GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De plaats van Bunyan in de godsdienstige stroomingen van zijn tijd.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De plaats van Bunyan in de godsdienstige stroomingen van zijn tijd.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Indertijd heb ik getracht — op het Phililogencongres te Nijmegen in 1929, in een artikel in Stemmen des T ij d s en in een ander in The Evangelical Quarterly — Milton's plaats in de geestelijke stroomingen van zijn tijd te benaderen. In het thans voor mij liggende boek van Gerhard Thiol, Bunyans Stellung innerhalb der Religiösen Strömungen sei-ner Zeit (Breslau, 1931), wordt eenzelfde poging gedaan ten opzichte van John Bunyan.

Nu is de achtergrond, waartegen deze twee Puriteinsche reuzenfiguren, die immers tijdgenooten waren — Bunyan is alleen twintig jaar jonger dan Milton —, zich aiteekenen, dezelfde: het kaleidoscopische geestesleven der 17e eeuw in Engeland, vrucht van de tegen elkaar in botsende en woelende individualistische tendenzen van Renaissance en Reformatie, met den gebroken en gescheurden weerstand van Roomsch-Katholicisme en droit divin.

Het zijn de verschillende richtingen onder de Puriteinen, die hierbij domineeren, en het doet mij natuurlijk genoegen, dat de taaie legende, die ik reeds in 1923 in mijn dissertatie over Samuel Butler, den auteur van Hudibras, en later bij de bovengenoemde gelegenheden uit de wereld heb trachten te helpen, en waarover op het Philologencongres te Nijmegen een deel der interessante discussie liep, n.l. dat „Puritein" synoniem zou zijn met „Calvinist", ook door Thiel wordt aangetast, waar ook hij immers den term „Puriteinen" neemt als verzamelnaam voor al die Protestantsche groepen in Engeland, die, vrij van den dwang van traditie en priester-hiërarchie, de Heilige Schrift als eenige autoriteit — zijnde het eigen Woord van Christus, het Hoofd der Kerk — pretendeeren te erkennen, i)

Een merkwaardige overeenkomst is er ook tusschen de conclusie waartoe Thiel komt — terecht naar ik geloof — ten opzichte van Bunyan, en die welke ik meende te mogen trekken wat betreft Milton. Ik heb te Nijmegen — ook daarover ontspon zich een levendige discussie — geponeerd, dat Milton bij geen der verschillende richtingen in te deelen was, dat Milton's wereldbeschouwing één aanhanger had: John Milton.

Dit nu is ook waar van John Bunyan, inzooverre het niet zal gelukken om op hem een label te drukken dat hem zou indeelen bij een der vele onder afzonderlijke namen bekend staande godsdienstige stroomingen van zijn tijd, al is hij dan ook niet een eenzaam strijder als Milton, daar hij tenminste zijn gemeente in Bedford had en ook met een zeker succes uit prediken ging.

Toch is dit staan buiten de „officiëele" kerkgemeenschappen en zijn eclectisme bij Bunyan al evenmin een bewijs van groote tolerantie als bij Milton.

Dat Milton niet zoo erg verdraagzaam was, weet men zoo langzamerhand wel. Hij voelde zich als een Apostel, die het volk van Engeland De Waarheid ging ontvouwen, getuige de aanhef van zijn De Doctrina Christiana, welke in verhevenheid en autoriteitsbesef wedijvert met dien der Paulinische zendbrieven. En wie het er niet mee eens was, werd fel gegeeseld.

Bij Bunyan vinden we iets dergelijks. Hij was werkelijk niet, tenminste niet alleen en uitsluitend, de peinzende mysticus en innige, diep ingeleide Christen, de man van de Una Sancta, zooals velen die alleen afgaan op werken als The Pilgrim's Progress en The Holy City, soms denken. Dat was één zijde van dien groeten Puritein. Maar daar was ook de strijder Bunyan, de controversialist, die met ver van malsche termen een ieder kon te lijf gaan die blijk dorst te geven van gevoelens die van de zijne afweken. Dit is één van de dingen die ons duidelijk worden, wanneer we lezen dit werk van Gerhard Thiel, die rijkelijk geput heeft uit de 59 boeken en geschriften van Bunyan, welke hij opsomt in het „Quellen"-gedeelte van de „Literaturverzeichnis" van zijn boek.

Wat nu de plaats betreft, die Bunyan inneemt in de godsdienstige stroomingen van zijn tijd, in den regel rekent men hem te behooren tot de Baptisten. Is de bovengenoemde conclusie, dat hij bij geen enkele richting is in te deelen, echter juist, dan volgt daaruit natuurlijk dat de benaming Baptist op den Puritein van Bedford niet toepasselijk kan zijn. Inderdaad, juist op het punt van wat aan de Baptisten hun naam heeft gegeven, den doop, wijkt Bunyan af van alle richtingen onder hen. Hij toch kent aan den doop een opvallend geringe waarde toe, vindt hem niet eens noodig voor het lidmaatschap zijner gemeente. Daarbij komt, dat hij, hoewel pleitend voor den doop van volwassenen, in de practijk toch den kinderdoop heeft toegelaten, ja ook zijn eigen kinderen heeft laten doopen. De opmerking is gemaakt, dat men; hier misschien zou kunnen denken aan den invloed van Bunyan's vrouwen — hij is, meen ik, driemaal getrouwd geweest —, en wat Thiel hiertegen aanvoert lijkt me niet erg veelzeggend; te bewijzen is het niet, maar de hypothese schijnt me niet kwaad. Ze is menschkundig: in overeenstemming met den groeten invloed der vrouw zelfs in de gezinnen der Puriteinen, die in hun „conduct-books" (zie ook Schücking, Die Familie im Puritanism u s) overigens de Oud-Testamentische gezagspositie van den man ook over de vrouw naar voren plegen te brengen. Is nïef „één vrouw duizend mannen t'erg"? En Bunyan schijnt wel open te hebben gestaan voor den invloed der vrouw. In elk geval lijkt mij deze hypothese humaner dan te concludeeren tot onoprechtheid in den prediker van Bedford, zooals Thiel doet. 2)

Wel is Bunyan verwant aan de Baptisten, zooals hij het aan de andere zijde is aan de Congregationalisten: trouwens, toen hij eindelijk van overheidswege vergunning kreeg om als prediker op te treden, was het als Congregationalist, — en men was van den kant der Overheid nogal nauwkeurig op dit punt; , echter: juist de Congregationalisten zullen met het oog op de classificatie wel den meesten last veroorzaakt hebben! Hoe dit ook zij, hij week af van de Congregationalisten „proper" — met wie hij overeenstemde b.v. in zijn Calvinistische opvattingen betreffende praedestina-

174 tie en niet-vrijen wil»), alsook in zijn kerkbegrip: hij vindiceerde de absolute zelfstandigheid der plaatselijke gemeenten — ook al op 't punt van den doop: de geringe beteekenis die hij er aan toekende was zeer zeker niet in overeenstemming met de opvattingen der Congregationalisten, die de Calvinistische opvattingen ook in dit stuk huldigden, terwijl zijn — althans in theorie — partij kiezen voor den doop van volwassenen tegenover den kinderdoop, evenmin strookte met de Congregationalistische meeningen, — hoe zacht hij zich in dezen overigens ook moge uitdrukken: „We indulge them not", zoo voert hij bij wijze van verweer aan tegen degenen die hem er een verwijt van maken, dat er bij zijn gemeente zijn, die hun kinderen laten doopen, „we indulge them (== de kinderdoopers) not; but being commanded to bear with the infirmities of each other, suffer it; it being indeed in our eyes such; but in theirs they say a duty, till God shall otherwise persuade them." Dit is merkwaardig tam voor iemand die anders geen blad voor den mond nam en bijvoorbeeld in hetzelfde geschrift, waarin bovenstaande woorden voorkomen (Difference in Judgment about Water-Baptism no Bar to Communion, or to Communicate with Saints, as Saints, proved Lawful; 1672), van degenen die meenen dat ongedoopte kinderen niet zalig kunnen worden, zegt, dat ze bezield zijn door een godslasterlijken geest: „now-a-days we have also some that say. Unless your infants be baptized they cannot be saved; ... which is so far off from being so good as a legal spirit, that it is the spirit of blasphemy." Maar hier stond hij ook tegenover den Roomschen zuurdeesem dien hij met brandende woorden trachtte uit te zuiveren: tegenover de Roomschen — wat voor dien tijd niet onbegrijpelijk is — en tegenover de Quakers met hun „Innerlijk Licht" dat zij aanvaardden als gids in geloofszaken, trad hij het felst op.

« Een eenigszins sluitend en afgerond geheel van theologisch denken moeten we bij John Bunyan niet zoeken. Dit geldt immers veelszins voor de Puriteinen in het algemeen, bij wie — in overeenstemming trouwens met de Angelsakisische oigendommelijkheid — de nadruk over het geheel meer viel op het leven dan op de leer, meer op het practicale dan op het dogmatische, hoezeer ze elkaar ook over bepaalde punten van de leer konden bestoken. In dubbele mate geldt de afwezigheid van systeem in godsdienstige beschouwingen voor den eenvoudigen ketellapper van Bedford, die wel niet zoo ongeletterd was, als men — uit een onbewusten drang om de romantiek zijner persoonlijkheid te verhoogen? — het wel eens voorgesteld heeft, en meer boeken had gelezen dan men wel eens gemeend heeft, maar die toch met dat al niet wetenschappelijk gevormd was en moeilijk verwacht kon worden een ineensluitend stelsel van theologisch denken te zullen geven, welk een geniaal profeet en dichter bij Gods genade (ik bedoel dit „dichter" natuurlijk niet in technischen zin) hij ook heeft mogen wezen.

J. VELDKAMP.


') Een eigenaardige vergissing maakt Thiel op p. 56, wanneer hij zegt: „Nach 1672 wird Karl II vom Unterhaus, also gerade der Körperschaft, die sich in ihrer überwiegenden Mehrheit aus Puritanern zusammensetzte (ik spatieer), gezwungen die „Declaration of Indulgence" zuruckzuziehen". De overweldigende meerderheid van de leden van het Lagerhuis behoorde tot de Anglicaansche Kerk, waaruit op „St. Bartholomew's Day" (1662) de nog daarin overgebleven Puriteinen door datzelfde „Cavalier ParHament" verdreven waren. (J. R. Green, A Short History of the English People.)

°) Een volkomen onbewezen beschuldiging uit Thiel ook tegen Bunyan, als hij zegt: „wichtiger aber und bestimmend für seine AuSfiihrungen wird die Tatsache gewesen sein das er in der katholischen Kirche Englands eine macht-und rechtlose Gemeinschaft vor sich hatte, gegen die er ware und falsche Behauptungen nog viel unbesorgter und scrupelloser aussern konnte, als er das sonst zu tun gewohnt war", (p. 40).

") Lichtelijk verbazingwekkend is het te lezen, dat Thiel de Presbyterianen beschouwt als aanhangers van de leer der wilsvrijheid, waarbij hij zich grondt op „der presbyterianische Katechismus von 1647" (de woorden: „God hath promised that whosoever beleeveth and repents of his sinnes shall f inde mercy"!) Thiel, p. 120.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 februari 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

De plaats van Bunyan in de godsdienstige stroomingen van zijn tijd.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 februari 1932

De Reformatie | 8 Pagina's