GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Una-Sancta-Comité te Deventer.

Een Deventer-blad deelt mede:

Ds P. Prins en Ds P. G. Kunst hebben aan het comité „Una Sancta" medegedeeld, dat zij voortaan geen medewerking met dit comité meer kunnen verleenen. In verband daai-mede heeft ook de heer C. Oranje bedankt als voorzitter. Om het evangelisatiewerk voort te kunnen zetten, heeft zich een comité gevormd onder den naam van „Comité voor Stadsevangelisatie". Dit comité is als volgt samengesteld: de heer P. C. Thijsson, voorzitter; de heer Joh. Stempher, secretaris; de heer C. J. Odijk, penningmeester; de heer P. Sluis, algemeen adjunct; de heeren H. W. van den Berg, H. Bontsema, G. Bontius, C. Dilweg en Ds W. J. Kooiman.

Na hetgeen ik onder Kerkelijk Leven indertijd heb opgemerkt in een briefwisseling met Ds Kooiman, behoef ik hieraan niets toe te voegen.

Verschuiving van kerkelijke lijnen.

In het „Vrijzinnig Hervormd Amsterdamsch Weekbl." schrijft Ds B. J. Aris:

Hoe zeer de kerkelijke lijnen verschuiven moge ook blijken uit het debat, dat de Remonstrantsche predikant Ds Tjalsma zal hebben met zijn Ned. Her\'. collega Ds Theesing over de „zonde". Drie eeuwen geleden werden de Remonstranten de Ned. Herv. Kerk uitgezet, omdat zij afweken van de zuivere leer. Als wij nu de ook in dit blad gepubliceerde stellingen doorkijken, lijkt mij de Remonstrant Tjalsma dichter bij de oude leer te staan dan de Ned. Herv. Theesing. Ook hier: het kan verkeeren! Wanneer ik kiezen moest, op grond van deze stellingen, zou ik mij 't meest verwant voelen aan Tjalsma, alleen zou ik Ned. - Hervormd willen blijven.

Een bewijs, alweer, dat het woord „kerk" haast telkens een anderen inhoud heeft. Zooveel gebruiksmalen, zooveel zinnen.

„Onwaarachtig".

Naar aanleiding van de door Docent Van der Schuit gegeven afkeuring van het gebruik van het woord „onwaarachtig", dat als „profaan" werd afgewezen, wijst een lezer me op een citaat uit een rede van Ds A. B. te Winkel, vice-voorzitter der Herv. synode (9 Jan. 1930, „De Standaard", 10 Jan. 1930, 2e Wad):

Van Rome weet ieder wat het wil. Van de Gereformeerde Kerken ook. Ook van de Hervormde Kerk? Men is zoo bang voor de onwaarachtigheid welke door leertucht zal komen. Maar al klinkt het hard: door de dubbelzinnige uitdrukkingen, door de eigenaardige verhoudingen en bepalingen in de organieke reglementen en bepalingen in het Algemeen Reglement wordt de onwaarachtigheid in onze huidige organisatie georganiseerd. Als men de onwaarachtigheid niet wil, dan strijde men tegen de georganiseerde onwaarachtigheid allereerst. Wat gaan er bij onze jonge menschen een idealen verloren. Juist door alles wat met onze organisatie samenhangt.

Ds Te Winkel zal dus voor het besef van Docent Van der Schuit wel het toppunt van profanatie bereikt heblDen.

„Geen kerk in de politiek". Van Boven.

Het wonderlijke artikel, waarin Prof. Visscher de Gereformeerde Kerken veroordeelde op dwaze manier, bracht de pennen in beweging. De Apeldoornsohe docent.

onzen lezers wel bekend, heeft den „stoeren kampvechter voor onze A. R. beginselen" verdedigd tegen de oritiek die Prof. Gr. uitbracht op diens stoere schelden. De Docent noemt de critiek van Prof. Gr. een „neerhalen" van Prof. V., wel ja. En in verband daarmee heeft hij het over „b o V e n-k erkelijke anti-revolutionaire beginselen".

De lezer volge nu het lijstje.

In de politiek zijn de beginselen boven-kerkelijk, want we hebben er lieden van versoheiden instituten.

In de kerk zijn de beginselen weer boven-politiekelijk, want we hebben er antirevolutionairen, en staatkundig-gereformeerden, om van de rest maar te zwijgen.

We zitten dus voortdurend boven op mekaar, en dan nog wel met onze beginselen.

Voorts zijn de beginselen der kerk ook boven-vegetarisch. Ge hebt er vleesch-eters en planten-eters naar beginsel. Maar de beginselen der vegetariërs zijn natuurlijk weer boven-kerkelijk. Alweer boven op mekaar.

Voorts zijn de beginselen der kerk boven-eoonomisch, maar die der economie boven-kerkelijk. En zoo staat het ook met de fascistische, de geheelonthoudings-, en andere beginselen.

Het wordt dus wel benauwd.

Ook onder anderen met de verkondiging van het Woord van onzen God, dat eigenlijk, dacht ik zoo, het eenige Boven-Kerkelijke was.

Maar nu moeten we eerlijk zijn. En belijden dat niet al die boven-en onder-beginselen we ons stuur kwijt raken.

Want al dat boven-op-elkaar-gaan-zitten-om-de-minuut heeft tengevolge, dat we in de eene minuut, als we „onderpolitiek", maar „bovenkerkelijk" zijn, mogen veroordeelen of doodzwijgen, wat we in de andere minuut, als we „bovenpolitiek" en „onderkerkelijk" zijn, mogen doodzwijgen of veroordeelen. Zoo wordt de „boven" alles gaande Wet van God om beurten er „boven" op gehaald, of er weer „onder" geduwd. Zóó zijn ze boven, en zóó beneden. Of wil men soms beginselen los van Gods Wet?

En zoo zinken we naar den afgrond. Want het is pure wereldgelijkvormighei'd: tegenover de „boven" alles uitgaande Wet Gods om de haverklap een boven-en-beneden-beweging uit te voeren. Dat is het beste middel om te vergeten, dat ge er altijd „o n d e r" moet zijn, in aUes, zult ge er altijd „boven" zijn, in alles.

Weg met die boven-kerkelijkheid, die het zout smakeloos maakt. Noem kwaad kwaad, noem laster laster, noem de methode van wereldsohe critiek wereldsch, al komt ze van Prof. Visscher, en al wordt ze gretig opgepikt, haast-je-rep-je, door Docent J. J. v. d. Schuit. Scherp oordeelen, dat zij goed. Maar toon dan ook, dat ge weet, wat ge zegt.

Pluriformiteit.

In het „Ouderlingenblad" wordt een breed verslag gegeven van een door Ds W. H. den Houting gehouden rede te Leeuwarden. Sprekende over het pluriformiteitsbegrip merkt spreker op:

Wanneer de een of ander zegt: „we moeten niet enghartig kerkelijk zijn, want we moeten nu eenmaal rekenen met de pluriformiteit der kerk", dan heeft dat laatste vaak de kracht van een tooverwoord. waardoor wien nog wat in het midden zou willen brengen de mond opeens gesnoerd wordt. Maar dan moeten wij eens als wijlen Socrates zoo iemand even bij de knoop van zijn jas vasthouden en zeggen: „Laten wij nu eens de puntjes op de i zetten en zeg me nu eens precies, wat bedoel je daar mee, met die pluriformiteit der kerk". En dan moeten wij eens volhouden. Ons niet laten afschepen met een verwonderd: „Mciar dat weet je toch wel, dat is toch bekend genoeg? " Wij houden ons maar stil van den domme en blijven aandringen op een nadere verklaring. Het zal gauw genoeg blijken, dat die niet gemakkelijk gegeven kan worden. Spr. bedoelt nu niet, wanneer wij met iemand te doen hebben, die in het geheel niet terzake kundig is en die er voor zal moeten uitkomen, dat heel dat praten over de pluriformiteit bij hem niet anders is dan het schermen met een leus, waar hij niets van snapt. Maar ook, als wij met een terzake kundige te doen hebben, bezorgen wij hem een paar moeilijke oogenblikken, als wij blijven aandringen op een nadere verklaring. Wat toch is het geval? Zoodra wij eens trachten het precies te weten te komen en dan blf onze groote mannen ter school gaan en eens gaan napluizen, wat zij met die pluriformiteit der kerk bedoeld hebben, komen wij tot de wel wat verbijsterende ontdekking, dat er aan dit begrip vrij ver uiteenloopende beteekenissen gehecht worden. Om ons maar tot Dr Bavinck en Dr Kuyper te bepalen, daar toch al wat hier verder aan artikelen e. d. zou kunnen worden te berde gebracht op den een of den ander teruggaat — wel dan treft het ons, dat zij onderling niet onbeduidend verschillen in hun voorstelling van de pluriformiteit der kerk. Ja wat sterker is, dat wij bij een en denzelfden het nu eens in dezen en dan wepr in dien zin gebruikt vinden, zoodat ge er telkens voor komt te staan, dat ge het eene oogenblik meent er achter te zijn, wat hij bedoelt met pluriformiteit der kerk maar even later tot de ondekking komt, dat hij er toch nog of toch ook nog iets anders mee bedoelt.

Het is dan ook eenvoudig onmogelijk om kortweg te zeggen: „Onder de pluriformiteit der kerk wordt dit of dat verstaan".

We gelooven, dat hier van de werkelijkheid een waar bericht geschied is.

Sjibboleth, Sibboleth.

De „Wekk6r"-redacteur citeert van Prof. Bouwman de volgende uitspraak:

Wij voor ons zijn van meening, dat het geheel onjuist is te spreken van doopen ondei-veronderstelling van wedergeboorte, niet alleen maar, dat de term niet in overeenstemming is met de Heilige Schrift en met de werkelijkheid, maar tevens, omdat er zoo licht gevaarlijke stellingen uit kunnen worden afgeleid.

Hierna volgt dan de opmerking, dat ondergeteekende dit woord van Prof. Bouwman eens verlaagd heeft tot de ironie: eg nu Schibboleth, maar hij zeide Sibboleth. (Richteren 12:6.)

Het is al weer onwaar. Niet tegen Prof. B. keerde ik •die opmerking, maar tegen den schrijver in „De Wekier". Die beweerde: als de synode van Utrecht 1905 van «en bepaalde opvatting nu maar inplaats van „minder juist" had gezegd: „onjuist", dan konden we misschien vereenigen. Maar n u was dat helaas ondoenlijk.

Als nu iemand de vraag van een kerk-meer-of-minder ophangt aan zoo'n futiliteit, dan zeg ik: sibboleth, sjibboleth.

Prof. B. heeft aan deze redactie géén kerkscheuring verbonden.

Als voorts tusschen de formules: „minder juist" en , onjuist" een kerk-grens getrokken dient te worden, oet men dan in de Ghr. Geref. kerk nog één dag tobben ver Ds Berkhoff? O onwaarachtigheid, als er in dien ring zelf kwesties ontstaan, dan is men met een vlucht n de foi-mule „minder juist" erg gauw uit den brand, elis, zonder dat nog een eigen positieve verklaring is egeven (wat Utrecht wél deed). Als het echter tegen nderen kan gaan, deui wordt aan zulk een redactiewestie een kerkseparatie opgehangen.

kwestie een kerkseparatie opgehangen. Een tweede fout van den Docent is, dat hij thans een citaat van Prof. B. geeft (dat ik zonder meer nog niet als authentiek erken), terwijl het bij mij ging over den tekst van bet besluit der synode. Die luidt anders dein wat hierboven staat, afgedaoht nu VEUI het „minderjuist" of „onjuist".

Wat Docent v. d. S. opmerkt, is dus weer niet „minder juist", maar „onjuist".

„Ons zendingsbeginsel gerechtvaardigd".

Onder dit opschrift schrijft Ds D, P. Kalkman in de „Goiidsche Kerkbode":

Toen in de vorige eeuw de kerkelijke strijd culmineerde in de uitwerping der doleerenden uit de Ned. Herv. Kerk en onze Gereformeerde Kerk daaruit gevormd is, was de zending nog in handen van zendingsgenootschappen. Hiermede konden echter onze vaderen geen vrede hebben. De zending was de taak der Kerk. De Kerken behoorden de handen ineen te slaan en zoo kerkelijk haar dienaren uitzenden. Duidelijk werd dit gezien als eisch der Heilige Schrift, waar ons het voorbeeld genoemd wordt van den apostel Paulus, die door de gemeente van Antiochië werd uitgezonden op des Heeren last. Op grond hiervan konden onze voormannen de zending niet zien als een zaak van een vereeniging, maar'als een taak, waaraan de gejRstitueerde Kerk in haar arbeidei's had te arbeiden. Op dit fundament is dan het gebouw verrezen van onze kerkelijke zending. De HoUandsche gemeenten in Indië zijn een sterke steun voor de zending. Er is daar een innige samenwerking, zoodat b.v. op ons aendingsgebied te Solo de HoUandsche Kerk de zenfUng steunt en de zending die Kerk helpt.

Vergelijk nu hiermede de Pret. (Herv.) Kerk in Vndië. Naast deze Kerk kwamen daar de zendingsgenootschappen werken en met vrucht. In plaats, dat er nu tusschen beiden een hartelijke samenwerking is, merken we juist het omgekeerde. Wij verblijden ons niet over zulk een treurig verschijnsel. Maar we merken wel op, dat deze verwijdering haar oorsprong daarin vindt, dat de Kerk zelf haar roeping der zending verzaakt heeft en nu anderen die taak vervullen, iij tegenover haar komt te staan. En dat ook buiten onzen kring de oogen hiervoor open gaan blijkt wel Viit wat de „Indische Post" schreef:

„Tusschen de Indische Kerk en de zending heeft Van ouds af een ietwat gewrongen verhouding beptaan. Beide takken van dienst op het godsdienstig nrbêidsterrein hebben verschillende doeleinden. De (ndische Kerk is er voor de Europeanen en voor de eïoor de zending tot het Christendom gebrachte Ooster-Üngen. De zending is er louter voor de Oosterlingen. Nu kan men overal altijd zien, hoe moeilijk de zending zich beschouwen kan als voorlooper van de Kerk, hoe ti] het liefst haar kiekens zoolang mogelijk onder eigen Vleugels houdt. Zendingsijver is natuurlijk prachtig, maar zendingsijver, die de Kerk voorbijstreeft, komt nan den arbeid niet ten goede. Zij werkt sectarisch, zij wakkert den ziekelijken hartstocht voor kleine kringetjes aan. Bij de Katholieken en de Gereformeerden, waar de Kerk steeds het wenkend ideaal voor de zending is, bestaat dat gevaar niet. Wel bestaat het bij de Protestanten, de Hervormden. Zij zijn zich de laatste twintig, dertig jaren, onder de slinkende belangstelling hunner lidmaten in hun groote Kerken wat onbehagelijk gaan voelen. En men mag de vraag stellen of de Indische Kerk er misschien op het oogenblik niet veel verder en beter aan toe zou zijn, wanneer de zending vroeger meer naar die Kerk had toegewerkt."

De oorzaak van het conflict is dus, dat de Protestantsche zending in onderscheid van de Roomsch-Katholieke en de Gereformeerde, te weinig naar de Kerk toewerkte en dat de Kerk aan den anderen kant haar Europeesche leden te sterk ziet wegslinken en zoodoende haar positie van twee zijden bedreigd voelt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 maart 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 maart 1933

De Reformatie | 8 Pagina's