GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Afscheiding.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Afscheiding.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

In ons artikel „Aanraking met Groen" maakten we reeds melding van Gispens opstel over de Afscheiding, in het Jaarboekje van 1874. We komen er nu nog even op terug. Het is verdeeld in 4 paragrafen.

I. In 't verleden ligt het heden. „De kerkelijke toestanden van thans hebben zich uit die van toen ontwikkeld. Men stond in Nederland niet voor één bepaald feit, waarin een groot beginsel was neergelegd, zooals b.v. in Schotland. Ook waren er geen bekwame en gevierde leeraren en oudsten, die de schare voorgingen en leidden. Veeleer moet de toenmalige toestand vergeleken worden met een samengesteld ziektegeval. Geen arts durfde het aan. De crisis was geheel aan zich zelve overgelaten."

II. Het begin en het beginsel. Wat de acte van Afscheiding betreft lezen w© hier: „Of het verstandig was zulk ©©ne act© t© teekenen en zich formeel af te scheiden van het Nederlandsch Hervormd Kerkgenootschap, is eene vraag, tot welker juiste beantwoording de tijd wellicht nog niet ge^ komen is. Zeker is, dat het beginsel, waarop de onttrekking aan de macht der onwettig© kerkbesturen steunde, bijbelsch en Gereformeerd is. Ook in de 17e eeuw hebben de Gereformeerden in Holland zoo gehandeld, en afzonderlijke kerkelijk© bijeenkomsten gehouden, tot aan den val van het remonstrantisme. De beweging ontstond niet uit berekening of een vast, te voren beraamd plan. En hoeveel onwaars en onheiligs er zich ook onder mengde, hoe verschillend ook in n©ven-omstandigheden de beweging was 'te Genderen, te Hattem, te Drogeham, te Almkerk, men had overal slechts één doel: handhaving der Gereformeerde leer; vrijmaking der Gereformeerde Kerk".

III. De wijzen en d© edelen! „Al wat aanzienlijk' was door geboorte, geld of geestesgaven, keerde zich, met grooten weerzin, tegen de Afscheiding. En zij hebben in dien weerzin volhard, tot op dezen dag. Wel waren er nog enèelen, die sympathie betuigden voor de afgescheidenen, maar zij betreurden niettemin de afscheiding. Slechts een enkele gegradueerde voegde zich bij de afgescheidenen. Dat het kerkelijk leven d©r nu vrij geworden gemeente hierdoor eén ©igenaardigen plooi kreeg, is voor elk menschenkenner licht te begrijpen. De bittere bejegening, die de afgescheidenen in alle maatschappelijk© betrekkingen te beurt vielen, de zware vervolgingen, die zij van eene liberalistische regeering en eene geliberaliseerde Kerk ondervonden, staalden hun moed, versterkten hun geloof, en spoorden hen hoe langs zoo meer aan tot ijver en getrouwheid in de zaak des Heeren; doch droegen er ooR onwillekeurig veel toe bij om in uitersten te vervallen, en eene zekere hardheid, iets onverkwikkelijks in den vorm te weeg te brengen, dat ongetwijfeld veel nadeel aan de goede zaak gedaan heeft en nog doet. Vrees voor de vervolging, liefde tot de eer der menschen, kleingeestige berekening van de nadeelige gevolgen, voor zich of zijne kinderen, heeft er zeker velen vefleid, om zich te onthouden van eene daad, die voor vorstand en geweten, als plichtmatig somtijds duidelijk was. Een voorname reden evenwel, waardoor het voor wijzen en edelen, die evenals de afgescheidenen tegen het beginsel van het liberalisme, het beginsel des geloofs stelden, niet goed scheen zich met de afgescheidenen te vereenigen, ligt in iets dat menschen niet kunnen uit den weg ruimen. Ook in dit opzicht heeft God zich in de geschiedenis geopenbaard. De groote godsdienstige beweging, di©, in de eerste helft onzer eeuw, door heel Europa de harten aangreep, droeg niet alleen een nationaal karakter, maar zelfs een, ik mag wel zeggen, standseigenaardigheid. Onder de kleine burgerij en op het platteland waren het de „oude schrijvers", die de harten voor het geloof en het leven der vaderen weer in geestdriTf deden ontglooien. In d© hoogere kringen, en bij de aristocratie des verstands, vonden die oude lui geen zoo gunstig onthaal. Daar begreep men, van het begin af, dat de oplossing van de kerkelijke kwestie niet lag in den blooten terugkeer tot het oude. De mannen hadden niet tevergeefs taal, geschiedenis, uitlegkunde, rechten, enz. bestudeerd, en de vrouwen voedden haar geest met gemoedelijke geschriften, vaak van vreemden oorsprong, waardoor h©t gevoelsleven meer dan het leven des verstands werd gevoed, en de geest in eene methodistischchiliastische richting, naar het duizendjarig rijk en de wederkomst des Heeren werd heen gevoerd. Dit veroorzaakte noodwendig beperkte belangstelling in den tegenwoordigen staat der kerk. Alle kerken toch hebben eene menschelijk© zijde, en van niet één© gemeente kan men zeggen, dat zij volmaakt is. Ziedaar het verschil in geestesrichting, dat op den gang der kerkelijke aangelegenheden van zoo grooten invloed geweest is. Bij de afgescheidenen vond men den krachti gen geest van de oude Gereformeerden. Forschheid van uitdrukking, leerstellig© bepaaldheid en afgerondheid der begrippen, consequent© doorvoering van een beginsel, aan de wereld bekend gemaakt in ongecultiveerde. vormen van prediking en eeredienst, door mannen vaak, die nooit academie of seminarie bezocht hadden, en dat alles gedrukt door de veroordeeling der publieke meening; voorwaar, het verschil in geestesrichting was en is te groot, om een vereenigd kerkelijk streven vooralsnog mogelijk te achten".

IV. De afscheiding en de Christelijke Gereformeerde Kerk. „De naam: Christelijke Gereformeerde Kerk, is door de afgescheidenen gemeenschappelijk aangenomen op de synode van Middelburg Anno 1869. Al de Prov. Synoden hadden een voorstel om in een legale, d.i. wettelijke verhouding tot den Staat te komen, met een door allen gewilden naam. De Docent Van Velzen adviseerde dat de Kerk zich zou bekend maken bij de Regeering als: de Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland, en zie, de synode vereenigde zich met dit advies; de lang bestaan hebbende scheuring tusschen de gemeentpn, die tot nu toe als Christelijke Afgescheidene Gemeenten bekend waren, en *die zich vroeger gereformeerde gemeenten onder het kruis, laatstelijk alleen gereformeerde gemeenten genoemd hadden, werd geheeld; de Regeering maakte niet het minst© bezwaar om dien naam te erkennen, en in het volgende jaar was de Christelijke Gereformeerde Kerk in eene legale verhouding tot den Staat, volgens de wet van 1853, en staat zij in dezelfde betrekking tot den Staat, als al de overige in het Rijk bestaande kerkgenootschappen.

Ook in deze geschiedenis is God. Jaren lang had men er naar gestaan om, zoo als men het noemde, als kerk erkend te worden door den Staat. Jaren lang was men gestuit op het woord: gereformeerd. De Regeering wilde met dien naam niet erkennen; de gemeenten wilden dien naam niet afstaan. Toen het 's Heeren tijd was, ging alles zonder slag of stoot. En op di© Synode van Middelburg geloofde en zeide men: dit is van den Heer e geschied, en het is wonderlijk in onze o o gen ! Het was God, die, door den dienst van den oudsten der leeraren aan de Theologische School, medestrijder en lijder met de jaren lang verdrukte, afgescheiden© gemeenten, aan die gemeenten den naam teruggaf, di© haar wezen uitdrukt, en voor de gansche natie d© aanwijzing moet zijn, dat zij eene historische voortzetting is van de

fc«rk der martelaren, de Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland.

Gering en van klein© kracht staat daar nu de Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland, met haar ruim honderd duizend leden, haar meer dan twee honderd leeraren, haar Theologische School met vijf leeraren, ©n met vele lager© scholen, met haar roem en haar kruis, als arm en toch velen rijk makende. In hare geschiedenis is de gemeente en het gemeenteleven ontwikkeld, en heeft zich, voor tijdgenoot en nakomeling, een© nieuwe gedachte uitgesproken. De gedacht© namelijk, van geheele onafhankelijkheid van Jezus' gemeente tegenover den Staat. De vervolgingen, waaraan de eerste afgescheidenen zich zagen blootgesteld, wai< en satanisch, en de eisch, tot afstand van all© stoffelijk© voorrechten der Grereformeerde Kerk, in ©Ik opzicht onrechtvaardig. Maar God heeft daardoor ook Zijn raad vervuld en het getoond dat Zijne wegen hooger zijn dan d© onz©. Alle pogingen öm stoffelijken onderstand van den Staat t© verkrijgen, mislukten tot op den huldigen dag, en de synode van 1872 heeft als beginsel het uitgesproken: geen geldelijk© ondersteuning van den Staat behoort de gemeente des Heeren te eischen. Eene kerk, die zulk een beginsel metterdaad vertegenwoordigt in de tegenwoordige maatschappij, zou alleen daarin een bestaansrecht hebben, dat niemand haar op goede grondöi betwisten kan. Indien zij maar leeft, zal de zaak van hare geboorteacte ook wel in orde komen. Van twee beschuldigingen zal de Christ. Geref. Kerk zich echter niet kunnen zuiveren. Vooreerst, dat zij d© synode in Den Haag niet erkent als een wettig, gereformeerd kerkbestuur, en ten andere, dat zij bestaat, alleen door de kracht die God verleent, in de offervaardigheid harer leden".

In het Jaarboekje voor het jaar 1875 sdireef Gispen nog over Drie Gedenkdagen in 1874: 't Kroningsfeest, Leid©ns ontzet en het veertigjarig jubileum der Afscheiding. Laatstgenoemd opstel begint aldus: „Moeielijk zal men, uit d© nieuwste kerkgeschiedenis, behalve d© Vrij© Kerk van Schotland, eene tweede Kerk kunnen aanwijzen, die uit zoo geringe beginselen ontstond, en in weerwil van den veelzijdigen tegenstand, ©n d© maatschappelijke geringheid van de meesten barer leden, zoo groot eene uitbreiding verkreeg, in een betrekkelijk kort tijdsbestek. Velen hebben dit niet verwacht en wellicht ook niet gewenscht. Maar de Almachtige zegt: Ik zal werken, en wie zal het keeren? "

Dezelfde gedacht© sprak Gispen in 1875 uit bij de herdenking der afzetting van Brummelkamp te Hattem. Aan d© to©n door hem gehouden toespraak zij nog het volgend© ontleend: „De oude lieden, die voor een veertigtal jaren zich hebben overgegeven en toegewijd aan den Heere, en voor de waarheid en het recht van 's Heeren gemeente hebben geleden en gestreden, sterven langzamerhand weg, zoodat het getal van levend© g©tuigen dagelijks kleiner wordt. En van d© mannen die de voorgangers geweest zijn in de Scheiding, zijn ons, in Nederland, nog slechts twee overgebleven: onze Van Velzen en Brummelkamp, en liunne vergrijsde schedels verkondigen reeds, dat de last der jaren op hen drukt. Vurig wenschen en hartelijk bidden we, dat we nog lang in iimi bezit ons mogen verheugen, dat ze nog lang de sieraad en kroon onzer kerk zullen blijven, maar zekerheid hebben we van geen dag des levens, ©n op het onverwachts kunnen ook zij ons ontvallen. En met hen leven nog enkele ouden, hier en elders, die zich in dien tijd waarlijk geheel overgegeven ©n toegewijd hebben, met woorden niet alleen, maar in kracht; toegewijd met hun goeden naam, hun geld en goed, met hunne maatschappelijke betrekking, met aUes wat zij waren en hadden; mannen en vrouwen die in waarheid de keus van Mozes hadden gedaan, om liever met het volk Gods kwalijk behandeld te worden dan voor ©en tijd te genieten, wat in hun oog een© genieting der zonde was. Bij de onmiskenbare verslapping van den ijver voor hetgeen waar is en goed, kan het zijn nut hebben nog in hunn© tegenwoordigheid te gedenken den moed huns geloofs, en de oprechtheid hunner overgave aan den Heere en Zijn dienst.

Maar ook met het oog op den toestand der kerk, die wij toebehooren, laat ons feestvieren, uit een innig gevoel van 'dankbaarheid aan God. Mij is uit d© k©rkgeschiedenis geen tweede g©val bekend, dat ©ene kerkelijke beweging, met zulk een geringen aanvang, en waarin bijna uitsluitend lieden uit den kleinen burgerstand en daarbeneden, onder voorgang van enkele jeugdige predikanten, betrokken waren, zulk eene vastheid en uitbreiding heeft gekregen, in het korte tijdsbestek van nog geen vijftig jaren. Over het gemis aan tegenkanting en felle bestrijding heeft de Scheiding niet te klagen. En toen de vervolging met uiterlijk', kerkelijk en staatkimdig geweld ophield, ja eer die nog opgehouden was, ging zij in haar ©igen ingewanden wroeten, en onbewust, door vele kleingeestig© broedertwisten, het jammerlijk schouwspel aan de maatschappij toonen, van een huis dat tegen zich zelven verdeeld is. De t©g©nstanders, di© de Scheiding met geweld hadden willen uitroeien, konden, dus meenden zij, die taak nu aan d© Gescheidenen zelf overlaten. En toch is het niet geschied. En toch staat daar nu de Christelijk© Gerefor­ meerde Kerk in Nederland, op één na het talrijkste van alle Pxotestantsche Kerkgenootschappen. Door den Staat verongelijkt, door de toongevende menigte uitgelachen, doo-r vele broeders in het geloof doodgezwegen of scherp gekritiseerd: toch is zij er. Haar aanziende wordt ons hart tot ootmoed gestemd. D© twee mannen, die voor veertig jaren haar voorgangers waren, genoten, wat niet allen uitstekende dienaars des Heeren te beurt viel. Zij mochten de vrucht van hun strijd nog op aard© aanschouwen. Bij gelegenheid van 'sKonings regeerings-jubilé werd de oudste hunner in de orde d©r Nederlandsche Ridders opgenomen. Op zichzelf, nietwaar? beteekent dit voor ernstige, Christelijke mannen niet veel. Een lintje met eön kruisje er aan, dit is alles. Maar in verband met d© geibeurtenissen, die acht©r liggen, is h©t groot te noemen als Oranjes hand de borst, van hem die eens een rebel en kerkelijk© oproermaker g©scholden werd, versiert met den fieren Iteeuw van Nederland!"

Bij het halve-eeuwfeest der Afscheiding schreef Gispen in „De Vrije Kerk" onder „Maandehjksche Kout" over de feestviering te Ulrum op 13 ©n 14 October 1884: „Schrijver dezes viel het ten deel gehuisvest te zijn op dezelfde plaats en onder dezelfde balken waar, voor vijftig jaren, bijna geheel de Hervormd© Gemeente van Ulrum, met haar kérkeraad ©n haar pr©dikant, voor h©t aangezicht des Heeren nederknielde, zich met lijf en goed aan Hem gevende, wiens woord en waarheid door al de kerkbesturen der Hervormden verworpen werd, en waar zij, opstaande, het ambt aller geloovigen aanvaardd©, en de Act© van Afscheiding en wederkeering teekende.

Treffende oogenblikken werden, op dit halveeeuwfeest door degenen, die er bij tegenwoordig konden zijn, doorleefd.

Wat ©en aanblik leverde de flinke en smaakvol versierde Christelijke school op, met al die vroolijke kindergezichten! En, als tegenstelUng in het midden der kleinen, de eenentachtigjarige weduwe van Hendrik de Cock, met een nog blozend gelaat, de sierlijke kroon der grijsheid op het hoofd, met krachtige, geestig© oogen en verstandig© lippen, de jeugd toesprekend en opwekkend tot den liefdedienst des Heeren, die haar, zoowel in dagen van strijd als van rust, nooit he©ft verdroten. Vrouw© V©nema is ©en krachtig bewijs voor de stelling, dat het voor een predikant van d© grootste beteekenis is, ©ene godvreezende vrouw te hebben, die haar man niet in den weg staat, als hij somtijds tot moeielijfce ©n zware plichten geroepen wordt, maar hem steunt en troost en waarlijk eene hulp© is tegenover hem. Zij d© Heer© haar meer en meer tot een alvervuUend God, ©n spare Hij haar nog lange voor allen die haar, als moeder ©n grootmoeder, als zuster ©n vriendin, zoo ongeveinsd liefhebben!

Onze broeder Koers, de tegenwoordige leeraar der gemeent©, sprak in het nette kerkgebouw een flink en ter zake dienend woord, en aan vader Van Velzen en vader Brummelkamp kon niemand merken, dat ze al een endje in de zeventig zijn, en dat er zooveel over hunn© hoofden is heengegaan, sinds het oogenblik, waai-op zij de zaak van den verdrukten Ulrumschen broeder, als des Heeren zaak erkenden. In hen zien w© bev©stigd de woorden uit den veertigsten psalm:

Wel hem, die 't Opperwezen Dus kinderlijk mag vreezen. Op Hem vertrouwen .stelt. En, in gevaar, geen kracht Van ijdele trotsaards wacht. Van leugen of geweld!

Glanspunt van het feest was natuurlijk de Rede van professor de Cock. Een rede keurig van inhoud en vorm beide. Het oogenblik waarin de zoon zijn© moeder toesprak kan niet beschreven worden. Het raakte de teederste snaren van het Christen-, het menschenhart.

Vanwege het Hervormde Kerkbestuur werd ons de lieve attentie bewezen om gelegenheid te geven de kerk te bezichtigen, waar de Cock werd uitgedreven. Evenals voor ruim vijftig jaren klauterde de oudste zoon van den verdreven leeraar op den kansel, om ons een© aanschouwelijke voorstelling te geven hoe hij, als een knaapje van tien jaren, door zijn vader, dienzelfden kansel, die toen door vier veldwachters bewaakt w©rd, werd opgezonden, om een boodschap aan de gemeente over te brengen, die de kleuter van een redenaar echter niet durfde uitsprek©n, wijl hij nauwelijks zijn neus boven den Bijbel kon brengen en bang werd toen hij, van dat hoog© standpunt, al die menschen zag.

Door onderscheiden leeraren en een diaken uit de stad Groningen werden in de avondbijeenkomst nog woorden gesproken van herinnering en dank en opwekking. In woord ©n lied éénzelfde grondgedachte. Het feestelijk samenzijn maakte den indruk van een fuga voor orgel, waarvan de grondgedachte is: Soli Deo Gloria!

Een woord van dank en erkenning moet ons van het hart voor Ulrums Burgemeester! Het was of Z.E.A. wilde goed maken wat zoovelen zijner ambtgenooten, in de eerste helft dezer eeuw, aan de afgescheidenen misdaan hebben. God zegene hem daarvoor; en Hij zegene heel Ulrum, met de ge­ meente, die daar vergadert!"

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 maart 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

De Afscheiding.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 maart 1933

De Reformatie | 8 Pagina's