GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het Chiliasme en bet Oude Testament.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Chiliasme en bet Oude Testament.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zacharia 9-14.

LI.

Zooals w© aan het slot van ons vorig artikel reeds opmerkten, worden de hoofdstukken 9—14 van het boek Zacharia vrij algemeen aan dea profeet Zacharia ontzegd; en het is niet mogelijk over de strekking van profetische uitspraken die in deze hoofdstukken voorkomen op wetenschappelijke (zij het ook populair-wetenschappelijke) wijze te handelen zonder aan het vraagstuk dat zich hiermee aan ons voordoet althans enkele woorden te wijden. Immers, het gaat hierbij niet alleen maar om de vraag wie de persoon is, van wien deze hoofdstukken afkomstig zijn, maar ook en meer nog om de vraag in welken tijd die hoofdstukken zijn ontstaan. Het groote belang van deze vraag, vooral in verband met het punt dat wij te onderzoeken hebben, springt oogenblikkelijk in het oog, wanneer men weet, dat zij onder meer hierover loopt, of deze hoofdstukken, hetzij in hun geheel, hetzij gedeeltelijk, van vóór of na de Babylonische ballingschap dagteekenen. Er bestaan in het algemeen drie opvattingen: o. dat deze zes hoofdstukken in hun geheel afkomstig zijn van een onbekenden profeet uit de periode vóór de ballingschap; 2o. dat de eerste drie hoofdstukken afkomstig zijn van zulk een vóór-exilischen profeet, maar de laatste drie dagteekenen uit een veel lateren tijd, uit den tijd zelfs ettelijke eeuwen na Zacharia, n.l. den z.g. hellenistischen of Griekschen tijd, den tijd na Alexander den Groote; 3o. dat alle zes hoofdstukken afkomstig zij'n uit dien hellenistischen tijd. Het wekt wel eenige verwondering, dat Ds Berkhoff, aan wien deze stand van zaleen niet onbekend kaïi "Zijïi, niet één enkel woord aan de dateering van Zach. 9—14 wijdt, en dat terwijl er voor hem toch zoo geweldig veel van afhangt of deze profetieën uit den tijd na dan wel vóór de ballingschap dagteekenen. Dat kan niet worden gerechtvaardigd door en verklaard uit het standpunt, dat de aanvaarding van het gezag der H. Schrift zulke opvattingen omtrent den auteur en den tijd van Zach. 9—14 zou uitsluiten. Want de zaak staat hier niet zoo, dat de kwestie van auteur en dagteekening van Zach. 9—14 door het al of niet aanvaarden van het gezag der H. Schrift wordt beslist. Immers de H. Schrift zelf spreekt zich rechtstreeks en onmiddellij'k over auteur en ontstaanstijd van deze hoofdstukken niet uit. Noch in die hoofdstukken zelf, noch elders in het Oude Testament, noch ook in het Nieuwe Testament vinden wij een bepaalde uitspraak die betrekking heeft op de vraag door wien en wanneer ze zijn geschreven. Het ©enige van dien aard wat we vinden is, dat er in JVIatth. 27:9, 10 sprake is van de vervulling van ©ene profetie, die sterk herinnert aan Zach. 11:12, 13, maar deze wordt dau toiegeschreven aan... den profeet Jeremia. Toch zou het daarom nog niet gewettigd zijn een deel van het boek Zacharia (te weten hïdst. 9—11), zooals wel eens gedaan is, toe te schrijven aan den profeet Jeremia; er zit aan die plaats Matth. 27:9, 10 heel wat meer 1 vast, waarop we thans niet kunnen ingaan; we maken er alleen melding van om duidelijk te laten zien hoe weinig de H. Schrift zelf grond geeft om met beslistheid een uitspraak te doen in de kwestie van Zach. 9—14. Ook het feit dat deze hoofdstukken in onzen Bijbel nu eenmaal deel uitmaken van het boek Zacharia kan zeker niet worden aangemerkt als ©en getuigenis der H. Schrift dat ze van Zacharia zijn. W, ant, om ©en sterksprekend voo-rbeeld te noemen, het feit dat Jer. 52 in den Hebreeuwschen Bij'bel doel uitmaalct van het boek Jeremia bewijst ook niet dat dit hoofdstuk van Jeremia zelf afkomstig is; integendeel d© slotopmerking in Jer. 51:64 bewijst juist dat volgens het getuigenis der H. Schrift zelf het laatste hoofdstuk niet van' Jeremia is. En lïu ontbreekt een dergelijk© aanduiding w©l in het boek Zacharia, en daarom kunnen we ook allerminst met zekerheid zeggen dat d© laatste zes hoofdstukken niet van Zacharia zijn; maar we mogen toch ook van te voren de m O' g © 1 ij k h e i d niet ontkennen dat ze van ©en ander© hand ©n uit een anderen tijd zijn. Door deze mogelijkheid toe te geven wordt in geen ©nkel opzicht aan het gezag der , H. Schrift getornd. Wanneer men maar onwrikbaar vasthoudt, dat ook Zach. 9—14 het Woord Gods zijn, door d©n H. Geest ingegeven, is er niets tegen om —

indien daarvoor metterdaad deugdelij'ke gronden kunnen worden aangegeven — deze hoofdstukken te dagteekenen in een anderen tijd dan dien van Zacharia. Weliswaar ontbreekt het bij d© meesten, die Zach. 9—14 in ©en anderen tijd stellen, aan de erkentenis van het volstrekt-Goddelijk karakter dezer hoofdstukken; maar dat behoeft voor een Gereformeerd geleerde, die dat Goddelijk karakter zonder eenig voorbehoud aanvaardt, nog geen reden te zijn om de zakelijke argumenten die hier over en weer in geding kunnen worden gebracht zonder meer aan den kant t© zetten, en te doen alsof het buiten ©enigen twijfel vaststaat, dat het tweede gedeelte van het boek Zacharia ook van den profeet van dien naam afkomstig is, evenals de eerste acht hoofdstukken.

Wij althans achten ons verplicht d© vraag naar auteurschap en dateering van Zach. 9—14, zij het ook beknopt, te behandelen. En dan willen we, in verband met de strekking van onze artikelenreeks, niet het probleem in zijn vollen omvang bespreken, maar ons bepalen tot de vraag, of er ook deugdelijk© gronden zijn om deze hoofdstukken, hetzij in hun geheel, hetzij voor e©n deel (hfdst. 9—11), aaa den tijd vóór d© ballingschap toe t© schrijven. Naar ons g©voelen zijn de argumenten, die ten gunste van de vóór-exilische dateering worden aangevoerd, geheel onvoldoende. We willen dat in het kort trachten aan te toonen.

Met het oog op de plaatsraimte doen we zuUcs in het volgend nummer.

G. Ch. AALDERS.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 december 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

Het Chiliasme en bet Oude Testament.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 december 1932

De Reformatie | 8 Pagina's