GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bekrompeu—onbekrompen. Onbekrompen—bekrompen.

De „Groen© Amsterdammer" heeft dr H. Colijn geïnterviewd, met anderen, over d© met de huidige crisis samenhangende vraagstukkan. Mij trof onderstaande passage:

Laat ik u in verband met dit alles tot slot van mijn uiteenzetting nog even het volgende vertellen. Professor Fabius had indertijd zoo'n aardig beeld. Hier haalt Zijne Excellentie uit een lade van zijn bureau een enveloppe te voorschijn en schrijft voor mij do volgende woorden op, waar ik op zit te staren.

Bekrompen—onbekrompen onbekrompen—bekrompen.

Bekrompen—onbekrompen, dat is het huishouden, waar de geheele opzet onbekrompen is; er is een huisknecht, maar ook een hulpknecht, een tuinman, doch evenzeer een tuinmansjongen, een chauffeur met extra een chauffeurshulp, in één woord het geheel is even breed ingericht. Maar alles moet door deze onbekrompen opzet, op bekrompen wijze worden uitgevoerd; het hoofd van het huishouden is voor de rest geheel uitgepraat; op eiken gulden moet nog meer worden gelet dan toen ik in Indië Tweede-Luitenant was, gehuwd en ƒ 170 in de maand verdiende. Wil zoo iemand een buitenlandsche reis malcen, dan vertrekt hij met veel poeha... maar gaat niet verder dan de Drachenlels, waar hij zich een goedkoop pension zoekt!

Onbekrompen—bekrompen daarentegen is het huishouden ingericht van hem, die alleen het hoogst noodige en onmisbare personeel heeft aangesteld, die alles zoo eenvoudig mogelijk heeft ingericht, op zulk een wijze, dat alles in de opzet strikt verantwoord is, maar ook niet meer dan dat. Maar gaat zulk een echter eens op reis met zijn gezin, dan kan men het er onbekrompen van nemen, het kan lijden, dat men naar Rome of Egypte gaat en daar zijn intrek neemt in een Palace Hotel!

Voor de Staatshuishouding is het evenzoo gesteld; we moeten — en dit geldt voor Indië thans bovenal — naar de onbekrompen—bekrompen inrichting toe. Alleen met een opzet in dezen geest zal men er in de toekomst kunnfen komen. En tegelijk de tevredenheid kunnen handhaven.

Nu ben ik geen econoom, en zeg dus verder geen woord meer van déze dingen.

Maar ik denk wel eens na over de dingen van de kerk, en wat daarmee samenhangt.

En ik zal nog vaak denken aan dit interview, wanneer ik b.v. zal moeten spreken over interkerkelijkheid, fusie. Calvinistenbond-constellatie, e.d.

Er zijn twee stroomingen in dezen.

Sommigen doen bekrompen—onbekrompen: de eerste groep. Ze zitten in Londen., en in Lambeth en in Stockholm en in Lausarme ©n in Lunteren; ze hebben relatie met Kerk en Wereld, en met Kerk en Vrede; ze hebben een boodschap hier, en een boodschap daar. Maar alles moet door dezen onbekrompen opzet op bekrompen wijze worden uitgevoerd. Het hoofd van elke uitgaande delegatie is overal gauw geheel uitgepraat; op elke formule moet angstvallig worden gelet; want hij, en zijn genooteri, hebben in hun opzet al hun papieren waardeloos gemaakt, door zich te associeeren op zoodanige wijz©, dat zij verhind©rd werden in hun geestelijken buidel nog diep te tasten.

Ze kunnen in de wijde verbanden van Lambeth, Lausanne, Stockholm, Lunteren, Hardenbroek, Kerk en Vrede, nergens een beginsel kwijt, nooit een debat fundamenteel stellen. Ze maken dagelijks buitenlandsche reizen, vertrekken met veel poeha (ik blijf natuurlijk in het beeld) maar komen niet verder dan tot de „eerste beginselen der wereld", tot de „melk". Al hun nachtetti logeeren ze in de goedkoope pensions van den geest. 1) De gróöten (van déze èn van de overzij) komen daar niet slapen.

Tenminste, in hun wérk perioden.

Er zijn anderen: de tweede groep. Misschien wat hun personen betreft, „bekrompen" geesten. Over personen gaat het echter niet (d© lieden van de eerste categorie kimnen groote geesten zijn, wat mij betreft; dichters en schilders b.v. lijten vaak op het ©erste type, behalve dan meestal de poeha). Maar die anderen, van de tweede groep, hebben een ideaal: onbekrompen—bekrompen willen zij gehandeld zien. Gods koninkrijk? Het breed©, onbekrompene? Maar eerst de kerk. Breed uitfladderen? Zeker, maar eerst „moet alles in den opzet strikt vorantwoord w©z©n". Zuiver-houding van de kerk. Geen geknoei met d© belijdenis, zoolang men volhoudt, dat ze deugt. Samenwerking met anderen? Maar eerst zelf weten, waar men aan toe is. Eerst in eigen kring d© boeken zuiver hebben, eerst zelf wat z ij n, gaaf zijn.

En kijk, straks gaan ze waarlijk óók nog op reis (al hebben dan de anderen gezegd, dat ze Ahl nooit zouden komen te beleven). Maar zij kunnen nu erg ruim doen. Want ze komen overal met gave munt, en weten, wat ze daarvoor krijgen kunnen. Het kan lijden, dat ze met ik weet niet hoe vér afstaanden kuimen samenwerken, omdat ze niet van de anderen afhankelijk zich hebben gemaakt, en nog wat t© geven hebben bovendien. Htm. papieren zijn nog goed.

Ik weet het wel, dat ik twee ongelijksoortig© dingen bij elkaar breng hier.

En toch geloof ik, dat het schema van Fabius-Colijn voor meer dan één terrein te hanteeren is.

Waarlijk, als men aan de tegenstelling tusschen onbekrompen—bekrompen levenswijze ©enerzijds, en bekrompen—onbekrompen levenswijze ander-

zijds indachtig blijft, en zijn oogen opendoet, dan wordt V66l duidelijk.

Dan zien we, hoe onze tijd, die al de ellendien draagt van een verkeerd begrepen en toegepast democratisch beginsel, almeer het tragisch beeld vertoont van de , , bekrompen—onbekrompen" leefen bestaanswijs. Dat is de levenswijs van elke wegzinkende cnltinir; van elk onrustig groote-stadspubliek; van ieder, die wat te verdringen heeft; van de fin-de-siècle-stemming, en van de decadente „wereld", die Paulus zag, toen hij o.m. schreef, dat wij deze wereld niet gelijkvormig, nietgelijk-sehematisch moesten worden.

Over heel de linie vertoont het dagjes-menschenpubliek der „bekrompen—onbekrompenheid" zijn eenigszins verhitte gelaat. En de kerk? Wel, de kerk doet mee; zij is dan ook zoo ontstellend wereldgel ij kvormig.

En de vromen doen mee, en de besten doen mee.

Er is een tijd geweest, waarin we Kuyper hadden. Een monarch. Met al de kwade zijden van de monarchie. Maar vooral ook met de goede. En — een reus! Waar hij schreef, daar schreef de man, die wat te zeggen had. Hij stichtte een universiteit, en zei: laat ze zijn: bekrompen, om Gods wil: . bekrompen; zóó alleen kunnen wij in het eind toch onbekrompen worden, wezen. Of hij in alles dit program trouw bleef, of niet de practicus den denker, de generaal den wetenschapsman, de haasthebber niet den geduld-hebber een beetje verschalkt heeft, dat is een andere vraag. Maar zóó sprak hij, als hij de beginselen uiteenzette. Zóó was hij op zijn best. En hij stichtte bladen, en was monarch; en er kwamen vrienden, en er kwamen vijanden; en er keken velen zuur, en anderen kwamen in extase. Maar ze zeiden tenslotte aUen: dat is eerste-rangs-werk; dat is een architectonisch geheel; hier is een poging, om een langen weg te betreden, en breed uit te slaan, maar — elke uitgaaf moet eerst in het „bekrompene" verantwo'ord wezen.

Tegenwoordig is er een strooming, die anders wil. Haar woordvoerders zoefcen naar een breedheid, en een synthese, die de „bekrompenheid" verhindert onbekrompen te worden op verantwoordelijke manier. Zij zoeken synthese, maar laten daarbij het „bekrompen" volk desnoods los. Wat is hun fout? De broederlijkheid? Het spelen met vuur? Neen: dat zij een convent beleggen, op zulke condities, dat niemand daar zijn fondsen aan kan spreken; dat zij te weinig oog hebben voor geestes-architectuur, dat zij niet genoeg het „bekrompen" standptmt van den wetenschappelijken mensch innemen, die eiken stap, elke uitgaaf, verantwoord weten moet, eer hij naar buiten stapt.

Er is meer. We krijgen overal een vaag verlangen naar ©en toch vooral breed uitslaan van d© vleugelen. De monarch is dood; nu komen op zijn graf de broeders van de „onbekrompenheid" bijeen. Ze benoemen meditatieschrijvers. Vertegenwoordigers. Voorlichters. De vraag is echter niet meer (wetenschappelijk-bekrompeh) „ingesteld" op het probleem: wie denkt zuiver, logisch, architectonisch (het kan niet schelen, tot welke groep hij verder binnen het organisch geheel hoort), maar de vraag wordt allereerst: hoe kunnen we elke groep, die zich binnen ons geheel afteekent, ©en plaatsje geven? Niet d© architectuur van den geest (die tenslotte altijd moet verlossen, en wederom zuiveren), maar de architectuur van het gemeenschapshuis, zooals het eenmaal bestaat, moet, vindt men, uitkomen; men accentueert in feestelijk© illuminatie elk randje, elk lijntje van dat (gegeven, bestaande) gemeenschapshuis, maar vraagt niet in de allereerste plaats hoe de architectonische geest het zuivert, gaaf houdt.

Crevolg is, dat we een veelheid van stemmen hooren spreken; daar kunnen stemmen van flink© menschen onder zijn, van geestes-architecten; maar: dat is dan puur toievallig. Men móet in dit systeem óók opnemen de figuren van den tweeden rang; en straks worden die de meest geliefde, omdat z© het minst hoekig zijn (uit gebrek aan geest; evenals tweede-rangs-architecten, die alle verlangens van den opdra.chtgever even gemoedelijk inwilligen; wat de Berlage's b.v. noodt doen). Gevolg: men begint „onbekrompen"; maar eindigt , , bekrompen": ter plaatse; waar eens een groot© architect van den geest, uit de bewust-„bekrompen" positie eindigde in een onbekrompen uitzicht over Gods heel© wereld, wurmen straks, als het systeem niet tijdig wordt verworpen, beroepsmatig de menschen van de gedachten-fouten, de tweede-rangs-lieden, d© bekrompenen.

Ja, er z ij n nog bekrompen menschen. Die redden ons land nog, een poosje. Maar als God h©t niet verhoedt, dan gaan we dood aan onze onbekrompenheid, die in 't eind zich als bekrompenheid ontpopt. 2)

En, als wij rondzien, dan vreezen we. We denken aan den ouden Helmers.

Onbekrompen—bekrompen.

„Is, Neerland, dit uw beeld ? Moet uit die flauwe trekken, mijn hart, dat voor u gloeit, uw nad'rend lot ontdekken? "

Biochure-Dr Ubbink.

Bij d© firma H. Veenman & Zonen, Wageningen, is een brochure van dr J. G. Ubbink verschenen, wiens ontzetting uit het ambt van dienaar des Woords (d.w.z. onder meer van ontvouwer van den inhoud d©r gereformeerde belijdenis voor de met hem in één eenheid van belijdenis verbondenen) inmiddels is uitgesproken.

Het is verdrietig, te zien, hoe vermoeiend dikwijls kerkelijke processen zijn. Iemand zegt iets, scherp duidelijk of vaag. Men houdt hem zijn publieke woorden voor, ontleedt ze, zet ze in logisch verband met het gedachten-schema, waarin ze alleen „geplaatst" kunnen worden, haalt er de oonseqnentie uit, of toont den ondergrond ervan aan, of bewijst, dat er geen ondergrond en geen achtergrond is, ©n dat de conclusies, werden ze getrokken, het boek zouden bewerken op dezelfde manier, waarop vroeger de paarden gingen, die een tot vierendeeling veroordeelde moesten verscheuren: het ©ene gaat naar het Westen, het andere naar het Noorden, het derde naar het Oosten, het vierde naar het Zuiden, — maar — zoo wordt dan verder voorgehouden — in èlk geval strijdt wat gij zegt met den geloofsinhoud, dien gij tot nu toe vrijwillig beloofd hebt, de kerk, die u riep, t© ontvouwen.

En dan begint het vermoeiende spel: dan komt er verweer. „Ik hèb dat niet gezegd". Of: „ik heb het anders bedoeld, dan gij zegt". Of: „wijs mij één plaats in mijn boek, waar letterlijk dat staat, wat gij mij nu laat zeggen". En onder al die bedrijven door de tragische, wijl misschien veel leed verdringende klacht, dat de pers de geesten ten kwade beïnvloedt, en dat, als dat maar niet zoo was, de publieke meening ten aanzien van d©n man in kwestie wel anders zou zijn.

Ook in deze brochure is het weer die al te Geschichte. W© hooren klachten over classis, commissie, kerkeraden, ouderlingen, en weten natuurlijk, dat niemand van de lezers ze control©©ren kan, en dat de bedoelde lichamen zich hi©r (nog) niet verweren kunnen. De pers heeft het gedaan; maar verzuimd wordt, erbij te zeggen, dat zij voor het groote, overgroote deel, haar oordeel op verzoek gegeven heeft; toezending van een recensie-exemplaar houdt toch verzoek van bespreking in? En dan die vermoeiende ultimatums om nu eens (nóg eens) bewijzen te geven! B.v. als al dadelijk op de eerste bladzij gevraagd wordt, waar de schrijver evenals de ethischen geleerd heeft, dat de Schrift niet Gods Woord was: of men één plaats in zijn boek kan aanwijzen. Terwijl het boek vol is van betoogen, die in de ethische lijn liggen, en, als men dan op een letterlijk citaat staat, te wijzen valt op blz. 212, 214, 218, 223, 227/8, 232, etc. Blz. 212: de Schrift, zoo heet het daar, noemt zichzelf: slechts de (menschelijke) bekendmaking van de Goddelijke Openbaring aan den mensch, van God zelf, van Zijn Goddelijk Woord en Werk, van de Goddelijke Waarheid, geopenbaard en vervuld door Jezus Christus, den Zoon van God. Blz. 214: gelijke gedachte, Blz. 218: de inspiratie-gedachte is eigenlijk heidensch. Blz. 223: De Schrift spreekt wel van „de Schrift", maar nooit van de Schrift als Gods Woord. Blz. 227/8: De Schrift is de echo van Gods stem... toch is ook deze hun Schrift zelve niet de echo van Gods stem... die echo Gods, dit Woord Gods is de Schrift ni©t, voorzoover zij menschelijke woorden en menschelijk© gebrekkige voorstellingen en menschelijke kennis ten deele is, uit tijden met nog beperkter en onjuister kennis dan onze tegenwoordige; het Woord Gods zelf is daarin verborgen, is geheel iets anders... de lichtende „Parel van groote waarde" in de donkere schelp der menschelijke Schrift van eindige en duistere menschelijke kennis en voorstelling, op den bodem der diepe zee onzer menschelijke wereld, waar haast ge©n licht me©r doordringt; deze menschelijke Schrift is slechts de donkere aarde, waarin de on verderfelijke goudschat van Gods Woord verborgen is". (Al de spatiëeringen hier van den schrijver zelf!) „Onvindbaar klein, dit ontzaglijke, geweldige minimum der Goddelijke Woordkracht... en dat gevangen, gedragen, als weggeworpen in het onaanzienlijk kleed eener menschelijk gebrekkige Schrift. Het is bijna alsof God het daarin ia onze menschen wereld te vondeling gelegd heeft". Blz. 232: De Heilige Schrift niet van Gods Woord te onderscheiden maar haar zelf voor een Goddelijk boek aan te zien, is juist zulk een groote fout, niet vroom, maar on-vroom, niet geloovig, maar ongeloovig.

Wie dit alles leest, vraagt zich verwonderd af, waarom de eerste bladzij van deze nieuwe brochure zegt: wijs mij nu eens een bladzij aan, waar het staat, dat de Schrift niet Gods Woord is! Is dö aarde dan de schat, het étui de parel, de schrijn de waar, het ziekenhuis het haast onvindbare zooveelste gram radium geworden?

Op dezelfde manier zou men andere vragen van bewijs kunnen behandelen.

Aan het eind der brochure noemt de schrijver enkel© in zijn b©kende boek gebezigde uitdrukkingen onduidelijk, aanleiding gevend tot misverstand. Maar herroepen acht hij, niet alleen thans, maar ook in de toekomst, zelfs in het algemeen, onnoodig; men mag z.i. dien eisch niet eens stellen.

We zouden heel de brochure op den voet kunnen volgen, maar moesten dan weer het betoog, dat indertijd hier in enkele artikelen gegeven werd, herhalen. We zullen daarom maar volstaan met de opmerking, dat bijna alle bedenkingen van den auteur reeds in de pers besproken zijn (ook de kerkrechtelijke, b.v. door De Heraut), en dat het geheel een kras sprekend specimen is van de zeldzame verwarring van geesten, die wij in deze dagen overal te zien krijgen. Wat vroeger als de kracht van iemand gold, het wóórd, dat is tegenwoordig de zwakheid: men zégt iets, en wil dan hebben, dat ge dat verbinden zult met zijn ontkenning. Als ge dat niet wilt, niet kunt, niet moogt, dan heet ge roomsch; en in dergelijke nietszeggende, dogmen-en kerkhistorisch-ondoordachte qualificaties ontlast zich tenslotte ook hier een gemoed, dat, wilde het zich maar laten leiden, zooveel goeds op treffelijke wijze zou hebben kunnen opwellen.

„Woord en Geest" heeft medegedeeld, dat predikanten uit zijn kring met dr Ubbink gepraat hebben over zijn boek. Op Hardenbroek. En dat het toen wel ging; dichter bij elkaar, dan gedacht was. Typeerend geval: dat is de „geest" van wie „den geest" van Assen niet verstaan. Gaat het erom, den persoon te verstaan, inderdaad, pr& At dan. Maar waar het gaat om de leiding van de geesten, om de schatten van de kerk, om de profetie op het erf van Christus, daar moet men een woordgeschiedenis niet oplossen in een zielsgeschiedenis.

Gelukkig, en gehoorzaam, de kerk, die den moed heeft, te vragen, niet w i e iets zegt, maar wat hij zegt.

En wat dit inhoudt voor de belijdende kerk.

K. S.


1) Kijk maar eens in de verslagen van die conferenties, hoe oppervlakkig in doorsnee. Het dikke boek over de . Lambeth-conferentie krioelt van de goede bedoelingen en — de gedachtenfouten. Daarentegen kon een Christelijk Sociaal Congres in de dagen van Kuyper kwesties b«" handelen; daar waren menschen, die af Iconden steken, die het mochten van elkaar. Of denk aan het - Geref. Congres voor Evangelisatie: waar men ook al weer zaken tot op den bodem probeerde te peilen.

1) Onruststokers, noemde een ethisch orgaan onlangs de hier bedoelde „bekrompenen". Och ja. Maar let "jaar eens op het terrein der christelijke harmhartigheid. Wie haalden de kwesties der gegeven-kerk-instituten (statisch aanvaard) op het gebied der barmhartigheid? Niet de „bekrompen" gereformeerden (die het vraagstuk van het kerkinstituut voor God en menschen opnieuw hadden gesteld), doch de „onbekrompen" ethischen, en anderen van hervormde origine (er zijn ook anderen, dit vergeten we met). Denk verder aan zekere, recensenten, aan professorenbenoemingen, enz.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 juni 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 juni 1932

De Reformatie | 8 Pagina's