou zijn en dus het Christelijk standpunt, dooT dezen hooggeachten debater ingenomen, liem tot zulk een visie en uitspraak dringt, dan mag het gewenscht heeten te dien aanzien klaarheid te krijgen. Want het is niet te boud gesproken, indien men stelt, dat velen, die mèt dezen debater niet anders willen dan in al hun gedragingen zich richten naar de wet Gods, van hem verschillen in de appreciatie van de goud-clausule, ca. Tegenover zijn antipathie is bij anderen, waaronder ikzelf, nog wel eenige sympathie aanwezig voor hetgeen men, nu gemakshalve, onder den verzamelnaam „goud-clausule" samenvat en die zelfs meen en, dat het (ongeschreven) recht en de billijkheid daardoor gediend woxden, terwijl dat recht en die billijkheid worden geschonden, indien men zich volkomen afzijdig tegenover zoo'n goud-clausule ca. stelt.

II. a. Alvorens de merites en aanvaardbaarheid van zoo'n goud-clausule ca. te kunnen bespreken, is het goed, eerst eenigszins te omschrijven, wat men met dit alles bedoelt, omdat anders zoo licht het gevaar hestaat, dat men langs elkaar heen praat.

De bovenbedoelde spreker besprak de vraag, of men in hypotheek-acten en soortgelijke overeenkomsten een goud-clausule moest opnemen.

In vroegere jaren (d.w.z. vóór 1914) dacht men vrijwel niet aan dit onderwerp. De belangstelling daarvoor is eerst ontstaan, toen in, maar vooral na den oorlog, de eene valuta na de andere duikelde. Men heeft aan die vermindering van "de waarde van de munteenheid verljonden het woord „inflatie". (Over deflatie zal ik, om nu niet te uitgebreid te woTden, hier maar niet spreken.)

Zulk een inflatie heeft men in haar heftigsten vorm gezien, o.a. in Duitschland, waar de Reichsmark in enkele jaren waardeloos is geworden. Iemand, die in 1913 een schuld aanging, kon, in 1923 die schuld aflossen met een bedrag, dat in R.M. uitgedrukt, wettelijk een evengroot cijfer vertegenwoordigde, terwijl de innerlijke waarde van die 'som op de beide genoemde tijdstippen evenveel verschilde als de werkelijke waarde in 1913. De schuldeischers werden dus in zoo'n geval naar huis gestuurd met een aantal R.M., die alle koopkracht verloren hadden, die men daarom kon weggooien en practisch ook heeft weggegooid. Daartegenover hielden de geldnemers een eigendom over, vrij van elke schuld, terwijl dat goed zelf zijn economische waarde behield. De functie van die goederen in het economisch verkeer kon dezelfde gebleven zijn; hun waarde, thans uitgedrukt in diezelfde bijna waardeloo'ze Tl.M., kon een 'fabelachtige hoogte bereiken. De schuldeischer verarmde; de debiteur werd de „grand seigneur", maar een seigneur van somtijds nog onaangenamer gehalte dan vele O.W.-ers uit de jaren 1914— 1918. De z.g. revalorisatie, door de Duitsche re^ geering toegepast, heeft maar ten deele geholpen; ze is bovendien onzeker; men kan daaraan geen gedragslijn voor de toekomst vastknoopen.

Wat geweest is, kan zich herhalen. Niemand zal beweren, dat b.v. Duitschland niet opnieuw in een inflatietijdperk kan geraken. Het zal tegenover de meeste zijner buitenlandsche schuldeischers dan in een andere positie staan dan in het verleden, omdat van de leeningen, in de laatste jaren aan Duitschland verstrekt, de aflossingsvoorwaarden wel zoo gesteld zijn, dat de Duitsche munteenheid hier geen, althans niet. de eenige maatstaf is.. Maar afgezien van deze zuiver technische aangelegenheid, waarvan de waarde bovendien moet blijken, indien, wat niet te hopen valt, Duitschland opnieuw mocht ineenstorten: dat er een kans op ineenstorting bestaat en dat er ook een groote kans is op een nieuwe inflatie, wordt door slechts weinigen ontkend.

Wat elders is geschied, kan ook hier gebeuren. Wij zullen daarover nu op deze plaats niet breed spreken. Het is zeker niet de bedoeling om hier onnoodig onrust te verwekken, maar het is evenmin verantwoiord, elkander niet op mogelijke gevaren te wijzen.

Velen houden rekening m.e\ de mogelijkheid, dat er ook in ons land een inflatie zal intreden, al hoopt ook het overgroote deel van "de Nederlanders, dat zij zal uitblijven. \

Daarom meenen dus oo'k hier te lande velen zich te moeten wapenen tegen de gevolgen van zulk een eventueele inflatie in ons land. Hoofdgedachte daarbij is, dat niet de eene partij een verschrikkelqk nadeel moet lijden, tervsdjl de andere partij een door niets gerechtvaardigd voordeel kan ontvangen. Indien de ramp van inflatie ook hier mocht ontstaan, dan dienen de gevolgen daarvan zooveel mogelijk door het gansche volk te worden gedragen. Dit laatste wordt ook wel eens door de tegenstanders der goud-clausule geleerd. Er moet daarom in. de redeneering van een der beide partijen een „missing link" zijn.

b. Hoe tracht men nu de onbillijke uitwerking van de inflatie tegen te gaan en een meer rechtvaardige oplossing tot stand te brengen?

Het woord „Goud-clausule" wijst reeds de richting aan, waarin door velen de oplossing is gezocht. Men stelde, dat het goud door de eeuwen heen een behoorlijk evenwicht in zijn economischen dienst heeft behouden en ging uit van de voorouderstelling, dat die positie ook in de toekomst wel ongeschonden zal blijven.

Men ging nu vaststellen, dat vandaag ongeveer 1650 Nederlandsche guldens besteed moeten worden voior 1000 gram fijn goud. Wanneer nu de positie van het goud in de wereldhuishouding niet verandert, maar de Nederlandsche gulden wèl en i.e. in waarde vermindert, dan treedt in een stijging van den goudprijs in Nederlandsche guldens. Die goudprijs zou bijv. kumien stijgen tot stel f3300. Hiermede zou dan vastgesteld zijn, dat op dat toekomstige tijdstip de waarde van de Nederlandsche munteenheid slechts de helft bedraagt van de tegenwoordige waarde; de schuldenaar zou dan verplicht zijn de nu geleende so'm (stel f 10.000.—) t.z.t. af te lossen met een evenredig hooger bedrag (in ons geval dus f20.000.—).

Zooals thans in ruwe trekken gegeven, is het gemakkelijk te verstaan, wat men met de goudclausule wil bereiken.

Nogmaals, men moet daarbij bedenken, dat de gewone economische goederen als huizen, schepen, machinerieën e.d., indien geen tegenwerkende oorzaken ontstaan, en dus alleen maar gerekend zou behoeven te worden met de waardeverandering van den Nederlandschen gulden, evengoed als de goudprijs zelf, automatisch met die verandermg op en neer gaan. In het bovenbedoelde geval behoeven wij dus slechts te denken aan een opgaan van die prijzen. Een huiseigenaar, die vandaag zijn huis gewaardeerd ziet op f20.000.—, zal dus, indien geen andere oorzaken daarnevens zich voordoen, tengevolge van de inflatie t.z.t. bijv. f40.000.— kunnen maken bij verkoop van zgïi huis.

Indien men nu maar bedenkt, dat de geheele levensstandaard, zij het met horten en stooten, wordt ingericht naar guldens-van-inflatie, dan is het duidelijk, dat zulk een eigenaar ook geen nieuw voordeel ontvangt. Tenzij hij zijn hypotheekschuld zou kunnen aflossen met f 10.000.—. Want deze 10.000 eenheden hebben nu minder koopkracht dan de 10.000 eenheden, welke hem jaren geleden werden geleend. De huiseigenaar zou zich hier verrijken ten koste van zijn geldschieter. Door fniddel van de goud-clausule hoopt men te verkrijgen, dat beide partijen in gelijke conditie blijven.

c. Dat de goud-clausule geen onverdeelde instemming ontvangen heeft, vond allereerst zijn oorzaak in de moeilijkheden, welke men ondervond bij het ontwerpen van een formule, die voldoende waarborgen geeft, dat men het beoogde doel ook inderdaad bereikt. Wij zullen hier op al deze technische bezwaren niet ingaan. Slechts zij, meer terloops, het volgende aangestipt.

Wat met het zilver is gebeurd, n.l. een ontwrichting van de markt dooT plotselinge vergrooting der productie eenerzijds en anderzijds verandering in den muntstandaard van verschillende landen, waardoor het zilver als internationaal betaalmiddel zijn practische beteekenis reeds gedurende vele jaren heeft verloren, zou ook met het goud kunnen geschieden. Er zijn inderdaad reeds ernstige besprekingen gevoerd, zij het voodoopig nog maar van theoTetischen aard, waarin gepleit werd voor, wat men zou kunnen noemen, de ont-troning van het goud. Men voelt, dat zoodra zooiets plaats vindt, de daarna ontstane noteeringen van het goud een geheel andere basis dan de tegenwoordige krijgen. Bovendien: de ontwrichting van 'de economische verhoudingen in 'het leven der volkereti

onderling maakt, dat ook al wordt het goud niet formeel als standaard-immt afgeschaft, de goudprijzen in de financiëele oentra de stabiliteit kunnen gaan missen, die voorheen nog een steunpunt was.

Al deze redenen maken het bezwaarlijk om een goud-clausule aan. het goud alleen te binden. Hot is denkbaar, dat er inflatie oofe van onze Nederlandsche munteenheid ontstaat en dat toich de omvang dier inflatie niet zuiver aïgebeeld woidt in de goudnoteeringen hetzij hier, hetzij elders. Vandaar dat men de vraag gesteld heeft op welke wijze de gerezen moeilijkheden zouden zijn op te lossen.

d. Naar mijn gevoelen zal men in de desbetreffende contracten niet moeten volstaan met de goudclausule, in engeren zin bedoield, maar daarnaast ook een regeling dienen te maken geheel los van den goudprijs en vastgekoppeld aan de waarde van de verbonden onroerende goederen. ZooaJs boven reeds gezegd, indien er inflatie komt, dan rijzen, afgedacht van algemeen-of individueel-tegenwerkende oorzaken, de prijzen van de huizen. Door nu te bepalen, dat bij de latere afloissing van de hypotheek de waarde van het verbonden onroerend goed opnieuw zal worden vastgesteld en de schuldenaar bij alsdan vastgestelde waardevermeerdering efen evenredig hooger bedrag méér dan de oorspronkelijke hoofdsom aan den geldschieter terug zal betalen, verkrijgt men, dat de geldschieter niet naar huis wordt gestuurd met een luttel aantal guldens, die slechts geringe koopkracht hebben, terwijl de huiseigenaar in het economisch leven een positie inneemt, die, wat betreft de waarüle van iet huis, even sterk is als vroeger, terwijl zijn positie bovendien, op m.i. onbillijke wijze, wordt versterkt, doordat hij zijn schuldeischer afscheept met een aantal in waarde sterk gedaalde guldens.

(Wordt vervolgd.)

A. SCHILDER.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 januari 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

„Recht en billijkheden”. (Over goud-clausule c.a.)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 januari 1932

De Reformatie | 8 Pagina's